Uit TheaterEncyclopedie
Ga naar: navigatie, zoeken


Gusti Wolf werd op 11 april 1912 geboren als Augusta Hermine Wolf in Wenen, als kind van straatarme arbeiders. Haar vader werkte bij de spoorwegen.[1] Al anderhalf jaar later overleed haar moeder en haar vader moest vanaf 1914 aan het front van de Eerste Wereldoorlog vechten. Zo kwam ze met haar twee oudere broers bij hun grootmoeder terecht.[2] Na de oorlog werden de kinderen weer met de inmiddels hertrouwde vader herenigd en door hun stiefmoeder verzorgd. De armoede bleef echter ook nu drukkend, zodat Gusti Wolf al met 15 jaar als kinderoppas werkte om ook geld in te brengen.[3]

Voor een hogere schoolopleiding waren er in ieder geval geen financiële middelen. De daaruit resulterende intellectuele lacunes probeerde ze tot haar dood op te vullen. In een van haar late interviews zei ze; “Ich lerne bis heute unentwegt, ich versuche aufgeschlossen, neugierig zu sein.“ (Vertaling: Ik leer tot op het heden, permanent. Ik probeer open en nieuwsgierig te blijven.)[4]

Zelfs in het kader van haar uitvaart sprak acteur Michael Heltau in zijn speech nog over dit onderwerp. De krant „Der Standard“ citeerde hem toen: “Die in eine Arbeiterfamilie geborene Gusti Wolf habe von sich gesagt, „Ich bin nicht gebildet“, schilderte der Doyen des Burgtheaters, Michael Heltau: Doch habe die „kleine, groβe Person“ “Herzensbildung“ gehabt, sie habe zu den „groβen Naiven“ gehört, so Heltau. Wolf habe etwas „ganz und gar Unbürgerliches gehabt, dieses kleine Arbeiterkind, und etwas Aristokratisches“. (Vertaling: De in een arbeidersgezin geboren Gusti Wolf heeft van zich zelf gezegd; “Ik heb geen algemene scholing”, vertelt Michael Heltau, de doyen van het Weense Burgtheater. Maar deze “kleine, grote persoon” had volgens Heltau wel een “scholing van het hart”. Ze behoorde tot de “grote naïeven”, ze was “helemaal niet-burgerlijk, dit kleine arbeiderskind, en tegelijkertijd had ze iets van een adelijke”).[5]

Felix Albrecht Harta

De eerste ontmoeting met een kunstenaar zou enorme invloed op haar verdere levensweg hebben. Ze leerde de expressionistische schilder Felix Albrecht Harta (1884-1967) kennen en werd na korte tijd in zijn gezin opgenomen. Vader Wolf begroette dit enthousiast, want hij had nu een kind minder te onderhouden.[6]

Harta heette eigenlijk Hirsch en stamde uit een joods Hongaars gezin. De jonge Gusti Wolf werd niet alleen vriendin van zijn kinderen, maar ook een van zijn modellen. Herhaaldelijk schilderde hij dat opvallend kleine schitterende blonde meisje (later de jonge vrouw) die nog in 1960 (toen ze al 48 jaar oud was) door de journalist Ernst Wurm als volgt beschreven werd: “Das Gesicht Gusti Wolfs ist heute wie in ihren Anfängen das eines Wiener Barockengerls, mit runden Wangen und runden Augen und der erstaunten Naivität eines Kindes. (Vertaling: Het gezicht van Gusti Wolf is vandaag zoals in haar beginjaren dat van een Weense barockengel met ronde wangen en ronde ogen en de verbaasde naïviteit van een kind.”[7] Een portret, dat Harta van Wolf in 1935 geschilderd had, werd 1997 door het Weense Burgtheater verworven en in zijn galerij in de foyer opgehangen, daar waar honderden portretten aan de meest befaamde acteurs van het Burgtheater uit de laatste eeuwen herinneren.[8]
Enige tijd lang was ze ervan overtuigd ook als schilderes te willen werken. Ze kreeg tekenlessen van Harta, maar nam uiteindelijk toch een ander besluit nadat ze tijdens een treinreis een acteur had leren kennen; Ze besloot actrice te worden.

