Uit TheaterEncyclopedie
Ga naar: navigatie, zoeken


Peter Zadek. Deutsches Schauspielhaus Hamburg, 1979.jpg


Peter Zadek. Deutsches Schauspielhaus Hamburg, 1979. Fotograaf; Gustav Hildebrand.

NaamPeter Zadek
Geboortedatum19 mei 1926
Geboorteplaats Berlijn
Overlijdensdatum30 juli 2009
Overlijdensplaats Hamburg
BeroepRegisseur, Intendant
DisciplineToneel, Film, TV
TrefwoordenStadttheater Ulm, Theater der Freien Hansestadt Bremen, Schauspielhaus Bochum, Deutsches Schauspielhaus Hamburg, Berliner Ensemble, Wiener Burgtheater
Externe databases:
IMDb
VIAF
(LD) Wikidata
Bekijk de van Wikimedia / Wikipedia over Peter Zadek


Unknown.png

Info Waarde uit Wikidata
Titel: Peter Zadek (Q63185)
Beschrijving: Duits filmregisseur
Afbeelding: Geen afbeelding beschikbaar
Wikimedia Commons: Niet beschikbaar
Geboortedatum: 19 mei 1926
Geboorteplaats:
Overlijdensdatum: 30 jul 2009
Overlijdensplaats:
Wikimedia Commons: Niet beschikbaar
Beroep(en) - WD: Q3387717;

Q2526255; Q333634; Q28389; Q3455803; Q60687737;

Beroep(en) - TE: Onbekend;

Onbekend; Vertaler; Onbekend; Regisseur; Intendant;

VIAF id: 98321177
RKD artist id: Onbekend
IMDB artist id: nm0951731

Kindheid en Jeugd in Berlijn, Londen en Oxford

Peter Zadek werd als kind van joodse ouders op 19 mei 1926 in het Berlijnse stadsdeel Wilmersdorf geboren. Zijn moeder Susanne stamde uit een rijk geassimileerd gezin. Ze hield van de kunsten en was in een eerste huwelijk met de dichter Alfred Lemm getrouwd. Nadat Lemm jong overleden was, trouwde ze met de koopman Paul Zadek, die weinig belangstelling voor kunst, maar ook voor zijn eigen beroep had. Als het aan hemzelf had gelegen zou hij ambachtsman geworden zijn, maar dat was in goedburgerlijke joodse gezinnen destijds geen optie, zoals Peter Zadek in zijn interviews en autobiografische boeken vertelde. Moeder Susanne wenste voor haar zoon een toekomst als kunstenaar. Hij moest viool leren spelen, wat hij in het begin helemaal niet leuk vond.[1] Later musiceerde hij wel graag, maar voor een carrière als solist was hij niet goed genoeg. Aangezien hem een loopbaan als orkestviolist niet interesseerde, verwierp hij later alle plannen voor een toekomst als musicus en richtte zich op het toneel.[2]

Peter Zadek verbleef de eerste zeven jaren van zijn leven in zijn geboortestad Berlijn. Daarna emigreerde de familie naar Londen, tegen de wil van de moeder in. Susanne Zadek voelde zich namelijk door en door Duitse en nam waarschuwingen voor de Nazi’s niet serieus.[3]
Zijn school- en studietijd bracht Peter Zadek vervolgens in Engeland door. Peter werd eerst naar de “King Alfred School” gestuurd, waar hij alle vrijheden had: hij moest niet leren, maar mócht leren. Er bestond geen dwang. Op de lange termijn frustreerde hem deze overmatige vrijheid en zocht hij naar leiding en duidelijkheid. Op een andere manier kon hij niet leren en zich niet ontplooien.[4]
Gedenkplaat, Offenbacher Str. 24, Berlijn Wilmersdorf. Hier woonde Peter Zadek 1926-1933.
Ook later als regisseur had hij een dergelijk “korset” nodig om zich te kunnen ontwikkelen. Zijn meest belangrijke intendant in Duitsland, Kurt Hübner, was streng, autoritair maar ook vol begrip en werd daardoor een ideale leidinggevende voor hem. “Am besten lebe ich in einer toleranten (auch tolerierenden Diktatur). Kurt Hübners verschiedene Theater (in Ulm, Bremen, zuletzt Berlin) entsprachen diesem Bedürfnis genau.” (Vertaling: Het best leef ik in een tolerante (ook tolererende) dictatuur. De verschillende theaters van Kurt Hübner (in Ulm, Bremen en uiteindelijk in Berlijn) voldeden perfect aan mijn behoeftes.)[5]

Thuis in Londen werd van begin af aan Engels en geen Duits meer gesproken, om zo snel mogelijk aan de nieuwe taal te wennen. Zijn moedertaal verleerde hij snel. [6]
Als volwassen man benadrukte Zadek steeds dat hij de Engelsen bewonderde, dat ze veel voor de joodse emigranten gedaan hadden, maar dat hij met hun “kilheid”, hoe hij het noemde, nooit terecht kwam. Hij voelde zich in de Engelse maatschappij een buitenstaander, zowel als Jood als ook als Duitser. Voor de rest van zijn leven zou hij zich altijd als "mix" waarnemen, niet echt Duits, niet echt Engels en ook niet echt joods, want zijn ouders vierden geen joodse feesten en hielden zich niet aan religieuze wetten.
Nadat in hun tuin een bom ingeslagen was, werd de familie naar Oxford geëvacueerd. Hier studeerde Peter later germanistiek, Frans en muziek. Hier kwam hij in 1944 ook voor de eerste keer (semi)professioneel in aanraking met het toneel: het studententoneel.[7]

Het toneel begint

De groep noemde zich “OUDS” (“Oxford University Dramatic Society”) en men speelde in de tuinen van de campus “Measure for Measure” van William Shakespeare. Een van de hoofdrolspelers was niemand minder dan de latere wereldster Richard Burton.[8] Ook Zadek werkte bij deze productie als acteur mee, weliswaar in een bijrol. Hij zou in de toekomst nog maar heel zelden op een bühne staan. Hij vond zich zelf een slechte acteur en kon zijn tekst uit nervositeit maar moeilijk onthouden.[9][10] Toen hij in de voorlaatste film van Rainer Werner Fassbinder “Die Sehnsucht der Veronika Voss” (1981) in een korte scene een regisseur te vertolken had, struikelde hij weer over zijn tekst. Uiteindelijk liet Fassbinder hem de paar zinnen vrij improviseren. Op die manier viel de druk van hem af, waardoor hij plotseling zijn tekst (bijna) correct kon spreken, zoals die in het script stond.[11]

“Measure for Measure” (dt. “Maβ für Maβ”) was zijn eerste ontmoeting met Shakespeare, die voor zijn toekomstige carrière de belangrijkste auteur zou worden. Dit stuk zou Zadek later nog vaker ensceneren. Andere werken waarmee hij zich als regisseur herhaaldelijk bevatte waren “Hamlet” en “The Merchant of Venice” (dt. “Der Kaufmann von Venedig”), beide eveneens van Shakespeare, en “Der Geizige“ (“L”avare ou l’école du mensonge”) van Molière.[12]
Eva Mattes als Gertrude in "Hamlet" van William Shakespeare. Regie: Peter Zadek. Volkstheater Wien, 1999

Nog tijdens de oorlog keerde Zadek voor korte tijd naar Londen terug om als hulpleraar aan een school te werken. Na de Duitse capitulatie nam hij zijn studies in Oxford weer op, maar verveelde zich dodelijk. Hij wilde iets doen, actief zijn en niet langer theoretische studies volgen. Zo kwam het goed uit dat juist op dat moment de allereerste regieschool van Engeland opende, aan het gerenommeerde “Old Vic Theatre”. Hij werd als student aangenomen. Een van zijn medestudenten was de Griek Michael Cacoyannis, die later door zijn film “Alexis Sorbas” internationale roem verwierf.
Ze kregen naast lessen in regie ook onderwijs in decor, licht en theatergeschiedenis. Zadek waardeerde het sterk aan de theaterpraktijk georiënteerd onderwijs, wat hij later aan de Duitse regiescholen pijnlijk miste.
Naast zijn studie werkte Zadek al aan zijn eerste ensceneringen, twee korte stukken op een avond: “Salome” van Oscar Wilde en “Sweeney Agonistes” van T.S. Eliot.[13] Aangezien het voor “Old Vic”-studenten verboden was om buitenshuis te ensceneren, moest hij de school na een jaar alweer verlaten. Een andere reden was dat men zijn decorontwerp afkeurde dat hij als proefstuk aan het einde van het eerste studiejaar moest afleveren. Men vond zijn ontwerp “te experimenteel”. Op dat moment voelde hij dat de Engelsen een heel andere smaak wat betreft toneel hadden dan hij.

