Uit TheaterEncyclopedie
Ga naar: navigatie, zoeken


De Oostenrijkse actrice Maria Mayen was vijfenvijftig jaar verbonden aan het Wiener Burgtheater. Haar repertoire omvatte voornamelijk rollen in destijds moderne stukken van auteurs zoals Arthur Schnitzler, Gerhart Hauptmann, Hermann Bahr, Karl Schönherr, Carl Zuckmayer en Thaddäus Rittner. In 1926 werd ze met de toen nieuwe titel “Kammerschauspielerin” geëerd.
Mayen speelde tevens in het Weense salon- en societyleven van het interbellum een belangrijke rol. Ze was de grootmoeder van de tweevoudige Oscar-winnaar Christoph Waltz (“Inglourious Bastards” en “Django Unchained”).
In Nederland was Maria Mayen in negen opvoeringen van het “Wiener Burgtheater” te zien.


Jeugd in Wenen, toneellessen in Berlijn

Maria Mayen werd op 11 mei 1892 als Maria Mayer[1] in Wenen geboren. “Mayen” is een kunstenaarsnaam die sommige journalisten liet denken aan jeugd en lente.[2][3] Volgens de journalist van het “Illustrirtes Wiener Extrablatt” klonk Mayen gewoon beter in de oren dan Mayer. Last but not least stond destijds al een andere Maria Mayer (1877-1958) op de planken. Deze wederom vond háár echte naam niet geschikt voor de bühne en koos als kunstenaarsnaam Mayer. Mayen en Mayer werden tevens op hetzelfde tijdstip, in de herfst 1913, aan het Burgtheater geëngageerd en in 1926 ontvingen beiden als eerste actrices de nieuwe beroepstitel “Kammerschaupielerin”.[4] (“Beroepstitel Kammerschauspielerin”, zie ook: de pagina van Maria Mayen)
Maria Mayen in „Garten der Jugend“ van Thaddäus Rittner. Wiener Burgtheater, 1918.
Ondanks de veranderde namen werden de twee actrices in de toekomst geregeld verwisselt en er werden over dit fenomeen vaker grappige stukken geschreven.[5]
In het jaar 1926 berichtte het antisemitische blad “Der eiserne Besen” in zijn artikel “Jüdische Namensmimikry” over joodse kunstenaars die een kunstenaarsnaam hadden aangenomen om hun joodse afkomst te verbergen. Volgens dat stuk was ook Maria Mayen van Joodse komaf. Als bron vermelde de journalist een ander artikel, uit de volgens hem “joodse krant” “Wiener Sonn- und Montagsblatt”.[6]

In een in 1969 voor de Österreichische Mediathek” met haar opgenomen audio-interview (interviewer: Erich Schenk) vertelde Maria Mayen, dat haar familie al sinds generaties in Wenen thuis was en dat haar vader in de handel gezeten had.[7] Met de kunsten had men op een professionele manier nooit iets te maken gehad, totdat een van haar zusters musicus werd en een andere, ondanks haar opleiding tot pianiste, actrice. Deze actrice trad onder de kunstenaarsnaam Jenny May[8] in Berlijn aan het “Königliches Schauspielhaus” op en was voor haar jongere zus een bron van inspiratie. Eerst had Maria Mayen nog een carrière als harpiste overwogen, maar uiteindelijk vond ze net als Jenny haar heil op de planken.[9] Toen Jenny May in 1922 in het Weense “Raimundtheater” in “Bocksgesang” van Franz Werfel optrad, werd ze in de kranten als “zus van de Burgtheater-actrice Maria Mayen” (“Die Schwester der Burgschauspielerin Maria Mayen”) aangekondigd, wat een licht werpt op de inmiddels grotere populariteit en bekendheid van de jongere zus.[10]

Opleiding op de “Marie-Seebach-Schule” in Berlijn (ca.1906/07)

Wanneer precies ze op de toneelschool zat en voor hoe lang, zowel als de volgorde en de duur van haar eerste engagementen laat zich vandaag niet meer met absolute zekerheid reconstrueren. Daarvoor is de informatie in de literatuur vaak te tegenstrijdig.
Volgens de herinneringen van Maria Mayen’s dochter, de kostuum- en decorontwerpster Elisabeth Urbancic (1925-2021), mocht haar moeder al op veertienjarige leeftijd alleen naar Berlijn reizen om op de toneelacademie “Marie-Seebach-Schule” lessen te nemen.[11] Daarentegen verliet ze volgens de kranten “Die Zeit” en “Fremden-Blatt” pas met zestien het gymnasium in Wenen om naar Berlijn te gaan.[12][13]

De toneelschool werd door de beroemde actrice Marie Seebach (1829-1897) gesticht en in het gebouw van het “Königliches Schauspielhaus” op de Berlijnse Gendarmenmarkt gehuisvest.
Marie Seebach heeft nog een tweede stichting opgericht, namelijk een bejaardenhuis voor behoeftige acteurs in Weimar, het “Marie-Seebach-Stift”, dat tot op de dag van vandaag bestaat.[14]
Over Seebachs kwaliteiten als actrice vindt men in de theatergeschiedenis extreem controversiële oordelen. De regisseur en directeur van het “Wiener Burgtheater”, Hugo Thimig (1854-1944), zag haar in 1873 tijdens een gastoptreden in Wenen als Maria Stuart in het gelijknamige stuk van Friedrich von Schiller. Hij vond haar überwältigend und tief ergreifend (“overweldigend en diep ontroerend”), ondanks dat de actrice volgens hem toen al over haar bloeitijd (“Blütezeit”) heen was.[15]
De actrice Marie Seebach (1829-1897).

De voor zijn scherpe pen gevreesde recensent Alfred Kerr zag haar ook pas als oude vrouw op de bühne. Hij had grote verwachtingen, want de jonge Seebach was beroemd voor haar vertolkingen van klassieke meisjesrollen zoals Gretchen in “Faust” van Johann Wolfgang von Goethe en Ophelia in “Hamlet” van William Shakespeare. Na haar dood, die trouwens ook in de Nederlandse kranten niet onopgemerkt bleef[16], concludeerde Kerr: “Aber für die späten Leistungen der Seebach gab es nur ein Wort: unerträglich. Falsche Würde, Gemachtheit, Komik wider Willen!”[17] (Vertaling: Echter bestaat voor de latere prestaties van Seebach maar een woord: ondraaglijk. Onechte waardigheid, gemaakt spel, onvrijwillige komiek!)
Een studieplaats op de “Marie-Seebach-Schule” was heel gevraagd, want het onderwijs was gratis. Veertig jonge mensen hadden zich aangemeld voor een casting, maar slechts vijf werden aangenomen, onder wie Maria Mayen. In haar audio-interview vertelde ze dat haar lerares Mathilde Lippert heette en de dochter van een “oeroude acteur uit Graz” was. (noot: Ze bedoelde vermoedelijk Josef Lippert, geboren te Lemberg/Lviv in 1834 en gestorven te Graz in 1913.)
De opleiding duurde volgens Maria Mayen maar tien maanden. Ze becommentarieerde deze korte studietijd later droog: “Das war damals nicht länger.”[18] (Vertaling: Dat duurde toen gewoon niet langer.)
Het “Neues Wiener Journal” vermeldde in een artikel uit 1917 dat haar opleiding in Berlijn maar zes maanden geduurd had[19], volgens het “Wiener Salonblatt” zelfs niet langer dan “twee tot drie maanden”.[20]
Tijdens haar opleiding trad ze verplicht als figurant in het “Königliches Schauspielhaus” op om zo snel mogelijk praktische ervaringen te verzamelen. Daar vertolkte ze, zoals het de krant “Die Zeit” in 1919 beschreef, de “weiβbestrumpfte Pagen und kleine Buben.” [21] (Vertaling: Pagen met witte kousen en kleine jongens.) Bovendien vertoonde ze zich in het kader van publieke opvoeringen in de toneelacademie, waar geregeld ook intendanten van Duitstalige schouwburgen op talentenjacht aanwezig waren. Tijdens een van deze studentenopvoeringen zag de intendant van het “Stadttheater Bonn” haar als Serinetta in “La Gioconda” (noot: Het ging vermoedelijk om het stuk van Gabriele d'Annunzio in de Duitse vertaling van Hugo von Hofmannsthal). Vervolgens engageerde hij de naar haar eigen zeggen toen zestienjarige aan zijn huis.[22] Haar vader moest het contract voor de nog minderjarige handtekenen.[23]
Volgens het artikel van het “Wiener Salonblatt” had Mayen al tijdens haar studietijd casting gedaan bij Otto Brahm, destijds leider van het Berlijnse “Lessingtheater”. Ook al bood hij haar direct een contract aan, ging ze eerst in de provincie, naar Bonn, om zich “einzuspielen”. (noot: Daarmee bedoelde de journalist dat ze in Bonn meer ervaringen op de bühne wilde opdoen om daarna rijp voor Berlijn te zijn.)[24] ("Carrièrestart aan een theater in de provincie", zie ook: de pagina van Gusti Wolf en de pagina van Susi Nicoletti en de pagina van Bernhard Minetti over Opleiding in Berlijn bij Leopold Jessner en zijn begintijd in Gera (1927-1928) en Darmstadt (1928-1930)).
De journalist van het artikel “Gespräch mit Maria Mayen” uit 1917 schreef daarentegen dat ze direct na haar opleiding aan het “Lessingtheater” in Berlijn begon. Van Bonn is in dit artikel, gebaseerd op een interview met de actrice, helemaal geen sprake.[25]Ook volgens haar dochter speelde Maria Mayen direct na haar opleiding bij Otto Brahm en ging ze pas daarna naar Bonn.[26]

Stadttheater Bonn (ca. 1908), Lessingtheater Berlin (1911/1912-1913)