Over haar leven in de familie Harta zei ze:

“Mein Leben hat sich durch die Begegnung mit der Familie Harta völlig verändert. Hätte ich ihre kunstsinnige und liberale Welt nicht kennen gelernt, wäre ich nie in der Lage gewesen, zum Theater zu gehen."
(Vertaling: Mijn leven was door de ontmoeting met de familie Harta compleet veranderd. Had ik hun kunstzinnige en liberale wereld niet leren kennen, was ik nooit in staat geweest om aan het toneel te gaan.)[9]

Opleiding en provincie

Of en hoe lang Gusti Wolf acteerlessen nam, is onduidelijk. Als haar toneeldocent werd herhaaldelijk Karl Forest, acteur van het Weense Volkstheater, genoemd. Forest was joods en werd nog aan het eind van de oorlog door de nazi’s vermoord. Weliswaar werd vermeld dat Gusti Wolf maar drie uur lang onderwijs van hem kreeg.[10] Andere bronnen informeren daarover dat ze helemaal geen toneellessen had, aangezien ze deze niet zou hebben kunnen betalen.[11]

Gusti Wolf (rechts) en Johanna Matz in "Zerbinettas Befreiung", Akademietheater 1961

Zeker is dat dit natuurtalent haar eerste engagementen in het toenmalige Tsjechoslowakije kreeg: eerst in Böhmisch-Krumau (het huidige Český Krumlov), enkele jaren later in Mährisch Ostrau (het huidige Ostrava)[12], want dat was destijds ook zonder acteer vooropleiding mogelijk.
Tot 1945 bestonden in talrijke steden van de vroegere Oostenrijks-Hongaarse monarchie Duitstalige schouwburgen, ideale “proeftuinen” voor onervaren beginners uit Duitsland en Oostenrijk. Hier konden en moesten ze “alles” spelen, want het budget van deze theaters was klein: er ontbrak geld voor een grote staf medewerkers. Jonge acteurs moesten vaak oude mensen spelen, in klassieke stukken net zo optreden als in operettes, ze moesten zingen en dansen en zelfs coulissen schuiven. Toentertijd wogen deze praktische ervaringen in de provincie, learning by doing, uiteindelijk zwaarder als een academische opleiding op een toneelschool.

De theaterwetenschapper Katharina Wessely schrijft daarover;

"Zur damaligen Zeit war die Auffassung, sich sein Können durch aktives Tun „von der Pike auf“ anzueignen, fester Bestandteil einer kollektiven Berufsidentität und die niedrigste Stufe, etwa eine Wanderbühne, oft unverzichtbarer Teil der Schauspielkarriere."
(Vertaling: Destijds telde in de toneelwereld het idee, om kennis en vakmanschap van de onderste sport van de ladder af te vergaren, tot de algehele beroepsidentiteit. Zo behoorde het als onmisbare stap van een loopbaan als acteur dat men bijvoorbeeld bij een reizend toneelgezelschap gespeeld had.)[13]

Een loopbaan als acteur in de provincie te beginnen had ook het niet te onderschatten voordeel zich ver weg uit het zichtveld van de strenge recensenten van de hoofdsteden te kunnen ontwikkelen. Dat nam veel druk weg van de jonge acteurs.
Overigens gaven talrijke theatersterren uit Berlijn en Wenen regelmatig gastspelen in de provincie. Deze speelden dan samen met de acteurs van het betreffende theater, wat voor beginners tegelijk inspirerend en leerzaam was.