Engels toneel, Duits toneel

Aangezien het Engelse theater commercieel georganiseerd is en geen of nauwelijks subsidies ontvangt, moet het geld zelf verdiend worden. Toen Zadek in 1958 naar Duitsland kwam, kon hij in eerste instantie niet geloven hoeveel geld de staat en de steden voor toneel ter beschikking stelden, hoeveel schouwburgen in Duitsland bestonden en hoeveel weken, soms maanden men tijd voor de repetities had.[14]
In Engeland hield men niet van het “experiment” op de bühne, want daaraan was altijd een financieel risico verbonden. Men prefereerde conventionele, realistische opvoeringen.[15] Het brede publiek wilde entertainment. Toen Zadek als kind naar Engeland kwam, was “Music hall” (programma’s met sketches, muziek, dans en gezang) nog steeds geliefd, ook al was het hoogtepunt ervan al voorbij. “Pantomimes” (stukken voor kinderen die rond de kersttijd opgevoerd werden) en komedies (bijvoorbeeld van de allround-kunstenaar Noël Coward) zorgden voor volle huizen. In de Music Hall-theaters kon men ook eten en drinken en bij de pantomimes mocht het publiek meezingen.
Opvoeringen van stukken van Shakespeare werden conventioneel afgeleverd, met grote acteurs zoals Laurence Olivier, John Gielgud en Peggy Ashcroft als trekpleisters. Experimentele elementen ontbraken echter ook in deze opvoeringen van klassieke werken.
Zadek kende de Engelse toneelkunst wel een gevoel voor humor en timing toe, maar zocht er tevergeefs naar diepte. Hij noemde het Engelse theater “eine verlängerte Cocktailparty”, dus een soort conversatietoneel, dat op de smalltalk van een cocktailparty leek.[16] Het Engelse theater had, zo beschreef hij het ironisch, zijn wortels in het circus; het Duitse aan de universiteit.[17]
Toen hij in 1956 twee gastopvoeringen van het Oost-Berlijnse Berliner Ensemble in Londen zag, namelijk “Mutter Courage” en “Der kaukasische Kreidekreis” van Bertolt Brecht, herkende hij dat toneel ook intelligent kon zijn.
Peter Zadek tijdens een repetitie. Deutsches Schauspielhaus Hamburg, 1979


“Das war das erste, was mir auffiel. Daβ Theater nicht nur emotional und ästhetisch, sondern auch intelligent sein kann. Da können intelligente Menschen auf der Bühne intelligente Sachen sagen und sich über Probleme unterhalten, die ein biβchen gröβer sind als A cup of tea.”[18]
(Vertaling: Dat was het eerste wat mij opviel: Toneel kon niet alleen maar emotioneel en esthetiek zijn maar ook intelligent. Hier konden intelligente mensen op een bühne intelligente dingen zeggen en het over problemen hebben, die een beetje meer substantie hadden dan “a cup of tea”.)


Jean Genet in Londen; Theater in Wales; Film en TV

In de jaren vijftig werkte Zadek aan talrijke kleine theaters in Londen, Fringe-theatres of ook Off-theatres genoemd. Tot zijn belangrijkste ensceneringen uit deze tijd telde hij later “The maids” (“Les bonnes”) en “The balcony” (“Le balcon”) van Jean Genet. Net zo belangrijk en leerrijk waren voor de jonge regisseur de twee jaren die hij in Wales werkte.[19]

De stukken van Jean Genet in de jaren vijftig op een Engelse bühne te vertonen was een moeilijke taak. Typische Genet-onderwerpen zoals (homo-)seksualiteit en sadomasochisme, hoe gecamoufleerd of esthetisch dan ook gepresenteerd, waren in Groot-Brittannië (openlijk) bijna onbespreekbaar. De censor, het beruchte “Lord Chamberlain’s Office”, lag overal op de loer.
Zadek lukte het in 1952 toch om “Les Bonnes”, een stuk uit 1947, in Londen op te voeren, want men speelde het maar één keer, bovendien in het Frans en voor een heel klein publiek. De opvoering vond in het “Mercury Theatre” plaats, een verbouwde kerk in Notting Hill, en werd een groot succes. Daarna ensceneerde Zadek het stuk ook in het Engels, weliswaar weer voor een klein publiek. De auteur was tijdens de opvoering aanwezig en bovenmate tevreden met wat hij zag. Daarom besloot hij in 1957 om de Engelse première van zijn nieuwe stuk “Le balcon” aan Peter Zadek toe te vertrouwen en niet aan Peter Brook, zoals het oorspronkelijk gepland was.[20][21][22]
Toen Genet bij een van de laatste repetities van “Le balcon” opdook, raakte hij helemaal overstuur. Het stuk dat in een bordeel speelt was realistisch geënsceneerd, niets was gestileerd neergezet zoals de dichter het zich had voorgesteld. Toen de woedende Genet dreigde om Zadek te vermoorden werd hij door de politie afgevoerd en mocht hij het theater daarna niet meer betreden.[23]

Door deze twee Genet-ensceneringen kreeg Zadek het inzicht dat ook in de toekomst een realistische opvatting van het toneelstuk enerzijds en de psychologie van de figuren en de acteurs anderzijds de uitgangspunten van zijn regiearbeid moesten zijn. Hij interesseerde zich ook later, in de jaren zestig en zeventig, helemaal niet voor het toentertijd in Duitsland moderne concepttheater. Anders als hij hadden zijn sterk gepolitiseerde collega’s Peter Stein en Claus Peymann al vóór de eerste repetitie hun ideologisch gekleurd concept klaar. Ze interesseerden zich voornamelijk voor de maatschappelijk relevante aspecten van een werk, de tekst stond centraal en niet de acteur. Bij Zadek moest daartegen aan het begin de chaos zijn, zoals hij het zelf noemde, alles moest open en mogelijk zijn. Welke richting zijn enscenering uiteindelijk insloeg hing alleen van de acteurs af en hun specifieke psychologische dispositie.
De belangrijkste artistieke begrippen waren voor Zadek fantasie en associatie. Een stuk en een acteur moesten bij hem de fantasie op gang brengen, associaties uitlossen, hem inspireren. Deden ze dat niet, dan waren ze voor hem oninteressant. Het werd uitgeprobeerd, vastgehouden, verworpen. Acteurs, ook al speelden ze geen hoofdrol, kregen door hun (psychologische) eigenaard en hun kracht soms zelfs de macht middelpunt van een enscenering te worden. Deze vrije, open werkwijze hield Peter Zadek tot het einde van zijn carrière aan.[24][25] ,

In 1954 en 1955, dus tussen zijn ensceneringen van de twee Genet-stukken, werkte Zadek in Wales, eerst in Swansea en daarna in de mijnwerkersstad Pontypridd. [26] Wat hij hier leerde was vooral tempo en onder druk werken: Zadek moest elke week een ander stuk op de bühne brengen, dus 52 premières per jaar afleveren, altijd met dezelfde acteurs. Het repertoire omvatte stukken uit alle tijdperken, stijlen en genres; Shakespeare (“Hamlet”) net zo als Jean Cocteau (“Les parents terribles”), George Bernard Shaw (“Saint Joan”) en Joseph Kesselring (“Arsenic and old laces”).
Zadek beschreef zich in zijn interviews als een langzame mens, iemand die graag uitgebreid over dingen nadacht en het liefst maandenlang repeteerde, wat hem uiteindelijk pas in Duitsland zou lukken.[27] In Wales had hij groot respect voor de acteurs die overdag repeteerden, s’ avonds speelden en s’ nachts alweer de tekst voor het volgende stuk leerden. Hemzelf putte dit razende productietempo uit, maar tegelijkertijd werd hij “tot een professionaliteit gedwongen, die hij anders nooit zou hebben kunnen verwerven” (”Aber es hat mich zu einer Art von Professionalität gezwungen, die ich sonst bestimmt nie gekriegt hätte.”)[28]

In de jaren vijftig begon hij zich naast zijn intensieve toneelarbeid ook met het medium film te bevatten. Hij draaide talrijke kunstenaarsportretten en live TV-producties voor de BBC. Zijn eerste speelfilm, over een gehandicapte jongen, ontstond 1953: “Simon”.[29]

Terug in Duitsland - Keulen (1958)

In 1958 ontmoette Zadek in Londen de Duitse Jörg Wehmeier van de uitgeverij “Kiepenheuer & Witsch”. Wehmeier stelde aan hem voor om het stuk “Kapitän Bada” van Jean Vauthier uit hun uitgeverij in het kleine “Theater am Dom” in Keulen te ensceneren; een werk in de traditie van het absurde theater.[30]
Zadek volgde de uitnodiging naar zijn geboorteland en was niet weinig verbaasd wat hij daar aantrof. Anders dan in het armoedige naoorlogse Engeland leek hem Duitsland, ondanks dat het gedeeltelijk nog een grote puinhoop was, als een land van melk en honing. In een van zijn laatste interviews, met het dagblad “Die Welt”, kwam hij op zijn eerste indrukken van Keulen terug, zowel van het dagelijkse leven als ook van het toenmalige toneel:

“Ich erinnere mich daran, dass man alles essen konnte. In Deutschland wurde furchtbar viel Kuchen gegessen, unter anderen auch von mir. Das Theater fand ich stur, rhetorisch, altmodisch. Aber es faszinierte mich mit einem Ensemble zu arbeiten. Ensembles gab es in England nicht.”[31]
(Vertaling: Ik herinner me dat men hier weer van alles te eten kreeg. In Duitsland werden vreselijk veel gebakjes gegeten, onder andere ook door mij. Het toneel vond ik stijf, retorisch, ouderwets. Maar ik was wel gefascineerd van het idee om met een ensemble te kunnen werken. Ensembles bestonden in Engeland niet.)

Zijn Engelse vrienden, de meesten waren joodse emigranten, trokken zich van hem terug toen ze hoorden dat hij naar Duitsland terug wilde keren. Zij konden zijn besluit niet accepteren. De Duitsers die hij ontmoette, vooral de jongeren, hadden 1958 al geen belangstelling meer om over het Derde Rijk en de Holocaust te praten. Hijzelf had er ook geen zin in. Wel vond hij het in de eerste jaren in Duitsland eng om mannen in uniform te zien. Hij vroeg zich vaak af of de een of ander die hij zag een nazi geweest was. Wat hem in deze samenhang ook opviel: mensen met een joodse achtergrond hadden het toen makkelijk om werk te vinden bij een krant of bij film en theater. Hij kreeg het idee dat het om “Wiedergutmachung” ging, dus om een behoefte het onrecht van vroeger weer goed te maken.[32]