Volgens eigen zeggen in haar audio-interview van 1969 ging Maria Mayen daarentegen na de beëindiging van haar opleiding éérst naar Bonn en pas daarna naar Berlijn. Ze voelde zich zowel door haar lessen als ook door haar talrijke optredens als figurant aan het “Königliches Schauspielhaus” goed voorbereid op grotere rollen. Daadwerkelijk speelde ze in Bonn van begin af aan de ene belangrijke rol na de andere; Franziska in “Minna von Barnhelm” van Gotthold Ephraim Lessing, de titelrol in “Kätchen von Heilbronn” van Heinrich von Kleist en Rosi in “Die Schmetterlingsschlacht” van Hermann Sudermann.
Het Lessingtheater te Berlijn.
Haar dagelijks leven in Bonn beschreef ze dusdanig: “Man hat nachts gelernt, morgens probiert und abends seine Rollen gespielt.” (Vertaling: Men heeft ‘s nachts zijn tekst geleerd, ‘s ochtends gerepeteerd en ‘s avonds is men opgetreden.) Het publiek in een provinciestad was klein, dus moest elke week een ander toneelstuk première hebben. Mayen noemde haar intendant, Hofrat Beck, een “heel ambitieuze man”, die het gelukt was om in zijn ensemble vier toekomstige sterren van de toneel- en filmwereld te verzamelen: Maria Mayen, Agnes Straub, Eugen Klöpfer en Emil Jannings, die later samen met Marlene Dietrich in de film “Der Blaue Engel” een groot internationaal succes vierde.[27] In haar interview vertelde ze dat ze tijdens haar engagement in Bonn ook als gast aan het Berlijnse “Lessingtheater” was opgetreden; in de stukken “Glaube und Heimat” van Karl Schönherr en “Wenn der junge Wein blüht” van Björnsterne Björnson. De theaterdirecteur Otto Brahm, de wegbereider van het “naturalisme” op de Duitse bühne, gaf haar vervolgens een contract met zijn huis. ("Otto Brahm en het naturalisme", zie ook: de pagina van Helene Thimig)
Maria Mayen werd als opvolgster van de destijds beroemde Russisch-Oostenrijkse actrice Ida Orloff (1889-1945) geëngageerd, die het “Lessingtheater” recent verlaten had om haar carrière aan het “Wiener Burgtheater” voort te zetten. Orloff werd er al enkele jaren later weer ontslagen; Ze had in een variété opgetreden, wat toen als minderwaardig gold. Vervolgens had ze zonder toestemming van de directie van het “Burgtheater” in de stomme film “Atlantis” mee gespeeld. Maria Mayen zou ook aan het "Burgtheater" weer de opvolgster van Orloff worden.[28][29]
De directeur van het “Lessingtheater”, Otto Brahm, was toen hij Mayen engageerde al zwaar ziek en overleed een jaar later. Daarmee eindigde ook het engagement van Maria Mayen aan dit Berlijnse theater, dat in de Tweede Wereldoorlog door de bombardementen helemaal vernield werd. Toch vond Mayen achteraf dat juist dit ene jaar tot grote vooruitgang in haar artistieke ontwikkeling had geleidt.
De criticus, theaterdirecteur en regisseur Otto Brahm (1856-1912).
Ze noemde Otto Brahm de “ideale regisseur” überhaupt; Hij bleef altijd rustig en uitte tijdens de repetities nooit kritiek. Dat deed hij pas daarna, met elke acteur apart, en op een vriendelijke manier. Ook speelde hij nooit een scene voor, maar maakte door zijn psychologische uitleg de te spelen figuur snel helemaal duidelijk.[30] Bij hem voelde ze zich vrij en veilig en had ze nooit plankenkoorts. Een andere voor haar belangrijke regisseur in Berlijn was de toneelauteur Gerhart Hauptmann in diens stukken ze tijdens haar hele carrière steeds weer speelde.[31][32]

Actrice aan het k. k. Hofburgtheater (1913-1918) - Wiener Burgtheater (1919-1968)

Maria Mayen was veertig jaar lang, van 1913 tot 1953 aan het “Wiener Burgtheater” als vast lid verbonden. Daarna trad ze er als gast tot het seizoen 1967/68 op. In totaal was ze in 219 verschillende producties van het “Burgtheater” te zien.[33] Aan het “Burgtheater” op te treden, was altijd al haar droom geweest. Toen ze op een gegeven dag door een theateragent gevraagd werd, of ze actrice aan deze eerste schouwburg van haar thuisland zou willen worden, leek deze droom uit te komen. Ze zou er vóór de contractondertekening wel drie gastoptredens moeten doen. Men noemde dat in het theaterjargon van die tijd een “Gastspiel auf Engagement”, dus gastoptredens ten doel van een engagement aan deze schouwburg. Dat was destijds gebruikelijk, voordat een jonge acteur engageert werd. Men wilde eerst testen hoe het publiek en tevens ook de pers op hem of haar reageerde. ("Drie gastoptredens vóór een engagement", zie ook: de pagina van Tilla Durieux)
Maria Mayen speelde volgens haar eigen herinnering in maart 1912 (in realiteit vonden deze optredens in maart 1913 plaats)[34] als gast volgende rollen: Helene in “Wenn der junge Wein blüht” van Björnsterne Björnson, Vittorino in “Renaissance” van het auteurs-duo Franz von Schönthan en Franz Koppel-Ellfeld en Hedwig in “Wildente” van Henrik Ibsen.[35] De directeur van het Burgtheater, de acteur en regisseur Hugo Thimig, bood haar al na haar optreden in “Renaissance” een vijfjarig contract aan, ook al was de pers in eerste instantie verdeeld over de jonge actrice.
Maria Mayen: Haar engagement aan het k. k. Burgtheater wordt bekend gemaakt. Wenen, 1913.
”Das Burgtheater hat ein neues wertvolles Mitglied bekommen – Fräulein Mayen vom Berliner Lessingtheater. In dem schrecklich wässrigen Lustspiel “Renaissance” vermochte sie als Vittorino das Publikum zu stürmischen und echten Beifallskundgebungen hinzureiβen. Endlich einmal eine angenehme Nachricht von unseren Hoftheatern.”[36]
(Vertaling: Het Burgtheater heeft een nieuwe en volwaardige aanwinst – juffrouw Mayen van het Berlijnse Lessingtheater. In de weliswaar vreselijk waterdunne komedie ”Renaissance” verstond ze als Vittorino het publiek tot stormachtige en echte ovaties te verleiden. Eindelijk maar een positief bericht van onze hof-theaters.)

De journalist van het “Fremden-Blatt” bekritiseerde op scherpe manier de keuze van het stuk “Renaissance” dat volgens hem te zoet en verouderd was. Ook de vertolking van Maria Mayen vond hij helemaal niet geslaagd: “Die Theaterei die Fräulein Mayen gestern zeigte, ist reichlich gesüβt, ist mit billigen Mätzchen genau so verfälscht wie die Rolle selbst; und es lieβ sich kein menschlicher Akzent vernehmen, der durch all das unnatürlich holdselige Geschnurre etwa hervorgedrungen wäre.” [37] (Vertaling: Het toneelspeel dat juffrouw Mayen gisteren heeft laten zien is flink zoetig en het komt door haar goedkope trucjes net zo onecht over als de rol zelf. Er was niet één menselijke toon te horen onder al dat onnatuurlijke en sentimentele gezoem.)
Na Mayen’s laatste gastoptreden als Hedwig in “Wildente” resumeerde een journalist, dat het publiek vooral door haar jeugd gecharmeerd was, maar dat haar spel nog de diepte van het gevoel ontbrak. Hij vond het wel terecht dat ze een kans aan het Burgtheater kreeg.[38]
Haar engagement werd in de zomer 1913 officieel bekend gemaakt. Naast haar werden ook Maria Mayer en haar partner in vele toekomstige opvoeringen, Harry Walden, geëngageerd.[39][40]

Het begin van haar engagement aan het “Wiener Burgtheater” vond slechts enkele maanden voor de uitbraak van de Eerste Wereldoorlog plaats. In haar eerste seizoen speelde ze weer Helene in “Wenn der junge Wein blüht” en Hedwig in “Die Wildente”, rollen de ze al als gast in Wenen had vertolkt. Verder was ze onder andere als Rautendelein in “Die versunkenen Glocke” van Gerhart Hauptmann te zien, als Cecilia in “Der häβliche Ferrante” van Sabatino Lopez en als Isabelle in “Der Reiherbusch” van Dario Niccodemi.[41]

Het Burgtheater tijdens de Eerste Wereldoorlog (1914-1918) en in de eerste naoorlogse jaren

Hugo Thimig werd in 1912, na de dood van Alfred Baron Berger eerst tot interim-directeur, daarna tot directeur van het “k. k. Hofburgtheater” benoemd. Hij leidde het huis bijna tijdens de hele oorlogsperiode, pas in 1917 moest hij vanwege gezondheidsredenen stoppen.[42] Na hem wisselden de directeuren tot 1923 om de haverklap; De personeelslijst noemt voor deze vijf jaar vier directeurs en tussen september en november 1918 zelfs een consortium bestaand uit drie mannen. De acteur en regisseur Franz Herterich (1877-1966) was de eerste directeur na de oorlog die het huis weer meerdere jaren leidde, namelijk tussen 1923 en 1930.[43]

Nadat op 28 juli 1914 Oostenrijk-Hongarije de oorlog aan Servië had verklaard, bleven de schouwburgen vooreerst gesloten, want men vond het ongepast dat het publiek zich amuseerde terwijl de soldaten aan het front overleden. Snel kwam men echter tot het inzicht dat juist in deze deprimerende situatie het belangrijk was om voor afleiding te zorgen. Na de zomerpauze werd het Burgtheater daarom, weliswaar met wat vertraging, op 18 oktober 1914 heropend.[44]
Hoe verder de oorlog vorderde hoe moeilijker de situatie ook voor de theaters werd. Vooral de kolen voor de verwarming werden schaars, zodat in het Burgtheater in december 1918 nog maar op vijf dagen gespeeld kon worden. In januari 1919, dus al na de oorlog, kon het theater maar op 16 dagen open gaan, en ook in de volgende maanden moest de helft van de voorstellingen afgezegd worden i. v. m het kolentekort. Bovendien heerste in 1918 ook een griepepidemie (“Spaanse griep”), waardoor al in oktober het huis voor tien dagen gesloten bleef.[45]
Voor de acteurs had de oorlog tot consequentie dat hun salarissen flink gekort en dat ook relatief weinig nieuwe leden aan het ensemble toegevoegd konden worden.[46]
Actrices van het Wiener Burgtheater. Maria Mayen (beneden rechts). Ook Susanne Osten (boven links), Maria Mayer (boven in het midden) en Gisela Wilke (in het midden) waren tijdens de tournée in 1923 in Nederland te zien.
Ondanks deze zware materiele situatie vonden toch bepaalde artistieke en organisatorische ontwikkelingen plaats. Een bijzonder grote noviteit was de eerste aanstelling van een echte regisseur, Arthur Holz (1876-1940). Tot die tijd werden aan het “Burgtheater” acteurs die minstens twintig jaar tot het ensemble behoorden met de taken vertrouwd die later de regisseur overnam: ontwikkeling van een regieconcept, rolverdeling besluiten, werken met de acteurs, algehele verantwoording voor de productie. Arthur Holz had aan het “Dresdner Hoftheater” als regisseur en dramaturg gewerkt en ook films geënsceneerd.[47][48]
Ook in esthetische opzicht kwam, gedeeltelijk door de nood aan (financiële) middelen, verandering; In de eerste naoorlogse tijd begon men aan het Burgtheater namelijk het bühnen-decor te reduceren, men wilde weg van de volgepropte naturalistische bühne, heen tot simpliciteit. De acteur moest in het middelpunt van de belangstelling staan en niet het decor.[49]
Een andere noviteit vond in de korte directietijd van Albert Heine (1918-1921) plaats, namelijk de introductie van de programmaboekjes. Tot die tijd informeerde het “Burgtheater” zijn publiek alleen maar via affiches over de voorstellingen, met name over de begin- en eindtijden en de rolverdeling. In het tijdperk van de directeur Claus Peymann (1986-1999) groeiden deze eerst smalle programmaboekjes uit tot ware boeken van soms 300 pagina’s, waarin naast verschillende teksten en foto’s ook het hele toneelstuk afgedrukt was. ("Programmaboekjes", zie ook: de pagina van Claus Peymann). Intussen is het programmaboekje in het “Burgtheater” weer (bijna) helemaal verdwenen.[50]