Burgtheater en weer terug naar de provincie

Haar eerste optreden aan het Weense Burgtheater vond in het jaar 1934 plaats.[14] Ze speelde prins York in “Richard III”, naast theaterolympiër Werner Krauß in de titelrol, die tegenwoordig vooral als de meest beruchte mannelijke acteur in de propagandafilms van het derde rijk in herinnering is (“Jud Süβ”).[15]Aan hem vroeg ze: “Glauben Sie, Herr Krauß, dass aus mir etwas werden kann? Er sagte: „Wenn du durchhältst, Kleine, wirst' was.“(Vertaling: "Denkt u, meneer Krauss, dat uit mij iets kan worden? Hij antwoordde; “Als je volhoudt, kleintje, dan wordt iets uit jou.”)[16]

Gusti Wolf als Adelheid in Gerhart Hauptmann "Der Biberpelz", programmablad Burgtheater, 1950

Daarna trad ze in twee revues in de “Wiener Kammerspiele” op, die extra voor haar geschreven werden door de beroemde cabaretiers Fritz Grünbaum en Karl Farkas.[17] Vervolgens verdween ze weer in de provincie, dit keer naar Mährisch Ostrau, omdat ze van mening was nog veel te moeten leren.

Otto Falckenberg, Münchner Kammerspiele

Na een casting werd Gusti Wolf 1936 aan de “Münchner Kammerspiele” geëngageerd, waar de regisseur, auteur en toneeldocent Otto Falckenberg intendant was. Hem noemde ze haar “belangrijkste leermeester”: „Von ihm habe ich alles gelernt, auch das Wichtigste in diesem Beruf: Disziplin" (Vertaling: Van hem heb ik alles geleerd, ook het belangrijkste in dit metier, de discipline.”) [18]

Falckenberg was sinds 1919 leider van de “Kammerspiele” en bleef in deze functie tot 1944, toen alle schouwburgen moesten sluiten in verband met de bombardementen op de Duitse steden. Hij maakte dit huis tot een van de leidende bühnes van Duitsland. Falckenberg gold niet alleen als groot regisseur en organisator, maar ook als belangrijk ontdekker van jonge talenten. Hij gaf later beroemde acteurs als Berta Drews, Elisabeth Flickenschildt, Heinz Rühmann en Horst Caspar of eerste kansen of ondersteunde ze in hun vroege ontwikkeling. Dit gold ook voor Gusti Wolf die nu voor de eerste keer aan een groot huis speelde afgezien van haar intermezzo aan het Weense Burgtheater.[19] In de tentoonstelling “Otto Falckenberg – Regiedespot der Münchner Kammerspiele” (2005) hoorde men Gusti Wolf op geluidsband zeggen; “Wer bei Falckenberg war, ist was geworden.” (Vertaling: Wie bij Falckenberg was, uit die is iets geworden.)[20]

Aan dit theater leerde de 1,53m grote actrice de in elke opzicht grote acteur Horst Caspar – hij was langer dan 2 meter - kennen en van hem houden.[21] Caspar was het inbegrip van de jonge Duitse heldenspeler in klassieke stukken zoals “Torquato Tasso” van Johann Wolfgang von Goethe - in deze rol vertoonde hij zich 1942 in het kader van het Holland Festival ook aan het Nederlandse publiek - of “Prinz von Homburg” van Heinrich von Kleist. Hij gold als genie zoals eerder Josef Kainz en Alexander Moissi, later Oskar Werner en nog later Bruno Ganz, die allemaal hetzelfde repertoire vertolkten.[22]
Hij speelde toen in München grote (klassieke) rollen - naast Tasso en Homburg ook Hamlet en Oswald in “Gespenster” van Henrik Ibsen - terwijl Gusti Wolf in lichtere werken optrad, vooral in volksstukken en komedies zoals “Die gefesselte Phantasie” van Ferdinand Raimund of “Der Lügner und die Nonne” van Curt Goetz [23]