Met zijn eerste enscenering in Duitsland zorgde hij direct voor een schandaal, want hij verstootte tegen dat wat men in het Duits “Sehgewohnheiten” noemt. Niets was, zoals men het kende op de bühne: Zadek vermengde in zijn opvoering tragedie en komedie, ernst en lachen, zoals dat in Engeland traditioneel gebeurde. In Duitsland werd tot die tijd daartegen tragedie en komedie strikt gescheiden. Dat er in tragische momenten, zowel in het leven als ook op het toneel, komische nuancen kunnen zitten, was een vreemde, volledig onbekende ervaring voor het Duitse publiek. Toen de vertwijfelde echtvrouw van Kapitän Bada tegen een muur zonder deur trommelend “driehonderd keer“ de zin “Wo ist der Ausgang hier?” (“Waar is hier de uitgang?”) herhaalde, verliet een grootdeel van het publiek scheldend het theater.[33][34]
Dat deze opvoering uiteindelijk niet alleen een schandaal maar ook tot een sensatie en succes werd, was aan de criticus Albert Schulze-Wellinghausen[35] te danken. Deze schreef in de “Frankfurter Allgemeine Zeitung” namelijk heel enthousiast over het debuut van Zadek in Duitsland.
Peter Zadek mocht direct daarna aan hetzelfde theater nog twee andere stukken ensceneren. “Die kahle Sängerin” (“La cantatrice chauve”) en “Die Unterrichtststunde” (“La Leҫon”) van Eugène Ionesco. Weer twee werken uit de wereld van het absurde theater.[36]
Tijdens de repetities van zijn eerste Duitse enscenering zat nog een tolk naast hem, want hij sprak nauwelijks Duits. Zodra hij zich in Duitsland thuis voelde, vooral als regisseur thuis voelde, sprak hij plotseling weer vloeiend Duits, van het ene moment op het andere. Dit fenomeen verbaasde hem zelf net zo als de acteurs.[37]
Uwe Bohm als Lancelot Gobbo in "Der Kaufmann von Venedig" van William Shakespeare. Regie: Peter Zadek. Wiener Burgtheater, 1988


Hoe Peter Zadek met acteurs werkte

In 1959 werd Peter Zadek voor de enscenering van “Ein verlorener Brief” van Ion Luca Caragiale aan de Städtische Bühnen Köln geëngageerd, een veel grotere schouwburg dan het “Theater am Dom”. De destijds al redelijk bekende, latere steracteur Michael Degen speelde de hoofdrol. Degen kon met de werkwijze van Zadek in eerste instantie helemaal niet uit de voeten.
De Duitse acteurs waren het toentertijd gewend dat de regisseur hen duidelijk zei wat hij van hen verwachtte. Ze waren het ook gewend dat op de zogenoemde “Leseproben”, waar men dagenlang met elkaar om een tafel zat en de tekst alleen maar las, de “Stellproben” volgden. Tijdens deze repetities werd door de regisseur bestemd welke acteur waar optrad, waar zijn tekst sprak en waar weer van de bühne af moest gaan. Elke beklemtoning van een woord, elk gebaar werd besproken en vastgelegd.
Deze werkwijze had Peter Zadek nooit geïnteresseerd. Integendeel: het had hem dodelijk verveeld. In Wales en Londen had hij weinig tijd om te repeteren, alles moest snel besloten worden. Maar in Duitsland was tijd geen probleem. Hier zocht hij de actieve deelname van de acteur. Hier wilde hij hun eigen persoonlijkheid en fantasie voelen, hun eigen ideeën over hun rol en het stuk in het spel terugzien. Daarom zei hij tijdens de repetities meestal heel weinig en liet hij de acteurs vaak maandenlang doen wat hen zelf inviel, liet ze gewoon improviseren.[38] Ze konden, vooral in zijn latere jaren, ook hun kostuums zelf kiezen of zelfs helemaal naakt optreden.[39]
Deze enorme vrijheid overweldigde de Duitsers in de jaren vijftig. Zij waren autoriteit gewend, in hun families, in de staat en ook op de bühne. Michael Degen, de hoofdrolspeler in “Ein verlorener Brief”, klaagde bij de intendant van de “Städtische Bühnen Köln” dat Zadek tijdens de repetities alleen maar stom observeerde en niets zei. Zadek voelde zich gekwetst door deze kritiek, ook omdat ze niet direct aan hem gericht werd. Hij wilde bijna zijn engagement opzeggen en naar Engeland terug te keren, toen hij met een Duitse vriend over de problemen met de acteurs sprak. Deze gaf hem een advies dat Zadek weliswaar vreselijk vond, maar toch in de praktijk bracht: op de volgende repetitie schreeuwde hij de eerste persoon die hij tegenkwam aan en kraakte hem compleet af. Zadek berichtte in zijn memoires: “Es herrschte sofort eine absolute Stille, die Schauspieler standen alle da und guckten und dachten, der Schlag hätte sie getroffen. Und von diesem Moment an habe ich nie wieder ein Problem in den Proben gehabt.”[40][41] (Vertaling: Direct was het doodstil. De acteurs verstijfden en keken alsof ze een harde klap gekregen hadden. Vanaf dit moment was er nooit meer een probleem tijdens de repetities.)
In Engeland had hij geleerd dat men met acteurs zacht moest omgaan, hoffelijk en discreet. Een van zijn leraren aan de Londense “Old Vic Theatre School”, Glen Byam Shaw, was aan het eind van een repetitie met elke acteur apart een rondje door de lege zaal gelopen en had hem zijn opmerkingen in het oor gefluisterd. In Duitsland moest je schreeuwen om serieus genomen te worden.[42]

Stadttheater Ulm (1959-1962)

Zadek, die al snel het besluit genomen had om in Duitsland te blijven, werd 1959 door Kurt Hübner, de nieuwe intendant van het Stadttheater Ulm, als huisregisseur geengageert. Aan dit theater bleef hij vier jaar lang verbonden. Tussendoor ensceneerde hij weliswaar ook aan diverse schouwburgen in andere steden zoals Hannover, Kassel, Hamburg en Berlijn.[43]
Het theatergebouw van Ulm was toentertijd nog een puinhoop als gevolg van de bommenregen uit de Tweede Wereldoorlog. Men speelde daarom in de aula van een meisjesschool waar er maar een hele kleine bühne ter beschikking stond met extreem bescheiden technische mogelijkheden. Aan de andere kant kon Zadek in Ulm met een heel enthousiast en hoog getalenteerd jong ensemble werken. Onder andere speelden hier Norbert Kappen, met wie Zadek al “Kapitän Bada” in Keulen geënsceneerd had, Elisabeth Orth, Hannelore Hoger, Peter Striebeck en Friedhelm Ptok. Allemaal acteurs die enkele jaren later al tot de crème de la crème van het Duitstalige theater telden.[44]

Hier coöpereerde Zadek ook de eerste keer met Wilfried Minks, die voor lange tijd zijn favoriete decorontwerper zou blijven.
Minks had al voor enkele kleine schouwburgen de decors ontworpen toen hij naar Ulm kwam, maar was van oorsprong kunstschilder, dus geen echt theatermens. Dat vond Zadek heel prettig, want beeldende kunstenaars voelden zich aan geen theatrale tradities of conventies gebonden. Tot zijn belangrijkste decorontwerpers telden naast Minks: Götz Loepelmann, Johannes Grützke, Erich Wonder, Daniel Spoerri en Karl Kneidl. Zij allemaal hadden opleidingen tot kunstschilders, grafici of beeldhouwers gevolgd.[45][46][47][48]
Bestand:Kurt Hübner (2de van rechts) op het balkon van het Theater der Freien Hansestadt Bremen, 1968


In Ulm liet Peter Zadek bij zijn keuze van stukken al zien wat voor hem altijd typerend zou blijven: Hij legde zich op geen epochen, geen genre en geen stijl vast. Hij ensceneerde klassieke zowel als moderne (vooral Engelstalige) stukken en zelfs musicals. Hij meed weliswaar zijn hele carrière lang het Duitstalige repertoire, op enkele uitzonderingen na, zoals: “Die Räuber” van Friedrich Schiller (Bremen, 1966), “Frühlings Erwachen” (Bremen, 1965) en “Lulu” (Hamburg, 1988) van Frank Wedekind en van Bertolt Brecht “Der Jasager und der Neinsager” (Berlijn, 1993) en “Mutter Courage” (Berlijn, 2003).[49]
Zijn eerste enscenering in Ulm was desondanks wel een Duitstalig stuk, namelijk “Der Besuch der alten Dame” van de Zwitserse auteur Friedrich Dürrenmatt. In een interview commenteerde hij de Duitstalige bühnen-literatuur als volgt: “Ich finde, bei Shakespeare geht es immer um Neugierde, und bei Brecht und auch bei Schiller um Besserwissen. Das ist vielleicht ein groβer Unterschied zwischen der angelsächsischen Haltung zu Theater und Leben und der deutschen.“[50] (Vertaling: Ik denk dat het bij Shakespeare steeds om nieuwsgierigheid gaat en bij Brecht en ook bij Schiller om betweterij. Dat is misschien een groot verschil tussen de Angelsaksische en de Duitse houding tegenover het toneel en het leven.)

Tot zijn belangrijkste ensceneringen in Ulm telden “Der Rebell der keiner war” (“Shadow of a Gunman”) van Sean O'Casey, “Die Geisel” (“The Hostage”) van Brendan Behan en “Maβ für Maβ” (“Measure for Measure”) van Shakespeare; het stuk waarmee zijn toneelcarrière in Oxford was begonnen. “Der Kaufmann von Venedig” (“The merchant of Venice”), ook van Shakespeare, ensceneerde hij in Ulm voor de eerste keer. Dit stuk zou hij nog drie keer op de bühne brengen.[51]
In de kleine provinciestad aan de Donau ensceneerde Zadek ook zijn eerste musical: “Wo ist Charley?” baserend op de Engelse boulevardkomedie ”Charley’s Aunt” (“Charley’s Tante?”) van Brandon Thomas, die in Duitsland ook door diverse verfilmingen heel bekend was.

“Die Geisel” werd 1962 door het Duitse theatervakblad “Theater Heute” tot “Aufführung des Jahres” (“productie van het jaar”) verkozen.[52] Het dagblad “Deutsche Zeitung” schreef enthousiast over dit destijds in Duitsland nog onbekende Ierse stuk uit het IRA-milieu:

”Zadeks Regie war von einer Brillanz und Genauigkeit, wie sie außer im Hamburger Schauspielhaus und im Berliner Schiller-Theater heute in Deutschland wohl nirgends vorkommen.”[53]
(Vertaling: De regie van Zadek was dermate briljant en precies zoals men het vandaag de dag in Duitsland alleen nog maar aan het “Hamburger Schauspielhaus” en het Berlijnse “Schiller-Theater” kan vinden.)