Benefiet, gastoptredens en een sketch in het variététheater “Ronacher”

In deze roerige tijden trad Maria Mayen, naast haar werk aan het “Burgtheater”, ook in het kader van talloze benefietvoorstellingen op. Zo was ze onder andere te zien ten gunste van het “Witwen – und Waisenfonds” (“Fonds voor weduwen en weeskinderen”)[51] en van het “Kriegsfürsorgeamt für rekonvaleszente Offiziere und Soldaten” (“Oorlogkantoor zorg en welzijn voor officieren en soldaten op revalidatie”)[52]
Deze persoonlijke inzet van kunstenaars voor het goede doel tijdens de oorloog werd door het publiek en de pers met grote, soms kritische belangstelling vervolgd.
Zo werd Maria Mayen in 1917 daarvoor bekritiseerd, dat ze in de pauze van de voorstelling van “Jugend” van Max Halbe in het Weense “Stadttheater” anders als haar collega’s niet met een collectebus in de zaal en in het buffet had rondgelopen. Ze verdedigde haar handelen door in een kort stuk in de krant “Neues 8 Uhr-Blatt “ te vertellen dat ze zich niet in kostuum en masker buiten de bühne wilde laten zien om het artistieke effect van haar vertolking niet te verstoren. Ze voegde eraan toe, dat ze voor hetzelfde goede doel in haar coterie inmiddels al 800.000 Kronen ingezameld had, terwijl haar collega’s maar 20.000 Kronen hadden kunnen binnenhalen tijdens de collecte in de korte pauze.[53]

Maria Mayen privé. Wenen, 1922.
Maria Mayen was destijds ook vaak als gast in de schouwburgen van de kroonlanden van het Oostenrijkse keizerrijk te zien. In 1915 trad ze bijvoorbeeld in het stadtheater van het elegante kuuroord Franzensbad in Bohemen op. Ze vertoonde zich weer als Vittorino in “Renaissance” en als Kätchen in het destijds populaire sentimentele stuk “Alt-Heidelberg” van Wilhelm Meyer-Förster. Ondanks dat ze toen nog nauwelijks twee jaar lang tot het ensemble van het Burgtheater behoorde, werd ze in Franzensbad al “een eerste kracht van dat instituut” genoemd. (…sie zählt zu den ersten Mitgliedern dieses Kunstinstitutes.)[54] Ze had toen al prominente bewonderaars zoals de dichter Peter Altenberg. Hij schreef in 1916 op een foto van haar (zie foto helemaal boven): “Maria Mayen, Du, Du, oh Du mein lebendiges Schubert-Lied Du! Und sonst, mein Gott, sonst bist du halt noch eine kleine, groβe Schauspielerin am Wiener Burg-Theater. Peter Altenberg, 1916” (Vertaling: Maria Mayen, jij, jij, oh jij mijn vleesgeworden lied van Schubert, jij! (nota: Altenberg bedoelde de Oostenrijkse romantische componist Franz Schubert, 1797-1828.) En verder, lieve Here, verder ben jij een kleine, grote actrice van het Weense Burg-Theater. Peter Altenberg, 1916.)
In 1917 was ze bijzonder vaak op reis; In Pilsen (vandaag Plzeň/ Tschechische Republiek) speelde ze als gast Rosi in “Schmetterlingsschlacht” van Hermann Sudermann en Rautendelein in “Die versunkene Glocke” van Gerhart Hauptmann.[55] In Teplitz (vandaag Teplice/Tschechische Republiek) speelde ze in februari 1917 Franziska in “Minna von Barnhelm” van Lessing en weer Rosi in “Schmetterlingsschlacht”[56], in de zomer van hetzelfde jaar was ze als Heimchen in “Johannisfeuer” van Ludwig Fulda te zien[57] en in de daaropvolgende herfst als Ännchen in “Jugend” van Max Halbe.[58]Over haar Franziska schreef men: “Mit ungewöhnlichen Gaben der Anmut und Liebenswürdigkeit ausgestattet, verlieh sie der heiteren, gechwätzigen Kammerzofe Franziska wirkliches frisches Leben…. Leider verfügt sie aber nicht über ein so schmiegsames Wort, und die Härte im Tonfall…..befremdet oft durch eine undeutsche Klangfarbe.”[59] (Vertaling: Maria Mayen, met gratie en vriendelijkheid rijkelijk gezegend, verleende aan haar Franziska, dit vrolijke, spraakzame kamermeisje, echt fris leven. Helaas is haar taal minder zachtaardig en de hardheid van haar stem zorgt vaak voor bevreemding, want ze klinkt soms on-Duits.)
In een ander blad stond de lezen: “Die Gastin vermochte schon durch ihr anmutiges Äuβere so viel Liebreiz zu verbreiten, daβ es nur eines ganz geringen Spieltalents bedurft hätte, um das in allen Räumen dichtgefüllte Haus zu begeistern. Aber Frl. Mayen bewies in Spiel, Sprache und Gebärde, daβ sie eine Künstlerin von ganz hervorragender Bedeutung ist.”[60] (Vertaling: Onze gast lukte het alleen al door haar elegant uiterlijk dermate veel charme te verspreiden, dat ook een maar matig speltalent voldoende geweest zou zijn om het helemaal vol bezette huis te fascineren. Echter bewees juffrouw Mayen in spel, taal en gebaren dat ze een kunstenares van buitengewoon grote betekenis is.)
Ook na de Eerste Wereldoorlog bleef Maria Mayen vaak gastoptredens geven in wat nu het buitenland was, Tsjechië en Hongarije.[61] Daarnaast reisde ze met het ensemble van het “Burgtheater” tijdens het interbellum ook door andere Europese landen, onder andere Duitsland[62] en Nederland. ("Maria Mayen in Nederland", zie ook: de pagina van Maria Mayen)
Maria Mayen en Hans Lackner in "Das blaue Signal". Advertentie. Ronacher, 1920.

Een sensatie was in 1920 het optreden van Maria Mayen en haar collega van het “Burgtheater”, Hans Lackner, in de sketch “Das blaue Signal” die in het variététheater “Ronacher” werd gegeven. Mayen speelde in dat stuk vol technische effecten een schuchter miljardairsdochter (“verschüchertes Milliadärstöchterchen”). Op het hoogtepunt van dit zenuwslopende stuk vol verrassingen (“Der Sketch verblüfft und zerrt an den Nerven”) kreeg het publiek de indruk dat Mayen door een trein zou worden overreden.[63][64] Raar genoeg accepteerde de directie van het “Burgtheater” Maria Mayen’s optreden in een variété, terwijl haar voorgangster Ida Orloff onder andere wegens een soortgelijk optreden enkele jaren eerder nog ontslagen werd. ("Ida Orloff", zie ook: de pagina van Maria Mayen).

Maria Mayen aan het Wiener Burgtheater in het interbellum

Het was lange tijd onduidelijk, hoe het verder moest met het “k. k. Hofburgtheater” na de Eerste Wereldoorlog. De laatste keizer, Karl I, had weliswaar schriftelijk van een deelname aan de regering van de nieuwe republiek “Deutsch-Österreich” afgezien, maar hij had nooit letterlijk afgedankt. Hij zag zich als van god in zijn ambt gezet en daarvan kon hij als mens niet terugtreden. Op 23 maart 1919 moesten hij en zijn gezin, door de regering gedwongen, naar Zwitserland in ballingschap gaan. Op dat moment beschouwde hij het “Burgtheater”, de “Staatsoper”, de paleizen en musea nog als zijn privéeigendom, ook al was de monarchie inmiddels afgeschaft. Keizer Karl I vroeg aan Albert Heine, de nieuwe, recent door hem benoemde directeur van het “Burgtheater”, om er goed voor te zorgen en het hem bij zijn terugkomst onveranderd terug te geven. Maar de keizer keerde nooit meer naar Wenen terug. Hij overleed al in 1922 in zijn exil op Madeira, waar hij tot op de dag van vandaag ook begraven ligt.[65][66]

De familie Habsburg-Lothringen werd per wet van 03 april 1919 onteigend en de keizerlijk-koninklijke (k. k.) theaters – “k. k. Hofburgtheater” en “k. k. Hofoper” gingen vervolgens over in het bezit van de nieuwe republiek. Ze heetten vanaf nu “Wiener Burgtheater” und “Wiener Staatsoper”.[67] [68] De Nederlanders maakten van deze nieuwe namen tijdens de eerste gastoptredens van Maria Mayen in 1922 en 1923 noch op de affiches noch in de recensies gebruik. Hier creëerde men een mengsel uit oud en nieuw (“Wiener Hof- Burgtheater”) maar ook “Wiener Hofburg” was als naam van de schouwburg in de advertenties te lezen.[69] ("Maria Mayen in Nederland", zie ook: de pagina van Maria Mayen). ("Het Burgtheater tussen de oorlogen", zie ook: de pagina van Alma Seidler).
De (toneel)auteur Arthur Schnitzler en acteurs van het Wiener Burgtheater. Maria Mayen (rechts). Foto genomen i.v.m. de première van zijn stuk: "Komödie der Verführung". Burgtheater, 12 october 1927.