Berlijnse “Volksbühne” en Eugen Klöpfer

Aangezien Caspar aan het Berlijnse Schillertheater (intendant; Heinrich George) werd geëngageerd, hoopte ook Gusti Wolf op een engagement in de rijkshoofdstad om bij hem te kunnen zijn. Ze beschrijft in haar memoires, dat de intendant van de Berlijnse “Volksbühne”, Eugen Klöpfer, haar drie keer achter elkaar belde om haar een contract aan te bieden. Ze hing echter iedere keer weer op omdat ze ervan overtuigd was dat iemand een grap met haar wilde uithalen.[24] Uiteindelijk nam ze met veel vreugde het aanbod van Klöpfer aan. Veel later, in 1987, benadrukte ze in een radio-interview hoe belangrijk het destijds was om naar Berlijn te komen, om zich hier door te zetten. Pas als men in Berlijn succes had, mocht men volgens haar überhaupt aan een engagement van het Burgtheater denken.[25]

Berlijn - niet Wenen, Hamburg of München - was destijds de toneelhoofdstad van de Duitstalige wereld. In Berlijn hebben tussen de negentiger jaren van de negentiende eeuw en de twintiger jaren van de twintigste eeuw de grote inhoudelijke en vervolgens stilistische ontwikkelingen op de bühne plaatsgevonden, in rap tempo en met grote radicaliteit. Hier werd het naturalisme doorgezet, vooral aan het “Deutsche Theater” onder Otto Brahm. Hier liet Max Reinhardt, de opvolger van Brahm, de “Kammerspiele” van het “Deutsche Theater” bouwen om ook over een intieme theaterzaal te beschikken, ideaal en noodzakelijk voor de nieuwe stukken met kleinere bezetting, zoals werken van Henrik Ibsen, August Strindberg, Gerhart Hauptmann, Frank Wedekind, Carl Sternheim, Arthur Schnitzler of Maurice Maeterlinck.[26] Tegelijkertijd werd een theater voor grote klassiekers met massascenes gebouwd, weer door Max Reinhardt (“Groβes Schauspielhaus”).[27]

Het links-politieke, epische theater van auteur-regisseur Bertolt Brecht en Erwin Piscator had in Berlijn net zo zijn plek als het illusionistische theater van Max Reinhardt. Maar één doel hadden ze allemaal, uit welke (politieke) hoek ze ook kwamen: het oude, traditionele, ceremoniële theater vol pathos en valse klanken moest verdwijnen. De waarheid moest zichtbaar worden op de bühne, de mens, de arme, de sociaal zwakke, de onderdrukte kreeg zijn plek op de planken, werd de nieuwe held. Daarnaast kreeg ook het onderwerp “seksualiteit”, zowel als drijfveer van het leven maar ook als bedreiging voor het geordend (klein)burgerlijke bestaan, voldoende ruimte in de toneelliteratuur van die tijd en vervolgens op de bühne.

Berlin, Volksbühne,1930

De Berlijnse “Volksbühne”, eerst op de Bülowplatz, onder de Nazi's op de Horst-Wessel-Platz, vandaag op de Rosa Luxemburg-Platz, was ook een huis waar veel geëxperimenteerd werd (en wordt). Het was een politiek expliciet links gepositioneerd theater dat 1913/191 met behulp van de “Arbeitergroschen”, dus donaties van kleine lui, gebouwd werd.[28]

Echter toen Gusti Wolf 1939 in het ensemble opgenomen werd, waaide er allang een andere wind. Zoals in alle andere Duitse theaters moest ook de “Volksbühne” zich schikken in de eisen van het Naziregime. Toneel was, naast de film, een wezenlijk onderdeel van de nationaalsocialistische propagandamachine. Het was ofwel expliciet politiek met behulp van nieuwe nationaalsocialistische tendensstukken, ofwel diende het, vooral door inzet van komedies, ter ontspanning en had op deze manier ook weer een propagandistische functie. Na de oorlog verdedigden legioenen van Duitstalige acteurs hun verblijf in Nazi-Duitsland met de opvatting alleen maar in niet-politieke komedies - of in film of op de planken - opgetreden te zijn. De propagandistische functie van komedies; ontspanning en afleiding van de dagelijkse problemen en bedreigingen van de oorlog, ontkenden de meesten.