“Die Geisel” werd 1961 tijdens een gastvoorstelling in Berlijn vertoond. De invloedrijke criticus Friedrich Luft toonde zich uitermate enthousiast over de voorstelling en noemde het “het grote theaterschandaal waarop wij al sinds jaren met smart zaten te wachten.” (”Also, da hätten wir endlich den groβen Theaterskandal, nach dem seit Jahren so sehnsüchtig gerufen wurde.”)[54]

Toen Kurt Hübner Ulm verliet om intendant van het Theater der Freien Hansestadt Bremen te worden, volgde Peter Zadek hem. Retrospectief zei Zadek over de jaren in Ulm: “..drei Jahre Paradies. Es war die reinste, ungestörteste Theaterzeit, die ich je erlebt habe.”[55] (Vertaling: …drie jaar paradijs. Het was de puurste, de minst verstoorde theatertijd, die ik ooit mocht meemaken.)

Theater der Freien Hansestadt Bremen (1962-1967)

In Bremen werd Zadek tot “Schauspieldirektor” benoemd.[56]Hij was dus niet meer alleen met zijn ensceneringen bezig, maar ook met administratieve taken en de engagementen van nieuwe acteurs. [57]
Uiteindelijk had hij een ensemble van rond dertig acteurs en actrices ter beschikking waarvan de meesten jong waren. Het was de tijd van “Swinging London” en van “Pop art” in New York. Dit levensgevoel leefde ook snel aan het theater in Bremen. Zadek zelf was weliswaar al veel ouder dan de meeste acteurs, maar voelde zich tien jaar jonger dan hij in werkelijkheid was. Hij herbeleefde hier zijn jeugd, want zijn echte jeugd was door de oorlogstijd waarin hij opgegroeid was verduisterd.[58]
Aangezien zo veel jonge acteurs ter beschikking stonden, ensceneerde hij vaak stukken voor en over jongeren. Bijvoorbeeld “Frühlings Erwachen” van Frank Wedekind, een werk uit 1891 over de problemen van leerlingen en de verwarrende tijd van de puberteit. En “Die Räuber” (1782) van Schiller, over jongeren die in opstand komen tegen hun vaders en de autoriteit en als rovers in de bossen gaan leven.[59]
Het conflict van jonge mensen met autoriteit stond ook centraal in de eerste productie van Zadek in Bremen: “Luther” van John Osborne, dat over de strijd van Martin Luther met de paus gaat, een historische strijd met enorme effecten op de wereldgeschiedenis. Osborne, auteur van het beroemde stuk “Look back in anger”, telde tot de destijds zogenoemde “Angry Young Men”, een groep met wie Peter Zadek zich eigenlijk überhaupt niet kon identificeren, want ze kwamen uit het proletariaat en hij kwam uit de upper middle class.[60]

In deze tijd begon Zadek zich met beeldende kunst te bevatten, een bereik dat hem daarvoor maar weinig geïnteresseerd had. Vooral de Pop art van Roy Lichtenstein, Andy Warhol en Claes Oldenburg wekte nu zijn nieuwsgierigheid.[61] Deze nieuwe belangstelling beïnvloedde in de aankomende jaren sterk de bühnen-decors van zijn ensceneringen. Bijzonder bekend werd het decor (ontwerp: Wilfried Minks) van “Die Räuber”. Gespeeld werd voor een comics-prospect in de stijl van Roy Lichtenstein, een absolute breuk met het traditionele bühnen-decor voor een klassiek stuk. Aangezien men een groot schandaal vreesde, begon die opvoering pas 's nachts om twee uur en was ze voor abonnees niet toegankelijk.[62]
Ook de esthetiek van de destijds actuele filmkunst had invloed op Zadek, die een gepassioneerd bioscoopbezoeker was. In “Frühlings Erwachen” werd het decor door een reuzenachtige foto van de Engelse actrice Rita Tushingham gedomineerd, uit de film “A taste of honey” (1961) naar het gelijknamige toneelstuk van Shelagh Delaney. Film en toneelstuk behandelen dezelfde thema’s als “Frühlings Erwachen”, alleen zeventig jaar later: ongeplande zwangerschap van jonge meisjes, homoseksualiteit, de eenzaamheid van jonge mensen. “A taste of honey” (Der bittere Honig”) zou hij in 2006, helemaal aan het einde van zijn carrière, aan het St. Pauli Theater in Hamburg ensceneren.[63]

Peter Zadek en William Shakespeare

Julia Stemberger als Jessica in "Der Kaufmann von Venedig" van William Shakespeare. Regie: Peter Zadek. Wiener Burgtheater, 1988
Het werk van William Shakespeare speelde in de loopbaan van Peter Zadek een cruciale rol, een veel sterkere rol dan voor welke andere Duitse regisseur ook. Zijn eerste medewerking aan een toneelstuk van Shakespeare was bij “Measure for Measure” in Oxford geweest, een opvoering die hij voor altijd in goede herinnering behield. Dit stuk werd toen door een professor voor Engelse literatuur (Nevill Coghil) geënsceneerd, die hem de ogen voor de wereld van Shakespeare opende. Voor Coghil was het werk van de grote Engelse dichter namelijk geen droge literatuur maar levendig toneel, met mensen van vlees en bloed.[64]
Zadek wilde Shakespeare als een vertegenwoordiger van het volkstheater op de Duitse bühne brengen. Hij wilde zijn wildheid en soms obsceniteit, zijn naïviteit laten zien. Echter was deze ambitie niet makkelijk te verwezenlijken. Dat lag vooral aan de Duitse vertalingen en de daarmee nauw verbonden speeltraditie.

In de Duitstalige landen bediende (en bedient) men zich van de vertaling door Schlegel-Tieck[65], ontstaan tussen 1789 en 1833. Deze is wel heel poëtisch maar voor de hedendaagse lezer en toeschouwer niet meer volledig te begrijpen. Talrijke woorden hebben tegenwoordig een andere betekenis of zijn helemaal uit het taalgebruik verdwenen. Met de plechtigheid en poëzie van de vertaling door Schlegel-Tieck, die een heel andere klank en ritme als de originele Engelse tekst heeft, bleef Zadek zijn hele loopbaan worstelen.[66]
De Duitse Shakespeare-producties die hij in de jaren vijftig zag barstten van declamatie en pathos en vertoonden weinig verbondenheid met het volkstheater. Voor zijn eigen producties gaf Zadek daarom nieuwe vertalingen in opdracht, onder andere aan zijn vriend, de in Engeland levende Oostenrijker Erich Fried[67], aan Karsten Schälike[68], aan Martin Sperr[69] en aan zijn laatste partner in het leven Elisabeth Plessen[70]. Bovendien werkte hij zelf als vertaler mee.

In Bremen ensceneerde hij 1967 weer “Measure for Measure” (“Maβ für Maβ”), dat hij 1960 al in Ulm op de bühne had gebracht. Deze keer speelden onder andere Edith Clever en Bruno Ganz mee, later twee sterren van de Berliner Schaubühne. Deze opvoering brak radicaal met alle tradities waaraan het Duitse publiek gewend was. Geen plechtigheid meer, geen pathos, maar vooral spel met de taal op een bijna kale bühne, in spijkerbroeken en hemd. Zadek streepte hele tekstpassagen weg en liet de acteurs alleen de klank van de woorden imiteren. Twee strijdende mannen sprongen op stoelen en maakten de geluiden van vechtende hanen na. Een ander, zich opwindende man (in de vrouwenrol van Frau Meier) schreeuwde dermate hard dat van zijn tekst nog maar weinig te begrijpen was, alleen van zijn gevoel. Aangezien dit Shakespeare-stuk in een fictief Wenen speelt, spraken enkele acteurs Weense dialect.[71]
Het weekblad “Der Spiegel” schreef toen: “Buhrufe und Beifall gingen paritätisch auf Zadek nieder. Applaus brandete auch während der Vorstellung - so nach dem Satz: “Das alles kommt mir sehr wirr vor und sieht dem Schwachsinn sehr ähnlich.”[72] (Vertaling: Het publiek reageerde op de enscenering van Zadek in gelijke mate met boegeroep en toestemming. Ook tijdens de voorstelling barstte applaus los, zoals toen op de bühne de zin viel: “Dat komt me alles zo warrig voor en lijkt toch veel op onzin.”)

Voor deze radicaal-nieuwe manier om stukken te ensceneren werd door de journalist en latere regisseur Ernst Wendt in het theatertijdschrift “Theater heute” het begrip “Bremer Stil” geïntroduceerd. Het handelde daarbij om een soort etiket, dat voor “modern”, “onconventioneel” en “tegen alle tradities in” stond. Met de “Bremer Stil” werd niet alleen Zadek in verband gebracht, maar uiteindelijk elke regisseur die destijds in Bremen werkte, zoals Rainer Werner Fassbinder en Klaus Michael Grüber.[73]

Schauspielhaus Bochum (1972-1979)

Nadat Peter Zadek Bremen verlaten had, trok hij meerdere jaren als vrij regisseur van schouwburg tot schouwburg: Städtische Bühnen Wuppertal, Freie Volksbühne Berlin, Münchner Kammerspiele, Württembergisches Staatstheater Stuttgart. Begeleid werd hij door zijn toenmalige vriendin, de theaterfotografe Roswitha Hecke.[74]
Vanaf 1972 bekleedde Peter Zadek dan voor de eerste keer in zijn carrière de positie van intendant: in de kleine stad Bochum in het Ruhrgebied.[75]

Hij maakte in zijn nieuwe functie snel de ervaring dat de samenwerking met kunstenaars, vooral ook met zijn collega-regisseurs, moeilijk kon zijn. Rainer Werner Fassbinder liet zich eerst door Zadek als regisseur naar Bochum engageren, maar dan zei hij weer af, en later opnieuw toe. Na twee producties verliet hij het huis alweer. Klaus Michael Grüber zegde eerst ook toe en dan weer af.[76] De tweede grote regisseur in Bochum werd naast Peter Zadek uiteindelijk de Argentijn Augusto Fernandes[77].
In het nieuwe ensemble verzamelde Zadek onder andere belangrijke acteurs als Ulrich Wildgruber, Hermann Lause, Rosel Zech, Hannelore Hoger, Heinrich Giskes, Elisabeth Stepanek en als gasten de oude sterren O.E. Hasse, Brigitte Mira, Johanna Hofer en Günter Lüders.
Peter Zadek (rechts) en Hermann Lause. Deutsches Schauspielhaus Hamburg, 1979