De jaren van het interbellum waren voor Maria Mayen de arbeidsintensiefste tijd van haar hele carrière. Nooit meer daarna speelde ze zo veel verschillende rollen als onder de directie van Max Paulsen (1922-1923), Franz Herterich (1923-1930), Anton Wildgans (1930-1931) en Hermann Röbbeling (1932-1938). In het seizoen 1922/23 was ze bijvoorbeeld in 33 verschillende producties te zien, in 1923/24 in 34 en in 1927/28 in 30.[70]
De dochter van Maria Mayen vertelde in haar memoires dat haar moeder toen de hele dag in het Burgtheater bleef en vaak pas ‘s avonds laat, na de voorstelling, naar huis kwam. Tussen de repetities en de voorstellingen rustte ze in haar garderobe, die naar haar persoonlijke smaak gedecoreerd werd en waar haar eigen meubels stonden.[71]

Ze had toen dus al de status van een eerste actrice van het “Burgtheater”, want anders had ze geen eigen garderobe ter beschikking gekregen. Dat ze zich al vroeg bewust was van haar waarde voor het ensemble toont ook een interview dat de journalist Karl Marilaun in 1917 met haar voor het “Neue Wiener Journal” voerde. Hij berichtte in zijn artikel, dat Mayen een bepaalde soort rollen die ze aan het Burgtheater vaak moest spelen intussen al een beetje zat was. Volgens Marilaun waren deze rollen ouderwets, bijna anachronistisch. Jonge meisjes uit een sprookjeswereld, met blauwe oogopslag. “Süβ, klein, nichtig-hold” (zoet, klein, onbenullig-sierlijk) noemde hij deze meisjesfiguren, die bijvoorbeeld in de destijds populaire werken van de Pools-Oostenrijkse auteur Thaddäus Rittner opdoken. Maria Mayen vertolkte in 1917 Prinzessin Juliane in de première van Rittners “Garten der Jugend” en later, in 1928 Maja in zijn stuk “Sommer”. Ze wilde zo snel mogelijk uit het “Rollenfach” van “naïeve” stappen en karakterrollen spelen.[72] ("Rollenfach", zie ook: de pagina van Julia Janssen en de pagina van Rosa Albach-Retty). De journalist Karl Marilaun vond haar wens begrijpelijk, want de jonge actrice maakte op hem helemaal geen romantische, maar meer een nuchtere indruk. Ook de kamer die ze in 1917 nog bij haar ouders bewoonde, paste volgens hem meer bij een studente scheikunde dan bij een jonge actrice. Hij noemde haar een Nora, aanspelend op het stuk van Henrik Ibsen over een jonge vrouw, die uit haar huwelijk breekt en man en kinderen achterlaat om zich zelf te vinden.[73]

Aan haar wens werd gehoor gegeven, want in 1920 beleefde Maria Mayen de grote doorbraak als Christine in het tragische stuk “Liebelei” van Arthur Schnitzler. ("Liebelei", zie ook: de pagina van Susi Nicoletti). De critici verbaasden zich erover dat Mayen deze moeilijke rol zo soeverein vertolkte, dat ze in de vrolijke scenes net zo geloofwaardig overkwam als in de tragische. ”Die Christine der Frau Mayen …..war eine künstlerisch vollendete Leistung.”[74] (Vertaling: Christine in de interpretatie van mevrouw Mayen was een volmaakte artistieke prestatie.) In deze rol was ze drie jaar later in Nederland te zien en vierde daarmee ook hier grote successen. (“Maria Mayen in Nederland”, zie ook: de pagina van Maria Mayen)
In 1912 al had ze in de première van het Arthur-Schnitzler-Stück “Das weite Land” Erna gespeeld, een jong meisje van goede huize die een verhouding met een getrouwde man begint. In zijn late stuk “Komödie der Verführung” speelde ze Seraphine.
In de werken van Schnitzler, Karl Schönherr (“Glaube und Heimat”, “Maitanz”), Carl Zuckmayer (“Der Hauptmann von Köpenick”, "Gesang im Feuerofen"), Ferenc Molnár (“Der Schwan”) en Hermann Bahr (“Luftwechsel”, “Das Konzert”, “Das Prinzip”), dus in de destijds moderne toneelliteratuur, voelde ze zich in haar element. Dat benadrukte ze ook in haar audio-interview.[75]
Inderdaad zag het publiek haar relatief zelden in klassieke rollen, vooral vanaf het midden van haar carrière namen dit soort rollen gestaag af.
Maria Mayen en haar tweede echtgenoot Emmerich Reimers in "Rausch" van August Strindberg. Wiener Burgtheater, 1927.
Tijdens de Eerste Wereldoorlog en in het interbellum vertolkte ze onder andere volgende rollen in klassiekers van de toneelliteratuur; Cordelia in “König Lear” (1916), Ophelia in “Hamlet” (1920/21), Jessica in “Der Kaufmann von Venedig” (1926/27), Emilia in “Othello” (1935/36) en Phoebe in “Wie es euch gefällt”, alle vijf stukken van Shakespeare, Recha in “Nathan der Weise” van Lessing (1918/19), Ismene in “Phädra” van Jean Racine (1919/20) en Hanna Kennedy in “Maria Stuart” van Friedrich von Schiller (1938/39).
Een echte hit in haar carrière was de komedie “Weiβer Flieder” van de Ierse George Farquhar Lennox uit de epoche van de “Engelse restauratie” (1660-1669), toen de monarchie heringevoerd werd. Deze productie werd tussen 1933 en 1938 115 keer vertoond.[76]

Titel “Kammerschauspielerin”, 1926

Tot in 1918 was het voor een acteur van het “k. k. Hofburgtheater” de hoogste eer om door de Keizer persoonlijk tot “Hofschauspieler” of “Hofschauspielerin” benoemd te worden. De onderscheiden acteurs mochten hun keizerlijke titel ook in de republiek houden. In 1926 werd het republikeinse pendant van de titel “Hofschauspieler” in het leven geroepen: de nieuwe titel heette (en heet tot op het heden) “Kammerschauspieler” respectievelijk “Kammerschauspielerin”.
De eerste dragers van deze beroepstitel waren Maria Mayen, Maria Mayer, Raoul Aslan en Willi Thaller.[77][78] (“Beroepstitels van het Burgtheater” zie ook: de pagina van Elisabeth Orth en de pagina van Rosa Albach-Retty).

Wiener Burgtheater (1938-1953)

Op 13 maart 1938 werd Oostenrijk officieel als “Ostmark” het Duitse rijk aangesloten (“Anschluss”). Om deze, door een grootdeel van de Oostenrijkse bevolking bejubelde annexatie internationaal een schijn van legitimatie te geven, werd achteraf, op 10 april een volksbevraging gehouden. Het volk werd gevraagd of het wel of niet voor de “Anschluss” was, ondanks dat de “Anschluss” toen al realiteit was. Enkele van de beroemdste kunstenaars van het land, onder anderen Rosa Albach-Retty, Paula Wessely en haar man Attila Hörbiger, schreven korte, enthousiaste teksten die voor deze volksbevraging reclame moesten maken. Ze werden in de krant “Kleine Volkszeitung” onder de titel “Unsere Künstler danken dem Führer” (Vertaling: Onze kunstenaars danken de Führer.) geprint. Ook Maria Mayen die nog in 1926 door een antisemitisch blad afkeurend als Jodin neergezet was, leverde een bijdrage. Ze schreef: ”Es bedeutet für mich das gröβte Glück in Groβdeutschland wirken zu dürfen, und damit ist meine künstlerische Sehnsucht erfüllt. Ich habe als Oesterreicherin von Berlin aus meinen künstlerischen Ausgang genommen und bin von dort unmittelbar ans Burgtheater gekommen. Der Weg van Oesterreich ins Reich und dann zurück in die Heimat bedeutet für mich gerade in diesen Festtagen eine köstliche Parallele zur Gegenwart und zugleich eine groβ Freude.[79] (Vertaling: Mijn grootste artistieke wens is in vervulling gegaan; Ik mag in het Groot-Duitse Rijk werken. Mijn start als kunstenares heb ik als Oostenrijkse in Berlijn gemaakt en vandaar ben ik direct naar het Burgtheater gekomen. De weg vanuit Oostenrijk naar het Duitse Rijk en dan terug naar het thuisland betekent voor mij juist in deze feestdagen een kostelijke parallel met het heden en tevens een grote vreugde.)

In de zeven jaar dat Oostenrijk bij het Duitse Rijk hoorde zonk het aantal premières in het “Burgtheater” behoorlijk. Had Maria Mayen in het seizoen 1937/38 nog in tien verschillende rollen op de planken gestaan, zag men haar een jaar later nog maar in vijf en in de seizoenen 1941/42 en 1942/43 zelfs nog maar in drie producties. Zelden kreeg ze nog hoofdrollen, zoals bijvoorbeeld met Marie in “Das Konzert” van Hermann Bahr, vaker kleine, maar wel pregnante bijrollen; Hanna Kennedy in “Maria Stuart” en Herzogin von Friedland in “Wallenstein”, beide stukken van Friedrich von Schilller, Madame Knorr in “Einen Jux will er sich machen” van Johann Nestroy, Maria Theresia in “Verwandte sind auch Menschen” van Eberhard Foerster (pseudonym van Erich Kästner), Baronin Anderlan in “Gabriele Dambrone” van Richard Billinger en Agnes in “College Crampton” van Gerhart Hauptmann.[80]
Over het laatste toneelstuk schreef de “Völkische Beobachter”, het partijblad van de NSDAP, heel kritisch. “College Crampton” van Gerhart Hauptmann uit 1891 is een tragiekomedie over een kunstschilder en professor aan de kunstacademie met een zwaar alcoholprobleem, dat zowel zijn carrière als ook zijn privéleven ernstig in gevaar brengt. Hier werd door Hauptmann dus een mensentype neergezet die helemaal niet aan de nationaalsocialistische idealen van gezondheid en kracht voldeed. Men resumeerde dat dat stuk alleen wegens de fantastische titelrol op het speelplan gezet was, die Otto Tressler vertolkte. Maria Mayen speelde de weduwe Agnes die als een soort reddende engel in het desolate familieleven van Crampton ingrijpt. Over haar schreef de journalist Wilhelm Antropp van de “Völkische Beobachter”: ”…Maria Mayen verzichtet auf die naheliegende melancholische Note, und die Mütterlichkeit ihrer Agnes ist ganz mit stiller, verstehender Heiterkeit erfüllt.”[81] (Vertaling: Maria Mayen ziet af van een bepaalde melancholie die bij de rol gepast zou hebben. Haar Agnes is daartegen moederlijk en vol van een stille en begrijpende vrolijkheid.)

