Biografie
Hetty Beck (Henriëtte Petronella Beck) werd geboren in Groningen. Haar ouders waren professor dr. Jan W. Beck (26 oktober 1856 – 3 maart 1918), hoogleraar klassieke talen en Suzanna Hermina ten Cate (8 juli 1856 – 23 juli 1925). Ze was de oudste van drie dochters. Toen ze 7 jaar was, verhuisde het gezin naar Amsterdam.
Hetty Beck trouwde met Jean H.L. Bossard (datum onbekend), die een concert- en theaterbureau had in Amsterdam. Uit dit huwelijk werd in 1915 dochter Suzanna Marianne geboren. Jean Bossard overleed vier jaar later, op 45-jarige leeftijd. Daarna is ze achtereenvolgens getrouwd geweest met A.W.F. Faassen en Otto H.P. Krüger.
Tijdens haar hbs tijd was ze regelmatig te vinden op het schellinkje in de Amsterdamse Stadsschouwburg, waar ze de smaak voor het toneel te pakken kreeg. Haar vader vond zijn dochter echter meer geschikt voor de Kunstnijverheidsschool. Maar al snel bleek dat toneel toch haar grote passie was en zij mocht haar middelbare tekenstudie eraan geven. De 2-jarige toneelopleiding aan de Marnixstraat bleek helaas niet geheel wat ze er van had verwacht, maar tijdens de opleiding die ze daarna bij de Max Reinhardt toneelschool in Berlijn mocht volgen, vond ze wel de ernst en de geestdrift voor het werk.
Links: Hetty Beck (geheel links) in " 't Cafétje", Die Haghespelers 1917. Rechts: Jan Musch en Hetty Beck in "Het genie", Die Haghespelers 1916. Foto's: M.M.Couvée. Collectie TIN.
Links: Hetty Beck enWilly Haak in Doña Rosita of de taal der bloemen, Toneelgroep Theater 1955. Foto: Particam Pictures/MAI. Rechts: Hetty Beck en Jacques Snoek in Een Zomer smeult tot as..., Toneelgroep Theater 1954. Foto: Lemaire en Wennink/MAI. Collectie TIN.
Carrière
In 1909 startte zij haar toneel carrière bij Eduard Verkade in het stuk Men kan nooit weten van Bernhard Shaw. Tussen 1913 en 1917 speelde ze bij het door Verkade opgerichte Haghespelers, een groep jonge spelers die vernieuwend wilden zijn aan het begin van hun carrière. Vervolgens was ze tijdens haar bijna 60-jarige toneelcarrière verbonden aan het Vereenigd Tooneel, het Hofstadttoneel, De Jonge Spelers, Toneelgroep Het Masker, Stichting Amsterdamsch-Rotterdamsch Tooneelgezelschap, Het Volkstoneel, G.G. Cabaret, de Toneelgroep 5 mei 1945, het Amsterdams Toneelgezelschap (A.T.G.), de Nieuwe Komedie en Toneelgroep Theater waar ze totaal in zo’n 65 stukken speelde.
Daarnaast sloot Hetty Beck zich in 1930 aan bij de VARA hoorspelkern van Willem van Cappellen waar ze gedichten voordroeg en aan veel hoorspelen meedeed. Het meest bekend was haar bijdrage aan de serie ‘Oome Keesje’ waarin zij ‘juffrouw Betje’ vertolkte. Zij was befaamd om het zeer natuurgetrouw kunnen nadoen van dierengeluiden. Jarenlang produceerde ze het geluid van de VARA-haan. Later speelde ze mee in films, onder andere ‘Het mes’ (1961) van Fonds Rademakers en ‘De Overval’ (1962) van dr. L. de Jong. Ze deed mee aan vijf tv-spelen uitgezonden door de KRO en de VARA.