Met Fassbinder - Zadek bewonderde hem als filmregisseur bovenmate - ontstonden er snel problemen, want hij was een radicale voorstander van het destijds veel bediscussieerde “Mitbestimmungstheater”. ("Mitbestimmungstheater", zie ook: de pagina van Claus Peymann). Fassbinder wilde dat elke medewerker van het ensemble bij elk, vooral ook bij elk artistiek besluit, mocht meestemmen. Zadek daarentegen was er heilig overtuigd van dat er alleen één persoon belangrijke beslissingen mocht nemen, en dat was hijzelf. Wat hij wel deed was een soort van sit-in’s houden in zijn kantoor, waarvan de deur trouwens altijd open stond. Tot laat in de nacht zaten acteurs, decorontwerpers en andere medewerkers gezellig bij elkaar en bediscussieerden welke artistieke en maatschappelijke doeleinden theater moest hebben. Iedereen mocht van alles inbrengen, maar de uiteindelijke besluiten nam Zadek zelf.[78]

Tijdens deze gesprekken kwam men overeen om van het theater in Bochum een echt volkstheater te maken en niet voor de elite te spelen, maar voor alle burgers van de stad. Zo begon men een coöperatie met de voetbalclub op te bouwen: leden van deze club konden aan goedkope tickets komen. Men moderniseerde het abonnement-systeem: Abonnees waren niet langer verplicht op een bepaalde dag een bepaalde voorstelling te moeten zien, maar konden kiezen, wat ze wanneer wilden zien.
Voor experimentele, kleine producties werd een nieuwe zaal ingericht, ook een café kreeg zijn plaats in het theater.
Zadek opende het theater ook s’ middags voor “lunch-voorstellingen” naar het Engelse model: Het publiek kreeg kleine stukjes en sketches te zien, onder het genot van broodjes, soep en koffie.
Bijzondere aandacht wekte de nieuwe inzet van reclame. Reusachtige figuren werden voor het theater geplaatst; figuren die in de actuele producties een rol speelden. Vooral de jood Shylock met haakneus uit “Kaufmann van Venedig” (“The Merchant of Vencie”) zorgde voor flinke discussies.[79]

De eerste première was een revue; “Kleiner Mann, was nun?” naar de roman van Hans Fallada. Gezien het grote succes van deze meer dan vijf uur durende voorstelling zou Zadek later nog vaker revues ensceneren die op boeken baseerden. ”Jeder stirbt für sich allein”, ook naar Fallada, in 1981 aan de “Freie Volksbühne Berlin” en in 1992 “Der blaue Engel” aan het Berlijnse "Theater des Westens" naar de roman “Professor Unrat” van Heinrich Mann.[80]

Shakespeare – Ibsen – Tsjechov

In deze jaren wijdde Zadek zich weer intensief aan Shakespeare. In Bochum had hij de juiste acteurs gevonden om enkele van de grote tragedies van de Engelse dichter te ensceneren zoals “König Lear” (King Lear) in 1974 en Hamlet in 1977. Ulrich Wildgruber die volgens tradities en conventionele ideeën voor de Lear te jong was en voor de Hamlet te dik speelde de titelrollen.[81] Met hem in de hoofdrol bracht hij in 1976 ook “Othello” op de bühne, weliswaar niet in Bochum, maar aan het Deutsches Schauspielhaus Hamburg. In dezelfde schouwburg ensceneerde hij 1978 “Das Wintermärchen” (A Winter’s Tale), eveneens van Shakespeare en weer met Wildgruber in de mannelijke hoofdrol (Leontes). [82]

Peter Zadek en Ivan Nagel, Deutsches Schauspielhaus Hamburg, 1979
Veel minder omstreden bij critici en publiek als zijn onconventionele, soms luidruchtige interpretaties van Shakespeare waren zijn ensceneringen van werken van Henrik Ibsen en Anton Tsjechov. Zadek zelf noemde Ibsen, Tsjechov en Shakespeare het Dreigestirn meiner Theatergötter (“het trio van mijn theatergodden”).[83]
In Bremen had hij in 1967 al “Nora” van Ibsen geensceneerd, in 1968 “Der Kirschgarten” van Tsjechov aan het “Württembergische Staatstheater Stuttgart”. In Bochum volgden in 1973 “Die Möwe” (Tsjechov) en in 1977 “Hedda Gabler” (Ibsen).
Zadek, die een gepassioneerde lezer van detectives was, herinnerden de stukken van Ibsen in hun opbouw aan romans uit dit genre: "Er postuliert eine Situation, und dann fängt er an, seine Spuren zu legen, so daβ man sich langsam ein Bild macht. Seine Stücke sind eine Art andauernder Suche nach der Wahrheit der Situation. Das liegt mir sehr." (Vertaling: Hij stelt een bepaalde situatie voor en begint vervolgens sporen te leggen. Zo vormt zich langzaam een beeld. Zijn stukken zijn op een bepaalde manier zoektochten naar de waarheid van een situatie. Dat is echt iets voor mij.)[84]
Mechthild Lange constateerde in haar boek “Regie im Theater – Peter Zadek” verbaasd dat het bijna ongelofelijk was dat “deze Shakespeare-opvoeringen, de luidruchtige, bonte, regelloze spektakels en revues” door dezelfde regisseur in scene gezet waren als de “met psychologische en realistische precessie” uitgewerkte kamerspelen van Ibsen en Tsjechov.[85]


Intendant aan het Deutsches Schauspielhaus Hamburg (1985-1988)

Toen Peter Zadek nog in Bochum werkte, volgde hij steeds weer uitnodigingen van intendant Ivan Nagel om aan diens “Deutsches Schauspielhaus Hamburg” te ensceneren. Zijn eerste Hamburger productie was “Die Wildente” van Ibsen in 1975. Een jaar later lokte Zadek met zijn provokante interpretatie van “Othello” van Shakespeare heftige reacties bij het conservatieve gedeelte van het Hamburger publiek uit. Eva Mattes, een van zijn favoriete actrices, herinnerde zich later dat de toeschouwers in eerste instantie "bijna hatelijk" reageerden (geradezu hasserfüllt). Men zei dat dit niet “hun Shakespeare was, hier wordt alleen maar geschreeuwd en gezweet” (...das ist nicht unser Shakespeare, es würde nur gebrüllt und geschwitzt). Een half jaar later waren de mensen, volgens Mattes, dan toch naar het theater “gestroomd” (gepilgert).[86]

In 1985 werd Peter Zadek tot intendant van deze met 1200 zitplaatsen grootste Duitse schouwburg benoemd.[87]Nog voordat hij zijn werk opgenomen had, eiste de Hamburger burgermeester Klaus von Dohnanyi dat hij in de toekomst alle klassiekers op de bühne zou willen terug zien zoals ze geschreven waren. (…er möchte in Zukunft alle Klassiker auf der Bühne erkennen können.) Hij verwees met zijn uitspraak naar de ensceneringen van Zadek die vaak een heel vrije omgang met de tekst en de traditionele esthetiek vertoonden. Zadek antwoordde in een interview met het weekblad “stern” nonchalant: ”Ich mache nicht Theater für den Bürgermeister, sondern für viel mehr Leute und auch für mich…” (Vertaling: Ik maak niet toneel voor een burgermeester, maar voor veel meer mensen en ook voor mijzelf…)[88]

Deutsches Schauspielhaus Hamburg
Hoogtepunten in Hamburg waren zijn enscenering van “Lulu” van Frank Wedekind in 1988 met Susanne Lothar, de musical “Andi” met Uwe Bohm in de titelrol en onder medewerking van de punkband “Einstürzende Neubauten” (1987) en “Die Herzogin von Malfi” van Christopher Marlowe onder andere met filmster Christine Kaufmann in een hoofdrol.[89]


Successen in Wenen - Intendant aan het “Berliner Ensemble” (1992-1995)

Na zijn tijd in Hamburg ging Zadek voor enkele jaren weer als vrij regisseur aan de slag onder ander in München en Berlin. In Paris ensceneerde hij een van zijn favoriete stukken, “Measure for Measure” van Shakespeare, met filmster Isabelle Huppert in een hoofdrol.
In1988 werkte hij voor de eerste keer aan het Wiener Burgtheater. Hier ontstond zijn inmiddels vierde enscenering van “Kaufmann von Venedig” (The merchant of Venice”) van Shakespeare. Zadek verplaatste het stuk deze keer naar het Wallstreet-milieu.[90] De titelrol vertolkte Gert Voss, Uwe Bohm speelde Lancelot Gobbo, Julia Stemberger Jessica. De opvoering werd een groot succes evenals “Ivanov” van Tsjechov, dat hij in 1990 weer met Voss in de titelrol in het kleine huis van het Burgtheater (“Akademietheater”) ensceneerde.