Gastspeler aan het Burgtheater (1953-1968)

In 1953 ging Maria Mayen met pensioen, 40 jaar nadat ze haar debuut aan het “Burgtheater” had gegeven. Ze bleef aan het huis wel als gastspeler tot 1968 verbonden. Een van haar belangrijke rollen in deze laatste jaren van haar loopbaan was Marie Hoprecht in “Der Hauptmann von Köpenick” van Carl Zuckmayer, weer een warmhartige vrouw die haar broer in nood bij zich opneemt. In hetzelfde stuk had ze in de jaren 1931/32 de echtgenote van de burgemeester, Frau Obermüller, gespeeld. In 1951 was ze in het verzetsdrama “Gesang im Feuerofen” van dezelfde auteur te zien.
Na de Tweede Wereldoorlog ontdekten de Duitstalige theaters de moderne toneelliteratuur uit de USA en Groot-Brittannië die in de Nazi-tijd verboden was. Zo kwam het dat Maria Mayen in 1951 als Eunice Hubbel in “Endstation Sehnsucht” (“A streetcar named desire”) van Tennessee Williams te zien was en in 1952 als Lady Hayling in “Wegen der Leute” (“Relative Values”) van Noel Coward.[82]
Theateraffiche "Einen Jux will er sich machen" van Johann Nestroy. Wiener Burgtheater 1967. Deze productie was in 1964 in Nederland te zien.

Haar laatste optreden had Maria Mayen in haar paraderol Fräulein Blumenblatt in “Einen Jux will er sich machen” van Johann Nestroy. In deze rol was ze in het kader van het “Holland Festival” in 1964 ook in Nederland te zien. (zie ook: de pagina van Maria Mayen). De enscenering stamde van de destijds bekende film- en toneelregisseur Axel van Ambesser die zelf ook komedies (“Omlette surprise”) schreef. De muzikale leiding van de opvoering had Alexander Steinbrecher die korte tijd later de schoonzoon van Maria Mayen werd.[83] (“Alexander Steinbrecher”, zie ook: de pagina van Maria Mayen)

Kunstenaarsfamilie, salon- en societyleven

Onder de voorouders van Maria Mayen bevonden zich weliswaar geen kunstenaars, maar vanaf haar generatie veranderde dat, want zijzelf werd actrice, haar zus Jenny was het toen al en een derde zus werd pianiste. In 1920 trouwde Mayen met de psychoanalyticus en befaamde womanizer Dr. Rudolf Urbantschitsch (1879-1964). Hij leidde een luxe sanatorium in Wenen, waar Mayen en hij in de eerste tijd van hun huwelijk ook woonden.[84] Toen Mayen en hij trouwden pleegde een andere actrice van het “Wiener Burgtheater”, Tilly Kutschera, zelfmoord. (nota: Op de foto "Actrices van het Wiener Burgtheater" is Tilly Kutschera direct onder Susanne Osten te zien.) Arthur Schnitzler noteerde toen in zijn dagboek: “Frl. K.[utschera] ist die vierte, die sich wegen dieses mattoid-infantilen sentimentalen Hübschlings umbringt!”[85] (Vertaling: Juffrouw K.[utschera] is al de vierde die zelfmoord pleegt wegens dit excentrisch-infantiele en sentimentele knappertje!)
In 1925 werd dochter Elisabeth geboren. Zij beschreef in haar memoires het society-leven van haar ouders als volgt; ”Es gab viele und groβe Abendgesellschaften mit interessanten Gästen, der erfolgreiche und gutaussehende Arzt und die junge, schöne und beliebte Schauspielerin des Burgtheaters als Gastgeber – eine glamuröse Welt, die man sich heute nicht mehr vorstellen kann.”[86] (Vertaling: Er vonden vele en vaak grote avondontvangsten plaats met interessante gasten, de succesvolle en knappe arts en de jonge, mooie en geliefde actrice van het Burgtheater als gastgevers – een glamoureuze wereld die wij ons vandaag nog maar nauwelijks kunnen voorstellen.)
Maria Mayen was tevens een gaarne geziene gast in de literaire, intellectuele salons van die tijd, zo ook in de beroemde salon van Bertha Zuckerkandl (1864-1945). Zuckerkandl, die direct naast het Burgtheater woonde, zij was journaliste, auteur en vertaler. Door het huwelijk van haar zuster met de broer van de Franse minister-president George Clemenceau, onderhield ze goede contacten met Parijs, waar ze, na jaren in de emigratie in Algerije, in 1945 overleed en begraven werd.[87]

Medio jaren dertig lieten zich Mayen en Urbantschitsch scheiden. Urbantschitsch verhuisde naar de USA, waar hij zich als psychoanalyticus en auteur kon vestigen.
In 1938 trouwde Maria Mayen met haar collega van het Burgtheater, Emmerich Reimers (1886-1970), zoon van Georg Reimers (1860-1936), een van de grote legendes van deze schouwburg.
Elisabeth Urbanitsch (ze noemde zich later Urbancic) werd kostuum- en decorontwerpster en werkte met belangrijke toneel- en filmregisseurs als Fritz Kortner, Rudolf Noelte, Erwin Piscator, Heinz Hilpert en Kurt Hoffmann. In 1950 was ze medewerkster bij de legendarische opvoering van “Mutter Courage” met Therese Ghiese in de hoofdrol aan de Münchner Kammerspiele. Bertolt Brecht, de auteur van het stuk, ensceneerde zelf, vier jaar voor zijn overlijden.
Elisabeth was getrouwd met Johannes Waltz, een Duitse decorontwerper. Met hem had ze vier kinderen, waaronder de acteurs Martin Waltz en Christoph Waltz. Deze laatste won twee keer de Oscar voor zijn rollen in de Quentin-Tarantino-films “Inglorious Bastards” (2009) en “Django unchained” (2012).
De filmacteur Christoph Waltz, kleinzoon van Maria Mayen.
Christoph Waltz werkt ook als operaregisseur.[88]
Na de dood van Johannes Waltz trouwde Urbancic met de componist Alexander Steinbrecher die ook voor het “Burgtheater” werkte. Deze was in een eerste huwelijk met de Burgtheater-actrice Beatrix von Degenschild (1916-1965) getrouwd en was daardoor de stiefvader van haar zoon die ze in dat huwelijk mee gebracht had: de latere filmregisseur en Oscar-winner Michael Hanneke. Hanneke en Christoph Waltz hadden dus dezelfde stiefvader.
Last but not least leverde ook een neef van Maria Mayen’s eerste echtgenoot, Viktor van Urbantschitsch (ook: Victor Urbancic, 1903-1958), zijn bijdrage tot deze verzameling van kunstenaars. Hij werkte als componist en was met een Joodse actrice (Melitta Grünbaum) getrouwd. Victor Urbancic emigreerde met haar en zijn vier kinderen naar IJsland, waar hij ook overleed.[89]

Film, TV, Radio

Maria Mayen werd in haar audio-interview uit 1969 gevraagd, of het medium film in haar carrière een wezenlijke rol gespeeld had. Zij, die tijdens dat interview over haar eerste rollen in de studentenopvoeringen op de Marie-Seebach-Schule te vertellen wist, herinnerde zich geen enige titel van haar films.[90]
Net als voor talrijke andere acteurs van het “Burgtheater” uit dit tijdperk had ook voor Maria Mayen het metier film weinig artistieke betekenis. (“Burgschauspieler en film” zie ook: de pagina van Rosa Albach-Retty en de pagina van Julia Janssen en de pagina van Alma Seidler).
Tussen 1918 en 1922 trad Maria Mayen in zes korte stomme films op. In 1920 draaide ze de stomme speelfilm “Golgotha”, aan de zijde van Raoul Aslan, haar collega van het “Burgtheater” en na de Tweede Wereldoorlog ook de directeur van dat huis. Achter de camera stond Gustav Ucicky, een illegitieme zoon van de schilder Gustav Klimt, later zelf regisseur en befaamd voor zijn propagandafilm “Heimkehr” (1941). (“Gustav Ucicky” zie ook: de pagina van Susi Nicoletti)
In de jaren zestig was Maria Mayen in twee Oostenrijkse TV-producties te zien: “Donadieu” (1961), baserend op het gelijknamige toneelstuk van Fritz Hochwälder en “Der Befehl” (1967).[91]

Voor de Tweede Wereldoorlog was Maria Mayen in talrijke Radio-producties van de omroep “RAVAG” (afkorting voor “Radio-Verkehrs-AG”) te horen. Daarbij ging es voornamelijk om literaire programma’s of hoorspelen baserend op toneelstukken. Zo hoorde men haar bijvoorbeeld als Rahel in “Die Jüdin von Toledo” van Franz Grillparzer[92]. In 1933 sprak ze de vrouwelijke hoofdrol in de komedie “Die Liebeschaukel” van Lothar Ring.[93]

Dood in 1978

Maria Mayen bevond zich net op zomervakantie in Bad Goisern in Opper-Oostenrijk, toen ze op 15 juli 1978 op 86 jarige leeftijd overleed. Haar graf bevindt zich op de begraafsplaats “Sieveringer Friedhof” in Wenen, waar ook haar tweede echtgenoot Emmerich Reimers begraven ligt.[94]

Maria Mayen in Nederland

In 1922 en 1923 was het “Wiener Burgtheater” voor meerdere weken te gast in Nederland. In de kranten werd vooraf toegelicht dat het om de eerste tournée van het “Burgtheater” überhaupt ging. Enkele acteurs van het huis hadden altijd al gastvoorstellingen in Oostenrijk en het buitenland gegeven, maar nooit eerder was een hele groep van het ensemble met voorstellingen van het huis in het buitenland te gast geweest. De achtergrond: De naoorlogse situatie in Wenen was dermate schrijnend, er was noch voedsel, noch stookmateriaal beschikbaar, zodat het buitenland uiteindelijk actief werd om te helpen. Nederland nam ondervoede Weense kinderen op en redde ze zo voor een waarschijnlijke hongerdood. Voor deze hulpvaardigheid[95] wilde Oostenrijk zijn dank uitbrengen en stuurde daarvoor enkele van de beste acteurs van het Burgtheater naar Nederland: de bijna tachtigjarige Auguste Wilbrandt-Baudius, de gevierde tragédienne Hedwig Bleibtreu en de grote oude heldenspeler Georg Reimers. Ook Maria Mayer kwam mee en werd tevens ook hier in de recensies met haar jongere collega Maria Mayen verwisseld.
Bij de jonge krachten hoorden naast Maria Mayen, haar toekomstige echtgenoot Emmerich Reimers, de toen bloedjonge Hans Thimig uit de acteursfamilie Thimig (zie ook: de pagina van de pagina van Helene Thimig en van Alma Seidler).
Men kwam in 1922 met twee komedies naar Nederland: “Der Schwan” van Ferenc Molnár en “Hochzeitstage” van Paul Géraldy. In 1923 vertoonden de Oostenrijkers “Liebelei” van Arthur Schnitzler, “Das Konzert” van Hermann Bahr en de tragedie “Medea” van de Oostenrijkse nationaaldichter Franz Grillparzer (1791-1872).[96][97][98]