Ook in het leven van Gusti Wolf werden in deze tijd steeds meer contradicties manifest. Zo schrijft ze in haar boek “Gusti Wolf erzählt aus ihrem Leben” over de dag (12.03.1938) dat Oostenrijk aan het Duitse rijk aangesloten werd en ze in München, samen met twee andere beroemde Oostenrijkse actrices (Heidemarie Hatheyer en Melanie Horeschovsky) huilend van hun vaderland afscheid namen. Ze waren volgens Wolf dermate overstuur, dat intendant Otto Falckenberg ze rechtstreeks voor de rest van de dag naar huis stuurde.[29] Maar desondanks trad ze ook in stukken van nationaalsocialistische auteurs op, zoals 1943 in “Minnifie” van Hans Hömberg.[30]

Ze merkte wel op welke ramp de Joden in Duitsland overkwam, en ook reageerde ze overstuur toen ze tijdens een gastoptreden door het centrum van Warschau liep en de ellende van de civiele bevolking zag. Ze wist dat haar pleeggezin, de familie Harta, die joods was, grotendeels geëmigreerd was of zich in Wenen verstopt hield. Maar zoals de meeste acteurs destijds was ze ervan overtuigd dat elk verzet, elke weigering bepaalde rollen te spelen, fatale gevolgen zou hebben. Ze schreef in haar herinneringen over de acteur Ferdinand Marian, die onder de regie van Veit Harlan de titelrol in de antisemitische propagandafilm „Jud Süβ“ speelde, maar dit, volgens Gusti Wolf, eigenlijk helemaal niet wilde: “Absagen war ausgeschlossen, wenn das nach dem Krieg auch kaum einer glauben wollte, man hätte sofort Auftrittsverbot bekommen und wäre an die Front geschickt worden.“(Vertaling: Afzeggen was uitgesloten, ook al wilde dat na de oorlog niemand geloven. Men zou per direct een verbod gekregen hebben om überhaupt nog op te treden en zou linea recta naar het front gestuurd worden".[31]

Haar rollenrepertoire aan de Berlijnse “Volksbühne” was, zoals ze het zelf noemde, “schön und vor allem vielseitig”(Vertaling: mooi en vooral divers).[32]Naast ontelbare rollen in (ook klassieke) komedies zoals in “Der Diener zweier Herren” van Carlo Goldoni of in “Die kluge Wienerin” van Friedrich Schreyvogel, speelde ze ook in “Winterballade” van Gerhart Hauptmann en in “Hamlet” van William Shakespeare. In “Hamlet” vertolkte ze Ophelia naast Werner Hinz in de titelrol en Liselotte Schreiner als koningin Gertrude. Op deze opvoering was ze bijzonder trots. De bühne bleef afgezien van zwarte gordijnen leeg want er was toen al nauwelijks materiaal beschikbaar voor een uitgebreid decor. Des te sterker concentreerde zich de opvoering op het spel en vooral de stemmen van de acteurs. Wolf schrijft daarover:

“Man legte in dieser Zeit, zum Unterschied von heute, ganz groβen Wert auf die Sprache. Horst Caspars Stimme war wie ein Orchester, alle Gefühle, alle seelischen Empfindungen kamen durch die Stimme zum Ausdruck; Liselotte Schreiner, die die groβen Heroinnen spielte und berühmt war wegen ihrer wunderbaren Stimme und Aussprache. Will Quadflieg ist einer der letzten aus dieser Epoche; auch Albin Skoda darf man nicht vergessen."
(Vertaling: Men hechte in deze tijd bijzonder grote waarde aan taal en uitspraak, in tegenstelling tot vandaag. De stem van Horst Caspar was net als een orkest, alle gevoelens, alle emoties kwamen door zijn stem tot uitdrukking; Liselotte Schreiner, die de grote heldinnenrollen speelde, was beroemd voor haar prachtige stem en uitspraak. Will Quadflieg is een van de laatste uit deze epoche; ook Albin Skoda mag men niet vergeten.)[33]

Terug in Wenen

Vanaf 1944 bleven de theaters dicht en werden ook nog maar weinig films in Duitsland gedraaid (men week voor opnames herhaaldelijk uit naar het niet verwoestte Praag, want Wenen en vooral Berlijn lagen toen al in puin en as.) Aangezien de Berlijnse woningen van Gusti Wolf meerdere keren door bombardementen vernield werden, besloot ze om naar Wenen naar haar familie terug te gaan.