In 1992 nam de Berlijnse cultuurpolitiek een poging Oost en West ook op het gebied van het toneel te verbinden. Het legendarische Oost-Berlijnse theater “Berliner Ensemble” (kort BE genoemd), door Bertolt Brecht opgericht, kreeg een nieuwe directie, bestaande uit vijf mannen. Drie van de heren kwamen uit Oost-Duitsland: Fritz Marquart, Matthias Langhoff en de auteur/regisseur Heiner Müller. Peter Palitzsch stamde ook uit de DDR, maar was al in 1961 naar West-Duitsland geëmigreerd. Als echte West-regisseur en -intendant haalde men Peter Zadek.
Snel kwam het tot conflicten tussen het Oost- en Westfront: Zadek voelde zich noch ideologisch noch esthetisch in het “BE” thuis. In een van zijn laatste interviews benadrukte Heiner Müller, dat voor Zadek alleen het werk met de acteurs belangrijk was, voor de Oostregisseurs daartegen de tekst van een stuk centraal stond. Dat had in de hoog gepolitiseerde DDR altijd al traditie gehad, waar toneel onderdeel van ideologie-transport, dus propaganda was.[91]
Zadek was echter door de Engelse theatertraditie gevormd, waar alles om entertainment draaide en de acteurs belangrijker waren als de auteurs en de regisseurs. Dat botste met de DDR-traditie.
Bovendien bekritiseerde Zadek fascistoïde tendensen in de regiestijl van de regisseurs (Einar Schleef, Heiner Müller en Frank Castorf), die aan het “BE” werkten. Volgens Müller had Zadek in de twee jaar van zijn medewerking aan het “BE” zes keer zijn functie willen opzeggen.
Gert Voss als Shylock in "Der Kaufmann von Venedig" van William Shakespeare. Regie: Peter Zadek. Wiener Burgtheater, 1988
Toen zijn eis niet nagekomen werd om Müller en Marquart uit de directie te gooien en Schleef een regieverbod aan het “BE” op te leggen, nam Zadek 1995 zijn ontslag.[92]
Later, toen Claus Peymann het huis leidde - 1999-2017 - kwam hij voor meerdere ensceneringen terug.


Aan het “BE” waagde zich Zadek voor de eerste keer in zijn leven aan Bertolt Brecht. Hij ensceneerde in 1993 het stuk “Jasager und Neinsager”, dat Brecht 1930 voor amateuracteurs geschreven had. Het telt tot de zogenoemde “Lehrstücke” van de communistische auteur, die de toeschouwer daarmee een handvat wilde geven voor een eerlijker en, in socialistische zin, politiek verantwoord leven. Het Oost-Duitse blad “Neues Deutschland” loofde dat in de enscenering van Zadek veel inspiratie en weinig droge didactiek lag.[93]
Toen Zadek tien jaar later het meest beroemde stuk van Brecht, “Mutter Courage”, met Angela Winkler in de titelrol aan het Deutsches Theater ensceneerde, schreef het dagblad “Tagesspiegel” een vernietigende recensie. De criticus Rüdiger Schaper vroeg zich af: Kommt Zadek die Lust (und Kraft) allmählich abhanden, um groβe Abende in Szene zu setzen? (Vertaling: Verliest Zadek langzaam de zin en de kracht om grote opvoeringen te realiseren?) [94]

Peter Zadek in Nederland

In 1966 ensceneerde Peter Zadek aan De Haagsche ComedieVoorjaarsontwaken” van Frank Wedekind. Deze productie baseerde op hetzelfde concept als de Bremer enscenering van “Frühlings Erwachen”, die een jaar eerder in première gegaan was. Ook het bühnen-decor met de reuzenachtige foto van Rita Tushingham werd uit de Duitse productie overgenomen. De acteurs daartegen waren allemaal Nederlands. In de eerste deel van zijn memoires – “My Way” – herinnerde zich Zadek met grote tevredenheid aan deze tijd. Hij noemde het ensemble uit Den Haag “een van de besten in Nederland”, de acteurs “ongelofelijk naïef, direct en heel anders als Duitse acteurs”. Ze waren een heel conventionele werkstijl gewend, maar schakelden snel om en konden met Zadeks manier van werken goed opschieten. Ze speelden in het Nederlands, maar de voertaal tijdens de repetities was Engels. Dat vond Zadek alles “heel spannend”.[95] Die recensies waren erg positief. Jan Spierdijk van “De Telegraaf” schreef:
- …het is magnifiek wat Peter Zadek ook hier met een jeugdig ensemble heeft bereikt……”Voorjaarsontwaken”, uitstekend vertaald door Gerrit Kouwennaar, is onder deze sterke regie een belevenis van de eerste orde.[96]
- “De Tijd” had het al in de titel van zijn recensie over een Nieuwe toneelstijl in Den Haag en noemde de enscenering een Grote voorstelling van Voorjaarsontwaken.[97]

Op 14 mai 1977 vertoonde Zadek in Rotterdam zijn spraakmakende enscenering van “Othello” van William Shakespeare van het “Deutsches Schauspielhaus Hamburg”.
“De Volkskrant” berichtte destijds dat de zaal vooral werd bevolkt door Nederlandse toneelmensen die de eenmalige gelegenheid niet wilden missen om deze "schandaal wekkende Othello" te zien. De criticus Daniel de Lange was enthousiast over de opvoering:
- Het resultaat is een overweldigend schouwspel, dat van ogenblik tot ogenblik overtuigt, ook waar het korte metten maakt met eerbiedwaardige theatertradities…
- Wat acteurs als Wildgruber (Othello) en Christa Berndl (Emilia) aan gevarieerd talent laten zien, was ongehoord.[98]
H. van den Bergh van “Het Parool” noemde de voorstelling daartegen een "volksverlakkerij". De journalist bekritiseerde dat door de heel vrije omgang met de tekst - de Duitse vertaling van de tekst was sterk geschrapt en aangevuld met eigen passages die blijkbaar eerst op de repetities bedacht waren - het begrip voor de verhaallijn verloren gegaan was. Hij resumeerde:
- Een echt breed theaterpubliek, waar Zadek wel op zegt te mikken, is met de geboden langdradigheid en ondoorzichtigheid mijns inzien niet gediend.[99]

In 1994 presenteerde Peter Zadek in de Stadsschouwburg Amsterdam zijn enscenering van “Antonius und Cleopatra” van het “Berliner Ensemble”. Dit stuk telt samen met Julius Caesar” en “Coriolanus” tot de drie Romeinse tragedies van Shakespeare en duurde bij Zadek 3 ½ uur zonder pauze. Het publiek werd wel toegestaan de zaal, die zoals bij Zadek standaard niet donker was, te verlaten en weer terug te komen. Achtergrond: Zadek liet in de theaterzaal het licht aan om te voorkomen dat het publiek wegdoezelde. Bij het felle licht, zo dacht Zadek, zou de brave burgerlijke toeschouwer geconcentreerder kijken.
Rudi Kanninga eindigde zijn grotendeels vriendelijke recensie in het “Nieuwsblad van Friesland: Hepkema’s courant” als volgt:
- Het Berliner Ensemble speelt tot in de kleinste bijrollen een voor Nederlandse begrippen ongekend verzorgde voorstelling maar zeker in het laatste uur wordt door het publiek royaal gebruik gemaakt van het wandelverlof.[100]
Ph. Holz van “De Telegraaf” herinnerde de enscenering optisch meer aan de Cleoptatra-film van Joseph Mankiewicz met Elizabeth Taylor en niet aan de esthetiek van het enfant terrible Peter Zadek, zoals hij het van vroeger gewend was:
- …In plaats daarvan is er behalve wat lillende billen en hangtieten niets lelijks te zien in zijn enscenering…Het is allemaal erg esthetisch verantwoord.[101]
Peter Zadek. Deutsches Schauspielhaus Hamburg, 1979


Ook een van zijn beroemde kamerspel-ensceneringen was in Nederland te zien: “Der Kirschgarten” van Anton Tsjechov, een productie van het “Wiener Burgtheater”. De Berlijnse linkse krant “taz” schreef toen over deze opvoering:
- Es ist, für Zadeks Temperament und Arbeitsbiographie, eine ungewöhnlich zärtliche, behutsame Tschechow-Inszenierung geworden, imprägniert mit Zuneigung für die in nobler Untüchtigkeit vergehende und verwehende Adelskaste, als deren Symbol der nutzlos schöne Kirschgarten steht und fällt. (Vertaling: Gezien het temperament van Zadek en zijn werkbiografie is dit een ongewoon tedere en gevoelige Tsjechov-enscenering. Ze is vol begrip voor de vergaande, verwaaiende glorie van de adellijke klasse en haar voorname incompetentie. Voor deze incompetentie staat de kersentuin symbool, mooi maar nutteloos.)[102]
De hoofdrol (Ranjewskaja) vertolkte Angela Winkler. Winkler telde voor Zadek tot de belangrijkste actrices van zijn latere werkperiode.[103]
De eerste keer had hij met haar in “Ivanov” (1990), eveneens van Tsjechov, samen gewerkt. Ook deze productie was aan het Burgtheater ontstaan, net zoals het kamerspel “Romersholm” (2000) van Ibsen met Winkler als Rebecca West. Een ander hoogtepunt in de samenwerking Winkler-Zadek beleefde ook in Wenen, in het kader van het jaarlijkse festival “Wiener Festwochen” in 1999 zijn première: “Hamlet” met Winkler in de titelrol.


Peter Zadek trad ook als (mede-)auteur in Nederland in verschijning: Zijn succesvolle jaren-twintig-revue “Kleiner Mann, was nun?”, die hij samen met Tankred Dorst naar de gelijknamige roman van Hans Fallada geschreven had, werd in twee producties vertoond; in 1975 in het Duits door het Westfälisches Landestheater en in 1977/78 in het Nederlands onder de regie van Jaak van de Velde.

Film, TV

Peter Zadek werkte na zijn eerste film “Simon” (1953) nog vaker voor de TV en de bioscoop. Meerdere van zijn toneelopvoeringen werden voor de televisie opgenomen, zoals “Hedda Gabler”[104] en “Baumeister Solness”[105] van Henrik Ibsen.
Zijn grootste filmsucces was “Ich bin ein Elefant, Madame”, die ook meerdere prijzen won, onder andere in 1969 de “Silberne Bär” op de “Berlinale” (Filmfestival Berlijn).[106]
Één film draaide Peter Zadek ook in Amsterdam: “Van der Valk und das Mädchen” (1972). Door ongelukkige omstandigheden vond dit werk nooit de weg naar de bioscoop en werd alleen op de Duitse TV vertoond.[107]

Het einde

Peter Zadek richtte in 2005 een eigen productiemaatschappij op: de My Way Production. Hij wilde op deze manier - onafhankelijk van schouwburgen, intendanten en cultuurpolitici - met zijn favoriete acteurs en medewerkers vooral stukken van Shakespeare ensceneren. De eerste première zou “Was ihr wollt” (“The twelfth night”) worden, daarna moest “Ein Sommernachtstraum” (“A Midsummernights dream”) volgen.[108]Deze ensceneringen bleven projecten en werden nooit gerealiseerd.