Om deze eerste tournee van de Oostenrijkers door verschillende Nederlandse steden (o. a. Den Haag, Amsterdam, Rotterdam, Groningen, Utrecht) aangenaam te laten verlopen, werd in 1922 een comité onder de leiding van de toen al tachtigjarige grote Nederlandse acteur Louis Bouwmeester opgericht.[99] Bouwmeester was met sommige van de Weense acteurs persoonlijk bekend, want hij had in twee galavoorstellingen in 1921 in het Nederlands aan het “Burgtheater” Shylock in “Der Kaufmann von Venedig” van William Shakespeare vertolkt. (Zijn gage heeft hij trouwens de hongerende bevolking van Wenen cadeau gegeven. Eerder al had hij de inkomsten van een hele voorstelling in zijn eigen theater in Den Haag naar Wenen gestuurd.[100]) De acteurs van het Burgtheater hebben toen dus Duits gesproken en hij zijn eigen taal. Zo’n bi-linguaal experiment had eerder nog niet plaatsgevonden, maar slaagde over de gehele linie. Bouwmeester vierde een groot succes. Het “Neues Wiener Tagblatt” schreef toen: “Das Publikum stand den ganzen Abend hindurch im Zauberbann des Künstlers, dem stürmische Huldigungen dargebracht wurden, wie man sie im Burgtheater selten gehört hat.”[101] (Vertaling: Het publiek stond de hele avond in de toverban van deze kunstenaar, die met dermate stormachtige ovaties werd gevierd zoals men ze in het Burgtheater nog zelden gehoord had.”
Naast Louis Bouwmeester werkten rond vijfentwintig andere Nederlanders van publieke betekenis mee in dat comité.[102] Op 21 maart 1922 om 13 uur werden de acteurs van het “Burgtheater” door leden van het comité op het station in Den Haag in ontvangst genomen en voor een eerste welkom naar een speciale wachtkamer gebracht. In een krantenartikel werd vermeld dat de oudsten van de actrices, Auguste Wilbrandt-Baudius zowel als Hedwig Bleibtreu en enkele andere dames met een auto naar hun hotel gebracht werden.[103]
"Het Wiener Hofburgtheater-Gezelschap". Karikaturen: Henry Major. "De Telegraaf", 16 februari 1923. Maria Mayen, tweede rij links.

In Amsterdam werden de gasten uit Oostenrijk een paar dagen later door enkele leden van het comité naar het “Rijksmuseum” begeleid. Na de voorstellingen in de verschillende steden werden voor hen ontvangsten en galasoirées georganiseerd. De acteurs van het “Burgtheater” voelden zich in Nederland helemaal op hun gemak en waren overweldigd door het enthousiasme van het publiek en het respect dat men hen overal betoonde.[104][105]

De tournee begon op 22. Maart 1922 in Den Haag met “Der Schwan” van Ferenc Molnár. Henri Borel van “Het Vaderland” zong een waar loflied op de hele opvoering en vooral op het Weense ensemble: hij was bijzonder enthousiast over Maria Mayen in de hoofdrol, Georg Reimers en Auguste Wildbrandt-Baudius. Ook Mayen’s toekomstige echtgenoot Emmerich Reimers werd positief beoordeeld.
Na de voorstelling vond een souper plaats dat tot 4 uur s’ ochtends duurde. Henri Borel berichtte dat Georg Reimers een toespraak hield en zich van harte voor de hulp bedankte die Nederland aan het naoorlogse, hongerende Wenen had geboden.
- ''…..en (nota: Reimers) verklaarde, dat er later een geschiedenisschrijver nodig zou zijn om deze hulp op haar volle waarde te schatten. En trotsch eindigde hij met te constateeren “Trotz allem Elend: das Burgtheater existiert!” (Vertaling: Ondanks alles ellende: Het Burgtheater existeert!”) Nu, dat het existeert, dat hebben wij gisterenavond bewezen gezien, en is evenzoo “fest eingeschrieben in unsren Herzen” (Vertaling: net zo vast verankert in onze harten) als Holland’s hulp het, naar Georg Reimers zeide, het is in de harten der Weeners.”[106]

De recensent van de “Utrechtse krant” was helemaal weg van de opvoering van de Franse komedie “Hochzeitstage” van Paul Géraldy. In de “stampvolle zaal” bevond zich volgens hem een “élite-publiek”. Bijzonder aangedaan was hij van het spel van Maria Mayen en Hedwig Bleibtreu:
- ”Met krachten als de beide eerstgenoemde dames moet schier elk stuk niet alleen goed, maar zelfs zeer goed speelbaar zijn. In beiden zit n.l. het echte “ras”, die kunst om uit eigen “Haut heraus zu kommen” (Vertaling: uit zijn eigen huid te kruipen.) en in dien van een ander (den uit te beelden persoon) te kruipen….Hoe voortreffelijk van gebaar, van pose, van intonatie is dat alles tot uiting gebracht en hoe raak en rap was daarbij steeds spel en tegenspel, woord en wederwoord!”[107]
Ook in Rotterdam was men onder de indruk van de toneelspelers uit Oostenrijk. De criticus van de “Rotterdamsch Nieuwsblad” sprak zich heel positief uit over het stuk (“Hochzeitstage”) dat hem tot die tijd onbekend was. Hij schreef:
- ”Spel als dit van de Weeners, van een zoo absolute natuurlijkheid, is het leven zelf.”
Maria Mayen en Maria Mayer werden ook door deze Nederlandse journalist verwisseld. Hij schreef over Maria Mayen: ”Welk een heerlijke juichend-lachende jeugdvreugde bloeide in Maria Mayer als de dochter.” Uit Maria Mayer, die in deze opvoering Tante Evelyne vertolkte, maakte hij Marie Meier.[108]

In Wenen berichtte men in april 1922 trots over het Burgtheater in Nederland: “Die in Holland gastierenden Schauspieler des Wiener Burgtheaters haben groβen Erfolg, namentlich mit dem Stück “Hochzeitstage” des französischen Autors Géraldy. Die Blätter bringen begeisterte Berichte über die Erstaufführung im Haag. Der Haager Korrespondent des “Algemeen Handelsblad” äuβert sich enthusiatisch über die meisterhafte Regie und das musterhafte Zusammenspiel des Ensembles und schreibt: Eine Stadt, in der es so groβe Kunst gibt, muβ eine Zukunft haben. Die Darstellung ist so auβerordentlich gewesen, daβ man darüber ganz vergessen hat, daβ auch das Stück selbst sehr beachtenswert ist.”[109] (Vertaling: De acteurs van het Wiener Burgtheater die te gast zijn in Nederland vieren grote successen, vooral met het stuk “Hochzeitstage” van de Franse auteur Géraldy. De kranten brengen enthousiaste berichten over de première in Den Haag. De Haagse correspondent van het “Algemeen Dagblad” bericht enthousiast over de meesterlijke regie en het fantastische samenspel van de leden van het ensemble. Hij schrijft: Een stad waar zo grote kunst bestaat moet een toekomst hebben. Het acteurswerk is dermate buitengewoon geweest, dat men daarbij vergat dat ook het stuk zelf bijzonder opmerkelijk is.)

Een jaar later kwam het “Burgtheater” weer naar Nederland, met bijna hetzelfde ensemble als in 1922. Nieuw erbij waren onder anderen Maria Mell, de zus van de destijds beroemde (toneel)-auteur Max Mell en Hofschauspielerin Gisela Wilke.[110] Maria Mayen vierde in dit jaar vooral grote successen met haar vertolking van Christine Weiring in “Liebelei” van Arthur Schnitzler. (“Liebelei” zie ook: de pagina van Susi Nicoletti) De journalist van het “Nieuwsbald in het Noorden” oordeelde:
- “Ditmaal moet ik wel in de allereerste plaats Maria Mayen noemen: haar Christine was een buitengewone prestatie en in het laatste bedrijf was haar spel van een geweldige kracht, aangrijpend in de hoogste mate: zij is een van de weinige actrices, die zoowat alles kan spelen en “naive, muntere, sentimentalistische en dramatische liebhaberinnen” (Vertaling: naïeve, opgewekte, sentimentele en dramatische geliefden) alles ligt haar.”[111]
“De Gooi- en Eemlander” citeerde in zijn artikel over de opvoering twee recensies uit andere bladen:
- “Maria Mayen heeft ons een Christine gegeven van een niet te overtreffen waarheid en innigheid. Het was diep ontroerend.”
Henri Borel in “Het Vaderland”: “Er zijn heel wat tranen door Maria Mayen’s diep-ontroerend spel gevallen, en ik hoorde een pootigen meneer in de vestiaire zeggen: ‘Dat is me lang niet overkomen, maar ik schaam me er niks voor, en ik heb gehuild.’ Mooier critiek kon zij niet hebben.”[112]

De opvoering van de huwelijkskomedie “Das Konzert” van Hermann Bahr – Maria Mayen speelde Delphine - bewoog de criticus van “Het nieuwsblad uit het Noorden” tot een bijzonder vergaand compliment voor Maria Mayen: ”…ook nu weer was ze in elk opzicht bewonderenswaardig en wie haar ook nog gezien heeft in “Der Schwan” en in “Hochzeitstage” zal wel willen geloven, dat ze in haar emplooi misschien wel de allereerste is op het Duitsche tooneel.[113]

Over haar Kreusa in “Medea”, een negentiende-eeuwse bewerking van de antieke tragedie van Euripides door de Oostenrijker Franz Grillparzer oordeelde de recensent van “De avondpost” : “Maria Mayen gaf een traditioneel-zoetige “Kreusa”; de rol wil het zoo; maar wij kunnen er niet veel sympathie meer voor voelen.”[114]