Op 1 september 1946 werd ze onder de directie van Raoul Aslan lid van het Weense Burgtheater, waar ze tot aan haar dood optrad. Toen, na tien jaar in Duitsland, begon haar grote carrière in haar geboortestad. Zoals ze het zich altijd gewenst had, kreeg ze aan het Burgtheater rollen uit verschillende genres te spelen. Een van haar eerste rollen was Puck in “Ein Sommernachtstraum” (“A Midsummer Night`s Dream”) van William Shakespeare. De actrice die haar sterke Weense accent nooit helemaal kwijtgeraakt was vierde bijzonder grote successen in stukken van de Oostenrijkse dichters Johann Nestroy, Ferdinand Raimund , Hermann Bahr, Hugo von Hofmannsthal en Arthur Schnitzler. Maar ze speelde ook in werken van Duitse klassiekers zoals Johann Wolfgang von Goethe, romantici (Heinrich von Kleist), naturalisten (Gerhart Hauptmann) en in destijds moderne stukken van Carl Zuckmayer of Edward Albee. Meerdere keren trad ze samen met de latere wereldster Oskar Werner (in zijn internationale films noemde hij zich Oscar Werner) op, onder andere in 1947 in “Die Frau des Potiphar” van Alexander Lernet-Holenia en 1948 in “Des Teufels General” van Carl Zuckmayer. [34]

Gusti Wolf en Oskar Werner in "Die Frau des Potiphar", Salzburger Festspiele 1947

Anders dan vele acteurs van het Weense Burgtheater toentertijd had ze geen voorbehoud tegen jonge progressieve regisseurs. Zo werkte ze bijvoorbeeld 1977 en 1992 met Hans Neuenfels (“Victor oder die Kinder an die Macht” van Roger Vitrac en “Kätchen von Heilbronn” van Heinrich von Kleist) en 1996 met Leander Hauβmann (“Ein Sommernachtstraum” - “A Midsummer Night`s Dream” van William Shakespeare).
Als gast trad ze meerdere keren in het “Deutsche Schauspielhaus Hamburg” op, waar ze onder ander met sterregisseur Gustaf Gründgens samenwerkte. Zo vertolkte ze 1951, toen al bijna veertig jaar oud, het herdersmeisje Phoebe in de komedie “Wie es euch gefällt” (“As you like it”) van Shakespeare. Een van haar laatste hoofdrollen aan het Burgtheater was 1998 Maud in “Harold en Maud” van Collin Higgins. De directeur van het Burgtheater gaf haar destijds deze rol cadeau voor haar 85te verjaardag. [35]

Gusti Wolf overleed op 5 mei 2007 in haar slaap, enkele weken na haar 95e verjaardag. Ze werd op het Weense “Zentralfriedhof” in een eregraf van de Gemeente Wenen bijgezet.[36]

Gusti Wolf in Nederland

Gusti Wolf trad tussen 1957 en 1963 in vier producties op in het kader van het Holland festival: twee stukken stamden uit de pen van Hugo von Hofmannsthal (“Der Schwierige” en “Der Unbestechliche”) en twee uit die van Johann Nestroy (“Der Talisman” en “Einen Jux will er sich machen”).