Zijn eerste enscenering in Zwitserland werd ook de laatste van zijn leven. “Major Barbara” van George Bernard Shaw had in februari 2009 aan het Schauspielhaus Zürich première. De recensies waren vriendelijk voor de acteurs, maar weinig enthousiast over de regie. De Hamburger “Zeit” oordeelde: “Warum haben wir uns in dieser Kritik so sehr auf den Schauspieler Robert Hunger-Bühler konzentriert? Weil die Inszenierung des 82-jährigen Peter Zadek ansonsten wenig Berichtenswertes bietet.” (Vertaling: Waarom hebben wij ons in deze recensie zo sterk met de acteur Rober Hunger-Bühler bevat? Omdat de enscenering van de 82-jarige Peter Zadek verder weinig oplevert om over te berichten.)[109] De Berlijnse “Tagespiegel” schreef: “Der Zürcher Premierenabend war flau, plätscherte einschläfernd dahin, und wenn eine der ungezählten Pointen mal zündete, schreckte man dankbar auf.” (Vertaling: De première in Zürich was wat slap, traag en slaapverwekkend. Als het dan voor een moment eindelijk grappig werd, schrok men dankbaar op.)[110] Ook de Weense krant “Der Standard” noemde de productie geen echt groot succes (kein Bombenerfolg).[111]

Peter Zadek overleed op 30 juli 2009 in Hamburg. Zijn urn werd in Italië, waar hij een huis bezat, bijgezet.


Peter Zadek heeft bijgedragen aan 8 productie(s).

Peter Zadek heeft gewerkt in de volgende functies:


Het gehele overzicht van voorstellingen waaraan Peter Zadek heeft meegewerkt, voor zover geregistreerd in de Theaterencyclopedie:

NB: Bij de carrièreoverzichten zijn de voorstellingen gekoppeld aan de premièredatum. Het kan echter voorkomen dat personen niet aan de première meewerkten, maar pas later bij de voorstelling betrokken raakten.

Curriculum Vitae Theatrum
Productie Functie Producent Seizoen Premièredatum In regie van
Kleine man, wat nou? Bewerking Zuidelijk Toneel Globe 1977/1978 18 maart 1978 Jaak van de Velde
Kleine man, wat nou? Bewerking Globe, Zuidelijk Toneel 18 maart 1978 Jaak van de Velde
Voorjaarsontwaken Regie De Haagsche Comedie 1966/1967 26 november 1966 Peter Zadek
Othello Regie Deutsches Schauspielhaus 1976/1977 14 mei 1977 Peter Zadek
Antonius und Cleopatra Regie Berliner Ensemble 1993/1994 8 juni 1994 Peter Zadek
Der Kirschgarten Regie Wiener Burgtheater 1997/1998 12 juni 1998 Peter Zadek
Der Kirschgarten Vertaling Wiener Burgtheater 1997/1998 12 juni 1998 Peter Zadek
Kleiner Mann, was nun? Auteur (schrijver libretto, scenario) Westfälisches Landestheater 1975/1976 3 december 1975
Kleiner Mann, was nun? Auteur (schrijver libretto, scenario) Westfälisches Landestheater 3 december 1975

Filmografie

  • 1964 – Die Stühle (TV) – regie: Peter Zadek
  • 1965 – Held Henry (TV) – regie: Peter Zadek
  • 1965 – Intercontinental-Express (TV) – regie: Peter Zadek
  • 1968 – Rotmord (TV) – Regie: Peter Zadek (Prix Italia 1969)
  • 1969 – Ich bin ein Elefant, Madame – regie: Peter Zadek (Zilveren Beer op de Filmfestival van Berlijn 1969)
  • 1972 – Van der Valk und das Mädchen (TV) – regie: Peter Zadek
  • 1975 – Eiszeit – regie: Peter Zadek (deelname aan de Filmfestival van Berlijn 1975)
  • 1983 – Die wilden Fünfziger – regie: Peter Zadek naar Johannes Mario Simmel
  • 1984 – Baumeister Solness (TV) – regie: Peter Zadek
  • 2005 – Peter Zadek inszeniert Peer Gynt – documentaire van Alexander Nanau