Maria Mayen en Ulrich Bettac in "Luftwechsel" van Hermann Bahr. Wiener Burgtheater, 1928. Deze opvoering was in 1929 in Nederland te zien.
In 1929 reisde Maria Mayen samen met een reeks prominente collega’s van het “Wiener Burgtheater” weer naar Nederland. Er kwamen drie komedies tot opvoering: “Luftwechsel” van Hermann Bahr, “Désiré” van Sacha Guitry en “Die Frau in der Wolke” van het auteurs-duo Alexander Lernet-Holenia en Rudolf Lothar. Informatie over de stukken en de ontvangst van de opvoeringen door de Nederlandse pers zie: de pagina van Rosa Albach-Retty. Over Maria Mayen in “Luftwechsel” van Hermann Bahr schreef de journalist van “Algemeen Handelsblad”:
- ”Maria Mayen, die men enkele jaren geleden reeds in ons land als een uitnemende toneelspeelster mocht leren kennen, had slechts een betrekkelijk kleine rol…..Zij kon er niet alles in geven wat zij vermag, maar zoals zij in het toneel met Schmorr (nota: dat is de naam van een figuur in het stuk) die lange alleenspraak hield – immers was hun dialoog eigenlijk haar monoloog, want Schmorr bepaalde zich hoofdzakelijk tot luisteren – dit deed zij dan wel zóó knap, dat men er de overmatige lengte van het relaas schier door vergat.”[115]Dezelfde recensent (P.-K-n.) schreef over Maria Mayen in “Désiré” uit de pen van de nog vandaag gespeelde komedie-auteur Sacha Guitry: ”Charmant en geestig, vooral in het tweede bedrijf, was Maria Mayen als de “mevrouw.”[116]
Ook de recensent van de “Haagsche Courant” was lyrisch over Maria Mayen: ”Haar spel als Odette, de vrouw van den droom, was volmaakt in alle situaties en van meesleepende' bekoring door de fijne nuanceeringen. De manier, waarop zij, bij het afscheid van de knecht, op diens verzoek, voor het laatst zijn naam noemt…dat is om nooit te vergeten. Haar heele zuivere vrouweziel lag bloot in die drie lettergrepen: “Désiré!””[117]

Voor haar rol in “Die Frau in der Wolke” vond de journalist van het “Algemeen Handelsblad” haar niet juist bezet: ”Maria Mayen is nog wel jong en over tien of meer jaren zal zij het nog zijn, want een charmante vrouw blijft het lang …maar achttien, wat zij als Stella in “Die Frau in der Wolke” toch wezen moet, is ze niet meer. En al had zij zich verrassend jong gemáákt, ze was en bleef toch meer een bekoorlijke vrouw, die verbazend knap voor jongmeisje spéélde, dan een achttienjarig kind, dat pas van het pensionaat komt.”[118]

In 1964 kwam Maria Mayen een laatste keer met het “Wiener Burgtheater” naar Nederland, om zich hier in de kleine, wel bekende rol van Fräulein Blumenblatt in “Einen Jux will er sich machen” van Johann Nestroy te vertonen. In de aankondigingen vermeldden verschillende kranten, dat koningin Juliana bij de première aanwezig zou zijn. Inderdaad kwam ze en liet zich in de pauze verschillende acteurs voorstellen.[119]
De criticus H. A. Gomperts van “Het Parool” vond het stuk – een van de grote Oostenrijkse komedie-klassiekers uit het 19. eeuw, in het Weense dialect van die tijd geschreven - maar niets. (“Johann Nestroy in Nederland”, zie ook: de pagina van Gusti Wolf en de pagina van Alma Seidler). Hij schreef:
- ”Die voorstelling werd gegeven in twee kaders: dat van het Holland-Festival en dat van de “Oostenrijk Week”: een erg zwaargewichtige omlijsting voor deze verouderde grapjasserij, die men eigenlijk niet exporteren moest.”[120]
Ook de recensent van “Trouw” stoorde zich aan het stuk, vond het niet veel om de lijf hebben.
- ”Want een Posse van Nestroy (waar we de laatste jaren nu al vier van te zien hebben gekregen) is ontegenzeggelijk charmant, veel meer is het niet. En wanneer de voorstelling dan niet helemaal geïnspireerd is blijft er weinig te genieten over.”[121]


Maria Mayen heeft bijgedragen aan 9 productie(s).

Maria Mayen heeft gewerkt in de volgende functies:


Het gehele overzicht van voorstellingen waaraan Maria Mayen heeft meegewerkt, voor zover geregistreerd in de Theaterencyclopedie:

NB: Bij de carrièreoverzichten zijn de voorstellingen gekoppeld aan de premièredatum. Het kan echter voorkomen dat personen niet aan de première meewerkten, maar pas later bij de voorstelling betrokken raakten.

Curriculum Vitae Theatrum
Productie Functie Producent Seizoen Premièredatum In regie van
Der Schwan Uitvoerende Wiener Burgtheater 1921/1922 22 maart 1922
Hochzeitstage Uitvoerende Wiener Burgtheater 1921/1922 27 maart 1922 Max Paulsen
Das Konzert Uitvoerende Wiener Burgtheater 1922/1923 13 februari 1923 Max Paulsen
Medea Uitvoerende Wiener Burgtheater 1922/1923 14 februari 1923
Liebelei Uitvoerende Wiener Burgtheater 1922/1923 19 februari 1923 Max Devrient
Luftwechsel Uitvoerende Wiener Burgtheater 1928/1929 18 april 1929 Albert Heine
Die Frau in der Wolke Uitvoerende Wiener Burgtheater 1928/1929 19 april 1929 Albert Heine
Desirée Uitvoerende Wiener Burgtheater 1928/1929 23 april 1929 Albert Heine
Einen Jux will er sich machen Uitvoerende Holland Festival 1963/1964 26 juni 1964 Josef Meinrad