De keuze van het volksstuk “Einen Jux will er sich machen” van Nestroy vond de recensent van het “Leidsch Dagblad” ongelukkig aangezien de tekst voor een Nederlandstalig publiek maar heel beperkt te begrijpen was: “Dat is jammer, omdat hier veel eenvoudige maar diepe menselijke wijsheid verborgen ligt. Het blijft echter de vraag of de gemiddelde toeschouwer in ons land hiervan het nodige meekrijgt en of hij niet geïrriteerd wordt door deze wel aardige maar toch onschuldige grapjes met een diepere achtergrond.”[37]

“De Talisman” van Johann Nestroy werd in de “Nieuwe Leidsche Courant” heel positief besproken. Ook Gusti Wolf werd samen met andere acteurs uitdrukkelijk genoemd, maar ook aan dit stuk over vooroordelen werd bekritiseert dat men het Weense dialect maar gedeeltelijk kon volgen.[38]

De opvoering van de salonkomedie “Der Schwierige” van Hugo von Hofmannsthal werd goedgezind opgenomen door de Nederlandse pers. Men merkte wel ook hier op, net als bij de opvoeringen van de stukken van Johann Nestroy, dat het Burgtheater een wereld van gisteren op de bühne bracht, maar was vol lof over de acteurs en de regisseur Ernst Lothar. “Het toneel van het Holland Festival is dit jaar niet van een bijzonder niveau geweest, maar al zou dit wel het geval zijn geweest, dan nog zou het Wiener Burgtheater met glans en gloria zijn gaan strijken met de erepalm, want dit was het beste van het beste.”[39]


Gusti Wolf heeft bijgedragen aan 4 productie(s).

Gusti Wolf heeft gewerkt in de volgende functies:


Het gehele overzicht van voorstellingen waaraan Gusti Wolf heeft meegewerkt, voor zover geregistreerd in de Theaterencyclopedie:

NB: Bij de carrièreoverzichten zijn de voorstellingen gekoppeld aan de premièredatum. Het kan echter voorkomen dat personen niet aan de première meewerkten, maar pas later bij de voorstelling betrokken raakten.

Curriculum Vitae Theatrum
Productie Functie Producent Seizoen Premièredatum In regie van
Der Unbestechliche Uitvoerende Holland Festival 1956/1957 2 juli 1957 Ernst Lothar
Der Schwierige Uitvoerende Holland Festival 1961/1962 2 juli 1962 Ernst Lothar
Der Talisman Uitvoerende Holland Festival 1962/1963 2 juli 1963 Peter Janisch
Einen Jux will er sich machen Uitvoerende Holland Festival 1963/1964 26 juni 1964 Josef Meinrad


Film en TV

Gusti Wolf speelde tussen 1937 en 2006 in talrijke films mee, voornamelijk in komedies. In haar eerste film “Austernlilli” speelde ze aan de zijde van Hermann Thimig, beroemd lid van de toneeldynastie Thimig. Toen hij voor begin van de opnames de destijds al 25 jarige actrice met het gezicht en de statuur van een kind zag riep hij in zijn Weense dialect uit: “Ich bin doch kein Kinderverzahrer!” (Vertaling: Ik ben toch geen pedofiel)[40]

Gusti Wolf en Hermann Thimig in "Die Träume von Schale und Kern", Salzburger Festspiele 1952

Haar jeugdig uiterlijk en de daaruit resulterende problemen voor haar beroep waren nog in een van haar laatste interviews gespreksonderwerp:

"Lange, für ihren Geschmack zu lange, blieb die Mimin auf Kinder und junge Naive abonniert, obwohl sie in ernsthaften Rollen von Jonson bis Albee, von Arthur Schnitzler bis Arthur Miller zu sehen war: „Es hat mich schon geärgert, dass ich immer die Spritzige, Lebhafte, Entzückende, Lustige, Quirlige war. Heut' gewöhn' ich mich langsam daran”, sagt sie und lächelt. “Ich könnte jetzt noch Kinder spielen, ich kriege nur keine entsprechenden Rollen!”
(Vertaling: "Lange tijd, voor haar gevoel veel te lang, bleef de actrice op de vertolking van kinderen en jonge naïeve beperkt, ondanks dat ze in serieuze stukken van Jonson en Albee, van Schnitzler en Arthur Miller te zien was. “Ik vond het wel ergerlijk dat ik steeds de frisse, levendige, schitterende, grappige, vrolijke was. Inmiddels ben ik er bijna gewend aan geraakt, zegt ze en glimlacht. Ik zou nu nog kinderen kunnen spelen, maar ik krijg de adequate rollen niet aangeboden.")[41]