Als jong actrice speelde Beck zowel oude vrouwen als jonge mannen. Vader Beck vond echter zo’n jongensrol maar niets en hij schreef in een brief aan Eduard Verkade: "Dat wensch ik niet." "Rollen klein of groot, ze waren me allemaal lief," zegt ze in een interview, "toneelspelen is een heerlijk vak, enorm boeiend. Maar wel vermoeiend, elke keer in de huid van een ander kruipen." Al in 1949, toen zij bij het ATG in ‘De Uitkomst’ van Herman Heijermans speelde, werd Hetty Beck de speelster van het moederlijke genoemd. "Haar sterke moederrollen, sober en diep doorvoeld, zo ingeleefd dat geen nuance, geen gebaartje of oogopslag ontbrak of te veel was’ en ‘Met een bezetenheid, een zuiverheid en van een doorleefdheid die elk woord van kritiek zelfs van de meest verwende toeschouwer uitsluit," was in enkele van de vele krantenrecensies te lezen.
In 1948 vierde Beck haar zestigste verjaardag in de Stadsschouwburg in Amsterdam met Ik herinner me moeder van John van Druten waarin ze de hoofdrol vervulde. Op haar zeventigste in 1958 speelde ze moeder Berta in De laatste verlofganger van Jan Staal bij Toneelgroep Theater in Arnhem, waarbij het publiek zich verbaasde nog steeds een indrukwekkende prestatie te zien van een volbloed actrice. Ook in dat jaar werd ze onderscheiden met de Bouwmeesterprijs voor de beste vrouwelijke bijrol in Mijnheer Puntila en zijn knecht Matti van Bertolt Brecht. Zij ontving bovendien de zilveren plaquette van de stad Arnhem. De journalisten uit die stad eerden haar uit respect voor de zuiverheid van haar talent.
Belangrijke rollen speelde zij in 1950 als moeder in De dood van een handelsreiziger van Arthur Miller, in 1956 als Grote Mamma in Kat op een heet zinken dak van Tennessee Williams en in 1961 als boerenvrouw in De Kaukasische krijtkring van Bertolt Brecht. Bij Toneelgroep Theater speelde ze in 1954 moeder Aase in Peer Gynt van Hendrik Ibsen. In de zaal werd de adem ingehouden toen ze gillend van angst over het toneel werd meegenomen op de rug van haar zoon Peer, gespeeld door Rob de Vries.
In 1967 nam Beck afscheid van het toneel in het stuk Dodendans van Arthur Strindberg, nadat ze lange tijd niet meer had kunnen spelen vanwege een gebroken heup en pols. "Het rolletje was geknipt voor me, ze hadden daar en klein persoon met stok voor nodig," vertelde ze.
De Jonge Spelers
Toen na de Eerste Wereldoorlog een periode van idealisme en optimistische verwachtingen ontstond, gaven veel kunstenaars met nieuwe vormen uitdrukking aan een hoopvolle tijd. In 1927 ondertekende Hetty Beck samen met ruim vijftienhonderd anderen het Antimilitairistisch pamflet Pamflet mobiliseren, gericht aan het Departement van Justitie. Maar toen in 1929 een economische crisis en werkeloosheid ontstond, groeide ook onder de toneelspelers het sociaal engagement, mede door dreiging van opkomend fascisme en oorlog. In 1932 werd Beck lid van de SDAP en sloot zich in dat jaar, tot 1934, aan bij de Jonge Spelers opgericht door Ben Groeneveld, in samenwerking met de SDAP en de VARA, met de overtuiging een belangrijke bijdrage te leveren aan de emancipatie van de arbeidersklasse. De groep speelde in besloten kring in kleine plaatsen, in buurthuizen, cafés of hotels. Het repertoire bestond uit actueel-politieke en sociaal-psychologische drama’s, maar er was ook aandacht voor ontspanning en vermaak. NSB’ers werden door de ordedienst van de SDAP de zaal uitgewerkt. Na 1934 bleef Beck behalve bij de VARA op freelance basis werken bij verschillende gezelschappen, waaronder ‘Toneelgroep Het Masker’ waar ze in 1940 onder andere meespeelde in het stuk Twaalf in de jurybank van Charles MacArthur, vertaald door Cruys Voorbergh.