Bronnen

  1. Maria Mayen – Maria Mayer. Illustrirtes Wiener Extrablatt. 14 mei 1913.
  2. Theater, Konzert, Kunst, Wissenschaft, Literatur. Wiener Salonblatt. 22 maart 1919.
  3. Theater. Wiener Caricaturen. 07 december 1913.
  4. Theater und Kunst. Sport und Salon. 05 juli 1913.
  5. Maria Mayen – Maria Mayer. Illustrirtes Wiener Extrablatt. 14 mei 1913.
  6. Jüdische Namensmimikry. Der einserne Besen. 04 december 1926.
  7. Österreichische Mediathek. Profiel 'Interview mit Kammerschauspielerin Maria Mayen'. Geraadpleegd 28 juni 2025.
  8. Theaterzeitung. Illustriertes Wiener Extrablatt. 27 februari 1922.
  9. Gespräch mit Maria Mayen. Neues Wiener Journal. 19 december 1917.
  10. Theater und Kunst. Neues Wiener Journal. 26 februari 1922
  11. Waltz-Urbancic, Elisabeth (2016). Vier Kinder und ein Zeichentisch – Erinnerungen an Theater und Film. Wien:Christian Brandstätter Verlag. pag.10.
  12. Aus der Bühnenwelt – Maria Mayen und ihr Lehrmeister Otto Brahm. Die Zeit. 29 juni 1919.
  13. Aus der Theaterwelt. Fremden-Blatt. 06 mei 1917.
  14. Marie-Seebach-Stiftung. Profiel 'Marie-Seebach-Stiftung'. Geraadpleegd 19 juni 2025.
  15. Hadamowsky, Franz (1962). Hugo Thimig erzählt von seinem Leben und dem Theater seiner Zeit. Graz-Köln:Hermann Böhlaus Nachf. pag. 22.
  16. Marie Seebach. De Telegraaf. 05 augustus 1897.
  17. Kerr, Alfred; Günther Rühle (Herausgeber) (1997). Wo liegt Berlin? – Briefe aus der Reichshauptstadt 1895-1900. Berlin:Aufbau-Verlag. pag. 299-300.
  18. Österreichische Mediathek. Profiel 'Interview mit Kammerschauspielerin Maria Mayen'. Geraadpleegd 28 juni 2025.
  19. Gespräch mit Maria Mayen. Neues Wiener Journal. 19 december 1917.
  20. Theater, Konzert, Kunst, Wissenschaft, Literatur. Wiener Salonblatt. 22 maart 1919.
  21. Aus der Bühnenwelt – Maria Mayen und ihr Lehrmeister Otto Brahm. Die Zeit. 29 juni 1919.
  22. Österreichische Mediathek. Profiel 'Interview mit Kammerschauspielerin Maria Mayen'. Geraadpleegd 21 juni 2025.
  23. Waltz-Urbancic, Elisabeth (2016). Vier Kinder und ein Zeichentisch – Erinnerungen an Theater und Film. Wien:Christian Brandstätter Verlag. pag.10.
  24. Theater, Konzert, Kunst, Wissenschaft, Literatur. Wiener Salonblatt. 22 maart 1919.
  25. Gespräch mit Maria Mayen. Neues Wiener Journal. 19 december 1917.
  26. Waltz-Urbancic, Elisabeth (2016). Vier Kinder und ein Zeichentisch – Erinnerungen an Theater und Film. Wien:Christian Brandstätter Verlag. pag.10.
  27. Österreichische Mediathek. Profiel 'Interview mit Kammerschauspielerin Maria Mayen'. Geraadpleegd 24 juni 2025.
  28. Aus der Theaterwelt. Fremden-Blatt. 06 mei 1917.
  29. OeBL. Profiel 'Biografie Ida Orloff'.
  30. Österreichische Mediathek. Profiel 'Interview mit Kammerschauspielerin Maria Mayen'. Geraadpleegd 24 juni 2025.
  31. Gespräch mit Maria Mayen. Neues Wiener Journal. 19 december 1917.
  32. Aus der Theaterwelt. Fremden-Blatt. 06 mei 1917.
  33. BURG Recherche. Profiel 'De rollen van Maria Mayen'. Geraadpleegd 16 augustus 2025.
  34. Vom Theater – Allgemeine Revue. Illustriertes Österreichisches Journal. 10 maart 1913.
  35. Aus den Theatern. Illustrierte Kronen Zeitung. 09 maart 1913.
  36. Theater. Wiener Caricaturen. 23 maart 1913.
  37. Theater und Kunst. Fremden-Blatt. 15 maart 1913.
  38. Theater, Kunst und Literatur. Wiener Zeitung. 17 maart 1913.
  39. Theater und Kunst. Sport und Salon. 05 juli 1913.
  40. Junges Blut am Burgtheater. Wiener Hausfrau. 8 juni 1913.
  41. BURG Recherche. Profiel 'Rollen van Maria Mayen, 1913/14'. Geraadpleegd 31 juli 2025.
  42. Hadamowsky, Franz (1962). Hugo Thimig erzählt von seinem Leben und dem Theater seiner Zeit. Graz-Köln:Hermann Böhlaus Nachf. pag. 208-248.)
  43. Herterich, Franz (1948). Das Burgtheater und seine Sendung. Wien:Paul Neff Verlag. pag.129.
  44. Herterich, Franz (1948). Das Burgtheater und seine Sendung. Wien:Paul Neff Verlag. pag.69.
  45. Hennings, Fred (1972). Heimat Burgtheater – Wie ich ans Burgtheater kam (1906-1923). Wien:Verlag Herold. pag. 83.
  46. Hadamowsky, Franz (1962). Hugo Thimig erzählt von seinem Leben und dem Theater seiner Zeit. Graz-Köln:Hermann Böhlaus Nachf. pag. 222-226.)
  47. Herterich, Franz (1948). Das Burgtheater und seine Sendung. Wien:Paul Neff Verlag. pag.70.
  48. Hadamowsky, Franz (1962). Hugo Thimig erzählt von seinem Leben und dem Theater seiner Zeit. Graz-Köln:Hermann Böhlaus Nachf. pag. 220, 226 en 228.
  49. Herterich, Franz (1948). Das Burgtheater und seine Sendung. Wien:Paul Neff Verlag. pag.77-78.
  50. Das unaufhaltsame Verschwinden der Programmhefte am Theater. Standard. 28 maart 2025.
  51. Künstlerische Veranstaltungen bei Frau Frieda von Vukovic. Deutsches Volksblatt. 28 februari 1915
  52. Kleine Chronik. Neue Freie Presse. 26 maart 1913.
  53. Kriegsanleihe und Bühnenkünstler. Neues 8 Uhr-Blatt . 01 juni 1917.
  54. Stadttheater in Franzensbad. Egerer Anzeiger. 20 juni 1915.
  55. Gastspiel der Hofschauspielerin Maria Mayen. Pilsner Tagblatt. 16 januari 1917.
  56. Theater und Kunst. Der Humorist. 20 februari 1917.
  57. Theater-Spielpläne. Teplitz-Schönauer Anzeiger. 21 juli 1917.
  58. Theaternachricht. Pilsner Tagblatt. 30 oktober 1917.
  59. Theater und Kunst. Teplitz-Schönauer Anzeiger. 09 februari 1917.
  60. Theater und Kunst. Der Humorist. 20 februari 1917.
  61. Die Burgschauspieler und Herr Horthy. Neues Wiener Journal. 26 maart 1921.
  62. Das Burgtheatergastspiel bei der Festwoche in Essen. Die Stunde. 27 januari 1927.
  63. Theateraankondigingen. Neues Wiener Journal. 05 januari 1920.
  64. Das Theater - Ronacher. Wiener Allgemeine Zeitung. 08 januari 1920.
  65. Wikipedia. Profiel 'Karl I van Habsburg-Lothringen, biografie'. Geraadpleegd 10 augustus 2025.
  66. Youtube. Profiel 'Österreich I, aflevering 2: “Die Bedrängte Republik”'. Geraadpleegd 29 augustus 2025.
  67. Wikipedia. Profiel 'Karl I van Habsburg-Lothringen, biografie'. Geraadpleegd 10 augustus 2025.
  68. Hennings, Fred (1972). Heimat Burgtheater – Wie ich ans Burgtheater kam (1906-1923). Wien:Verlag Herold. pag. 82-83 en pag. 100-107.
  69. Advertentie “Medea”. Algemeen Handelsblad.10 februari 1922.
  70. BURG Recherche. Profiel 'De rollen van Maria Mayen'. Geraadpleegd 27 augustus 2025.
  71. Waltz-Urbancic, Elisabeth (2016). Vier Kinder und ein Zeichentisch – Erinnerungen an Theater und Film. Wien:Christian Brandstätter Verlag. pag.11.
  72. BURG Recherche. Profiel 'De rollen van Maria Mayen'. Geraadpleegd 29 augustus 2025.
  73. Gespräch mit Maria Mayen. Neues Wiener Journal. 19 december 1917.
  74. Theater und Kunst. Neues Wiener Journal. 12 juni 1920.
  75. Österreichische Mediathek. Profiel 'Interview mit Kammerschauspielerin Maria Mayen'. Geraadpleegd 28 juni 2025.
  76. BURG Recherche. Profiel 'De rollen van Maria Mayen'. Geraadpleegd 29 augustus 2025.
  77. Hennings, Fred (1973). Heimat Burgtheater – Das republikanische Hoftheater (1919-1938). Wien:Verlag Herold. pag. 47.
  78. Wien Geschichte Wiki. Profiel 'Kammerschauspieler'. Geraadpleegd 29 augustus 2025.
  79. Unsere Künstler dankem dem Führer – Burgtheater und Oper zum 10. April. Kleine Volks-Zeitung. 10 april 1938.
  80. BURG Recherche. Profiel 'De rollen van Maria Mayen'. Geraadpleegd 29 augustus 2025.
  81. Akademietheater – Neu einstudiert und in Szene gesetzt: “College Crampton”. Völkischer Beobachter. 12 maart 1943.
  82. BURG Recherche. Profiel 'De rollen van Maria Mayen'. Geraadpleegd 16 augustus 2025.
  83. BURG Recherche. Profiel 'De rollen van Maria Mayen'. Geraadpleegd 16 augustus 2025.
  84. Waltz-Urbancic, Elisabeth (2016). Vier Kinder und ein Zeichentisch – Erinnerungen an Theater und Film. Wien:Christian Brandstätter Verlag. pag.11-12.
  85. Weinzierl, Ulrich (1994). Arthur Schnitzler - Lieben, Träumen, Sterben. Frankfurt am Main:S. Fischer Verlag GmbH. pag.123.
  86. Waltz-Urbancic, Elisabeth (2016). Vier Kinder und ein Zeichentisch – Erinnerungen an Theater und Film. Wien:Christian Brandstätter Verlag. pag.11-12.
  87. Österreichische Nationalbibliothek. Profiel 'Bertha Zuckerkandl 1864-1945'. Geraadpleegd 18 augustus 2025.
  88. Waltz-Urbancic, Elisabeth (2016). Vier Kinder und ein Zeichentisch – Erinnerungen an Theater und Film. Wien:Christian Brandstätter Verlag. pag.83-84, 91- 98, 99-101, 123-127, 148-155, 165-172, 185-192.
  89. Oesterreichisches Musiklexikon online. Profiel 'Biografie Viktor von Urbantschitsch'. Geraadpleegd 31 augustus 2025.
  90. Österreichische Mediathek. Profiel 'Interview mit Kammerschauspielerin Maria Mayen'. Geraadpleegd 28 juni 2025.
  91. IMDB. Profiel 'Film- en TV-rollen van Maria Mayen'. Geraadpleegd 28 augustus 2025.
  92. Radioprogramm. Neues Wiener Tagblatt. 16 juni 1928.
  93. Der Rundfunk – Die Liebesschaukel. Neues Wiener Tagblatt. 30 juli 1933
  94. Waltz-Urbancic, Elisabeth (2016). Vier Kinder und ein Zeichentisch – Erinnerungen an Theater und Film. Wien:Christian Brandstätter Verlag. pag.160.
  95. Tournee Weensch Burgtheater. Utrechts provinciaal en stedelijk dagblad.28 februari 1922
  96. Das Burgtheatergastspiel in Holland – Pressestimmen. Neues Wiener Journal. 09 maart 1923.
  97. Wiener Hof Burgtheater. Het Vaderland:staat- en letterkundig nieuwsblad. 26 januar 1923.
  98. Stadsschouwburg – “Das Konzert” en “Medea”, aankondiging. Nieuwsblad van het Noorden. 17 februari 1923.
  99. Het Burgtheater-Ensemble te Amsterdam. De Telegraaf. 29 maart 1922
  100. Louis Bouwmeester in Wenen. Illustrirtes Wiener Extrablatt. 01 mei 1921.
  101. Burgtheater – Louis Bouwmeester als Shylock. Neues Wiener Tagblatt. 1921.
  102. Het Burgtheater-Ensemble te Amsterdam. De Telegraaf. 29 maart 1922.
  103. De aankomst van het Weener Burgtheater. Het Vaderland: staat- en letterkundig nieuwsblad. 21. Maart 1922.
  104. Het Hofburgtheater. Het Vaderland: staat- en letterkundig nieuwsblad. 25 maart 1922.
  105. Gastspiel eines Burgtheaterensembles in Holland. Neue Freie Presse. 07 april 1922.
  106. Kon. Schouwburg - Wiener Hof Burgtheater - Der Schwan. Het Vaderland:staat- en letterkundig nieuwsblad. 23 maart 1922.
  107. Hochzeitstage – Wiener Hofburgtheater. Utrechtse Courant. 05 april 1922.
  108. Wiener Hofburgtheater – Hochzeitstage. Rotterdamsch Nieuwsblad. 28 maart 1922.
  109. Burgtheater in Holland. Wiener Morgenzeitung. 06 april 1922
  110. Algemeen Handelsblad. 14 februari 1923.
  111. Wiener-Hofburg-Theater-Ensemble - Liebelei. Nieuwsblad van het Noorden. 20 februari 1923.
  112. Wiener Hofburg-Theater. De Gooi- en Eemlander: nieuws- en advertentieblad. 08 maart 1923
  113. Wiener Hofburg-Theater-Ensemble – Das Konzert, Lustspiel von Hermann Bahr. Nieuwsblad van het Noorden. 19 februari 1922.
  114. Hofburg-Theater. De avondpost.16 februari 1923
  115. Toneel te Rotterdam - Het Weensche Burgtheater: “Luftwechsel” door Hermann Bahr. Algemeen Handelsblad. 19 april 1929.
  116. Toneel in Den Haag – Het Weensche Burgtheater: “Désiré” door Sacha Guitry. Algemeen Handelsblad. 24 april 1929.
  117. Ensemble Wiener Burgtheater – “Désiré” door Sacha Guitry. Haagsche Courant. 24 april 1929.
  118. Toneel in Den Haag – Het Weensche Hofburgtheater: “Die Frau in der Wolke”, door Lothar en Lernet-Holenia. Algemeen Handelsblad. 22 april 1929.
  119. Burgtheater. Twentsch Dagblad Tubantia. 29. Juni 1964.
  120. Wiener Burgtheater exporteerde ten onrechte Nestroy’s “Jux” – Verzorgd kluchtspel in verouderd stuk. Het Parool. 27 juni 1964.
  121. Wiener Burgtheater - met matte Nestroy-voorstelling op festival-tournee. Trouw. 29 juni 1964.