Bronnen


  1. Zadek, Peter (1998, 2004). My Way – Eine Autobiographie. Köln:Verlag Kiepenheuer & Witsch. pag. 19-24.
  2. Zadek, Peter (1998, 2004). My Way – Eine Autobiographie. Köln:Verlag Kiepenheuer & Witsch. pag. 134.
  3. Zadek, Peter (1998, 2004). My Way – Eine Autobiographie. Köln:Verlag Kiepenheuer & Witsch. pag. 28-30.
  4. Zadek, Peter (1998, 2004). My Way – Eine Autobiographie. Köln:Verlag Kiepenheuer & Witsch. pag. 35-38.
  5. Zadek, Peter (1998, 2004). My Way – Eine Autobiographie. Köln:Verlag Kiepenheuer & Witsch. pag. 46.
  6. Harald von Troschke Archiv. Profiel 'Interview Peter Zadek'. Geraadpleegd 29 april 2024.
  7. Harald von Troschke Archiv. Profiel 'Interview Peter Zadek'. Geraadpleegd 29 april 2024.
  8. Zadek, Peter (1998, 2004). My Way – Eine Autobiographie. Köln:Verlag Kiepenheuer & Witsch. pag. 127-134.
  9. Harald von Troschke Archiv. Profiel 'Interview Peter Zadek'. Geraadpleegd 01 mei 2024.
  10. Lange, Mechthild (1989). Regie im Theater – Peter Zadek. Frankfurt am Main:Fischer Taschenbuch Verlag GmbH. pag. 35.
  11. Zadek, Peter (1998, 2004). My Way – Eine Autobiographie. Köln:Verlag Kiepenheuer & Witsch. pag. 379.
  12. Zadek, Peter (2006). Die heiβen Jahre 1970-1980. Köln:Verlag Kiepenheuer & Witsch. pag. 94-95.
  13. Zadek, Peter (1998, 2004). My Way – Eine Autobiographie. Köln:Verlag Kiepenheuer & Witsch. pag. 161-162.
  14. Zadek, Peter (1998, 2004). My Way – Eine Autobiographie. Köln:Verlag Kiepenheuer & Witsch. pag. 265.
  15. Zadek, Peter (1998, 2004). My Way – Eine Autobiographie. Köln:Verlag Kiepenheuer & Witsch. pag. 174-181.
  16. Zadek, Peter (1998, 2004). My Way – Eine Autobiographie. Köln:Verlag Kiepenheuer & Witsch. pag. 147.
  17. Zadek, Peter (1998, 2004). My Way – Eine Autobiographie. Köln:Verlag Kiepenheuer & Witsch. pag. 245.
  18. Zadek, Peter (1998, 2004). My Way – Eine Autobiographie. Köln:Verlag Kiepenheuer & Witsch. pag. 239.
  19. Zadek, Peter (1990, 1994). Das wilde Ufer. Köln:Verlag Kiepenheuer & Witsch. pag. 35-39 en pag. 31-32.
  20. Zadek, Peter (1998, 2004). My Way – Eine Autobiographie. Köln:Verlag Kiepenheuer & Witsch. pag. 197-204.
  21. Lange, Mechthild (1989). Regie im Theater – Peter Zadek. Frankfurt am Main:Fischer Taschenbuch Verlag GmbH. pag. 41.
  22. Harald von Troschke Archiv. Profiel 'Interview Peter Zadek'. Geraadpleegd 02 mei 2024.
  23. Zadek, Peter (1990, 1994). Das wilde Ufer. Köln:Verlag Kiepenheuer & Witsch. pag. 37-39.
  24. Zadek, Peter (1998, 2004). My Way – Eine Autobiographie. Köln:Verlag Kiepenheuer & Witsch. pag. 199-200.
  25. Zadek, Peter (2006). Die heiβen Jahre 1970-1980. Köln:Verlag Kiepenheuer & Witsch. pag. 110-115 en 405-411.
  26. Zadek, Peter (1998, 2004). My Way – Eine Autobiographie. Köln:Verlag Kiepenheuer & Witsch. pag. 205-209.
  27. Harald von Troschke Archiv. Profiel 'Interview Peter Zadek'. Geraadpleegd 01 mei 2024.
  28. Zadek, Peter (1998, 2004). My Way – Eine Autobiographie. Köln:Verlag Kiepenheuer & Witsch. pag. 209.
  29. Zadek, Peter (1998, 2004). My Way – Eine Autobiographie. Köln:Verlag Kiepenheuer & Witsch. pag. 218 - 225.
  30. Zadek, Peter (1998, 2004). My Way – Eine Autobiographie. Köln:Verlag Kiepenheuer & Witsch. pag. 246-247.
  31. Peter Zadek – “Sie dachten ich sei verblödet”. Die Welt. 18 juni 2008.
  32. Zadek, Peter (1998, 2004). My Way – Eine Autobiographie. Köln:Verlag Kiepenheuer & Witsch. pag. 247-250 en pag. 271.
  33. Zadek, Peter (1998, 2004). My Way – Eine Autobiographie. Köln:Verlag Kiepenheuer & Witsch. pag. 256-257.
  34. Vom wilden Ufer - Zum Tod von Peter Zadek. Süddeutsche Zeitung. 17 mei 2010.
  35. Zadek, Peter (1998, 2004). My Way – Eine Autobiographie. Köln:Verlag Kiepenheuer & Witsch. pag. 255.
  36. Zadek, Peter (1998, 2004). My Way – Eine Autobiographie. Köln:Verlag Kiepenheuer & Witsch. pag. 560.
  37. Zadek, Peter (1998, 2004). My Way – Eine Autobiographie. Köln:Verlag Kiepenheuer & Witsch. pag. 261.
  38. Geheel eigen Othello - Zadek wekt woede en agressie op. Het vrije volk: democratisch- socialistisch dagblad. 12 mei 1977.
  39. Othello geeft zwart af in Duitse voorstelling. NRC Handelsblad. 10 mei 1977.
  40. Zadek, Peter (1998, 2004). My Way – Eine Autobiographie. Köln:Verlag Kiepenheuer & Witsch. pag. 267.
  41. Lange, Mechthild (1989). Regie im Theater – Peter Zadek. Frankfurt am Main:Fischer Taschenbuch Verlag GmbH. pag. 41-42.
  42. Zadek, Peter (1998, 2004). My Way – Eine Autobiographie. Köln:Verlag Kiepenheuer & Witsch. pag. 267.
  43. Zadek, Peter (1998, 2004). My Way – Eine Autobiographie. Köln:Verlag Kiepenheuer & Witsch. pag. 560-563.
  44. Zadek, Peter (1998, 2004). My Way – Eine Autobiographie. Köln:Verlag Kiepenheuer & Witsch. pag. 279-280.
  45. Zadek, Peter (1990, 1994). Das wilde Ufer. Köln:Verlag Kiepenheuer & Witsch. pag. 76.
  46. Lange, Mechthild (1989). Regie im Theater – Peter Zadek. Frankfurt am Main:Fischer Taschenbuch Verlag GmbH. pag. 83-94 en pag. 95-102.
  47. Zadek, Peter (1998, 2004). My Way – Eine Autobiographie. Köln:Verlag Kiepenheuer & Witsch. pag. 280-281.
  48. Zadek, Peter (2006). Die heiβen Jahre 1970-1980. Köln:Verlag Kiepenheuer & Witsch. pag. 205.
  49. Zadek, Peter (2006). Die heiβen Jahre 1970-1980. Köln:Verlag Kiepenheuer & Witsch. pag. 311-339.
  50. Lange, Mechthild (1989). Regie im Theater – Peter Zadek. Frankfurt am Main:Fischer Taschenbuch Verlag GmbH. pag. 59.
  51. Zadek, Peter (2006). Die heiβen Jahre 1970-1980. Köln:Verlag Kiepenheuer & Witsch. pag. 311-339.
  52. Zadek – Falscher Held. Der Spiegel. 17 maart 1964.
  53. Zadek – Falscher Held. Der Spiegel. 17 maart 1964.
  54. Zadek, Peter (1990, 1994). Das wilde Ufer. Köln:Verlag Kiepenheuer & Witsch. pag. 63-65.
  55. Rühle, Günther (2014). Theater in Deutschland 1945-1966. Frankfurt am Main:S. Fischer Verlag GmbH. pag.866.
  56. Peter Zadek. Der Spiegel. 20 oktober 1985.
  57. Zadek, Peter (1998, 2004). My Way – Eine Autobiographie. Köln:Verlag Kiepenheuer & Witsch. pag. 359.
  58. Zadek, Peter (1998, 2004). My Way – Eine Autobiographie. Köln:Verlag Kiepenheuer & Witsch. pag. 336.
  59. Zadek, Peter (1998, 2004). My Way – Eine Autobiographie. Köln:Verlag Kiepenheuer & Witsch. pag. 335-337.
  60. Zadek, Peter (1998, 2004). My Way – Eine Autobiographie. Köln:Verlag Kiepenheuer & Witsch. pag. 228-229.
  61. Zadek, Peter (1998, 2004). My Way – Eine Autobiographie. Köln:Verlag Kiepenheuer & Witsch. pag. 340-342.
  62. Als “Die Räuber” das Theater eroberten. Weser Kurier. 19 augustus 2018.
  63. Zadek, Peter (2006). Die heiβen Jahre 1970-1980. Köln:Verlag Kiepenheuer & Witsch. pag. 339.
  64. Zadek, Peter (1990, 1994). Das wilde Ufer. Köln:Verlag Kiepenheuer & Witsch. pag. 124-127.
  65. Wikipedia. Profiel 'Deutsche Übersetzungen von Shakespeares Werken'. Geraadpleegd 03 juni 2024.
  66. Zadek, Peter (1998, 2004). My Way – Eine Autobiographie. Köln:Verlag Kiepenheuer & Witsch. pag. 363-.
  67. Zadek, Peter (1998, 2004). My Way – Eine Autobiographie. Köln:Verlag Kiepenheuer & Witsch. pag. 363. en pag. 367.
  68. Zadek, Peter (2006). Die heiβen Jahre 1970-1980. Köln:Verlag Kiepenheuer & Witsch. pag. 131-133.
  69. Theater/Zadek – Groβer Angriff. Der Spiegel. 24 september 1967.
  70. Zadek, Peter (1990, 1994). Das wilde Ufer. Köln:Verlag Kiepenheuer & Witsch. pag. 290
  71. Youtube. Profiel 'Peter Zadek, “Maβ für Maβ”, Bremen 1967'. Geraadpleegd 16 mei 2024.
  72. Theater/Zadek – Groβer Angriff. Der Spiegel. 24 september 1967.
  73. Zadek, Peter (1998, 2004). My Way – Eine Autobiographie. Köln:Verlag Kiepenheuer & Witsch. pag. 375.
  74. Zadek, Peter (2006). Die heiβen Jahre 1970-1980. Köln:Verlag Kiepenheuer & Witsch. pag. 13-21.
  75. Zadek, Peter (2006). Die heiβen Jahre 1970-1980. Köln:Verlag Kiepenheuer & Witsch. pag. 25.
  76. Zadek, Peter (2006). Die heiβen Jahre 1970-1980. Köln:Verlag Kiepenheuer & Witsch. pag. 72-76. en pag. 96-98
  77. Zadek, Peter (2006). Die heiβen Jahre 1970-1980. Köln:Verlag Kiepenheuer & Witsch. pag. 129.
  78. Zadek, Peter (2006). Die heiβen Jahre 1970-1980. Köln:Verlag Kiepenheuer & Witsch. pag. 189. en pag. 99.
  79. Zadek, Peter (2006). Die heiβen Jahre 1970-1980. Köln:Verlag Kiepenheuer & Witsch. pag. 101-109 en pag. 127-128.
  80. Zadek, Peter (2006). Die heiβen Jahre 1970-1980. Köln:Verlag Kiepenheuer & Witsch. pag. 322, pag. 327 en pag. 332.
  81. Zadek, Peter (2006). Die heiβen Jahre 1970-1980. Köln:Verlag Kiepenheuer & Witsch. pag. 323 en pag. 325.
  82. Zadek, Peter (2006). Die heiβen Jahre 1970-1980. Köln:Verlag Kiepenheuer & Witsch. pag. 325 en pag. 326.
  83. Zadek, Peter (2006). Die heiβen Jahre 1970-1980. Köln:Verlag Kiepenheuer & Witsch. pag. 254.
  84. Zadek, Peter (2006). Die heiβen Jahre 1970-1980. Köln:Verlag Kiepenheuer & Witsch. pag. 254.
  85. Lange, Mechthild (1989). Regie im Theater – Peter Zadek. Frankfurt am Main:Fischer Taschenbuch Verlag GmbH. pag.18.
  86. Der Groβmeister der Improvisation ist tot. stern. 30 juli 2009.
  87. Wikipedia. 'Profiel: Deutsches Schauspielhaus Hamburg'. Geraadpleegd op 01 juni 2024.
  88. Zadek, Peter (1990, 1994). Das wilde Ufer. Köln:Verlag Kiepenheuer & Witsch. pag. 277.
  89. Zadek, Peter (2006). Die heiβen Jahre 1970-1980. Köln:Verlag Kiepenheuer & Witsch. pag. 329-331.
  90. Zadek, Peter (2006). Die heiβen Jahre 1970-1980. Köln:Verlag Kiepenheuer & Witsch. pag. 67-68.
  91. Theater ist feudalistisch. Der Spiegel. 19 maart 1993.
  92. Mehr als Theaterknatsch. taz. 10 maart 1995.
  93. Neu nachdenken in neuer Lage. Neues Deutschland. 20 december 1993.
  94. Hoch auf demselben Wagen – Peter Zadek fährt am Deutschen Theater Berlin Brechts “Mutter Courage und ihre Kinder” an die Wand. Tagesspiegel. 07 juni 2003.
  95. Zadek, Peter (1998, 2004). My Way – Eine Autobiographie. Köln:Verlag Kiepenheuer & Witsch. pag. 432.
  96. Jeugd schitterde in 'Voorjaarsontwaken'. De Telegraaf. 28 november 1966.
  97. Nieuwe toneelstijl in Den Haag – Grote voorstelling van Voorjaarsontwaken. De Tijd. 28 november 1966.
  98. Krachtpatserij van Zadek -Overweldigende Othello overtuigt elk ogenblik. De Volkskrant. 16 mei 1977.
  99. Duitse ‘Othello’: volksverlakkerij. Het Parool. 16 mei 1977.
  100. Heroïek is bij Zadek ver te zoeken. Nieuwsblad van Friesland: Hepkema’s courant. 09 juni 1994.
  101. Zadeks ‘Antonius und Cleopatra’ oogt als film. De Telegraaf. 10 juni 1994.
  102. Rückblick auf eine vergangene Zukunft. taz. 19 februari 1996.
  103. Zadek, Peter (2006). Die heiβen Jahre 1970-1980. Köln:Verlag Kiepenheuer & Witsch. pag. 411.
  104. IMDb. Profiel 'Peter Zadek: “Hedda Gabler” (1978)'. Geraadpleegd 31 mei 2024.
  105. IMDb. Profiel 'Peter Zadek: “Baumeister Solness” (1984)'. Geraadpleegd 31 mei 2024.
  106. wikipedia. Profiel 'Peter Zadek: Ich bin ein Elefant, Madame'. Geraadpleegd 31 mei 2024.
  107. Zadek, Peter (2006). Die heiβen Jahre 1970-1980. Köln:Verlag Kiepenheuer & Witsch. pag. 35-39.
  108. Zadek, Peter (2006). Die heiβen Jahre 1970-1980. Köln:Verlag Kiepenheuer & Witsch. pag. 302.
  109. Der heilige Hai. Die Zeit. 12 februari 2009.
  110. Das Heil und die Armee. Tagesspiegel. 06 februari 2009
  111. Gutmensch gegen Kriegsgewinnler. Der Standard. 05 februari 2009.