1940-1945
In februari 1942 moesten alle kunstenaars zich aangemeld hebben voor de door de Duitsers ingestelde Cultuurkamer. Al eerder, op 15 september 1941, toen het joden werd verboden schouwburgen te bezoeken en op te treden, waaronder Jo Sternheim en Rob de Vries, verklaarde Hetty Beck zich met slechts negen andere acteurs solidair, waaronder drie vrouwen: Nell Knoop, Tine Medema en Mary Smithuysen. Ze heeft niet meer gespeeld tot het einde van de oorlog. Filmer Joris Ivens telegrafeerde vanuit Parijs: "Mijn bewondering voor een grote Hollandse comédienne, moedig verbonden."
In 1945 was ze weer present bij Toneelgroep 5 mei 1945 waar ze meespeelde in De naamloozen van 1942 van A. Defresne. "Ik heb in mijn leven geleerd dat je ook politiek moet meedenken," zou ze later in een interview zeggen.
Tijdens de oorlogsjaren bleef Hetty Beck joodse vrienden helpen. "Hetty, hoe kreeg je het toch voor elkaar om ons elke dag een pakje te sturen toen wij in kamp Vugt zaten," riep vriend Van der Kar huilend tijdens haar uitvaart in 1979. Vanaf 1944 werkte ze illegaal voor de verzetskrant ‘De Waarheid’. Terwijl ze haar aantekeningen voor deze krant nog net op tijd kon wegstoppen onder de bodem van haar tas, kreeg ze bezoek van NSB’ers. "Hoewel ik toen al sinds 1940 weg was bij de VARA, waren de heren op slag helemaal vertederd toen ze ontdekten bij ‘juffrouw Betje’ te zijn beland. Het was mijn redding," vertelde ze. Dat eerste oorlogsjaar was ze al gestopt bij deze omroep mede door hun deelname aan de nationaalsocialistische Winterhulp. Maar in 1945 werd ze weer uitgenodigd bij de VARA en er werd nergens meer over gesproken. In 1950 echter werd ze ontslagen omdat ze had opgetreden bij een communistische bijeenkomst op het Amsterdamse Waterlooplein. Dat jaar stopten ook de uitzendingen van ‘Oome Keesje’.
Rosa Spierhuis
Hetty Beck behoorde tot de eerste bewoners van het in 1969 in gebruik genomen Rosa Spierhuis, rusthuis voor kunstenaars, schrijvers en intellectuelen. Ze kwam daar oud-collega’s tegen en ze ontmoette nieuwe inspirerende mensen die andere vormen van kunst beoefenden. Zoals iedereen bleef ook zij zolang mogelijk actief. Zij poseerde bijvoorbeeld voor een schilder terwijl ze een ander voorlas die zelf niet meer kon lezen. Ook deze rol vervulde ze met grote eerbied zoals iedere rol die ze had gespeeld in haar leven. Tien jaar later overleed zij op deze plek.
Theater CV
Hetty Beck heeft bijgedragen aan 142 productie(s).
Hetty Beck heeft gewerkt in de volgende functies:
- BeeldtAf - Zie lijst (A-Z) of lijst (datum)
- Bewerking - Zie lijst (A-Z) of lijst (datum)
- Uitvoerende - Zie lijst (A-Z) of lijst (datum)
- Persoon - Zie lijst (A-Z) of lijst (datum)
Het gehele overzicht van voorstellingen waaraan Hetty Beck heeft meegewerkt, voor zover geregistreerd in de Theaterencyclopedie:
NB: Bij de carrièreoverzichten zijn de voorstellingen gekoppeld aan de premièredatum. Het kan echter voorkomen dat personen niet aan de première meewerkten, maar pas later bij de voorstelling betrokken raakten.
Hetty Beck (1888 - 1979) was een Nederlandse actrice en politiek activiste.
Zie ook
- Haarplukjes van Hetty Beck, over dit bijzondere object uit de Theatercollectie.
Bronnen
- rapportencentraleinlichtingendienst waar het ‘Pamflet mobiliseren’ is te vinden
- Scenarium 6 onder redactie van E. Alexander, R.L. Erenstein en W. Hogendoorn
- Privé archief Jet Kuiper (kleindochter van Hetty Beck en auteur van dit artikel, maart 2014) waarin persoonlijke aantekeningen van Hetty Beck, foto’s en veel krantenknipsels
- Productiedatabase