Ook E. W. Emo, de regisseur van haar grote succesfilm “Die unentschuldigte Stunde” (1937), vertrouwde op haar jeugdige verschijning; Ze speelde met 25 jaren een brutale leerling, die provocatief kauwgum kauwt en weinig respect voor de volwassenen vertoond.[42]

Het TV-publiek vierde Gusti Wolf vooral in één rol, namelijk in die van de moeder van commissaris Adolf Kottan in de bizar-humoreske misdaadserie “Kottan ermittelt”. Hier kon men haar in roze trainingspak zien, met haar schoondochter zingend en dansend, het inbegrip van Weense absurditeit en humor.[43]

Titels en prijzen

Gusti Wolf werd in de loop van haar carrière met talrijke titels en prijzen gedecoreerd. In 1966 werd ze bijvoorbeeld tot “Kammerschauspielerin” en in 2000 tot “Professor” benoemd, 1972 ontving ze de “Burgtheaterring”, 1987 werd ze tot erelid van het Burgtheater gemaakt.

In 1992 ontving ze de “Nestroy-Ring” van de Gemeente Wenen, en in 2003 de ook naar de Oostenrijkse dichter benoemde theaterprijs ”Nestroy”.[44]

Privé

Om vóór 1938, dus vóór de “Anschluss” van Oostenrijk aan het Duitse rijk, in Duitsland te morgen werken, sloot ze een schijnhuwelijk met haar Duitse collega Dolf Zenzen en verkreeg op die manier de Duitse nationaliteit.[45]Dit huwelijk werd later ontbonden.

Na haar relatie met Horst Caspar (hij trouwde later de actrice Antje Weissgerber[46] en overleed jong) was Gusti Wolf met de Duitse decorontwerper Theo Otto gelieerd. Na diens dood in 1968 beheerde ze zijn nalatenschap.[47]

Bronnen

  1. - Gusti Wolf Wien Geschichte Wiki
  2. - Gusti Wolf, steffi-line.de
  3. - Gusti Wolf Wien Geschichte Wiki
  4. – Interview Gusti Wolf: “Aus der Kleinen wird noch was”, diepresse 2003
  5. – Trauerfeier für Gusti Wolf, Der Standard, 24. 05. 2007
  6. – Markus, Georg, “Das Bildnis einer Schauspielerin, Gusti Wolfs Porträt in der Burgtheatergalerie“ in; Unter uns gesagt: Begegnungen mit Zeitzeugen, 2008
  7. – Interview Gusti Wolf: “Aus der Kleinen wird noch was”, diepresse 2003
  8. - Gusti Wolf, steffi-line.de
  9. – Markus, Georg, “Das Bildnis einer Schauspielerin, Gusti Wolfs Porträt in der Burgtheatergalerie“ in; Unter uns gesagt: Begegnungen mit Zeitzeugen, 2008
  10. - Gusti Wolf Wien Geschichte Wiki
  11. – Interview Gusti Wolf: “Aus der Kleinen wird noch was”, diepresse 2003
  12. - Gusti Wolf Wien Geschichte Wiki
  13. – Wessely, Katharina; Das Selbstbildnis als Erkenntnisquelle, scilog, 23.09.2019
  14. – Gusti Wolf Wikipedia
  15. – Werner Krauß Wikipedia
  16. - Gusti Wolf 95jährig gestorben, orf.at 2007
  17. – Interview Gusti Wolf: “Aus der Kleinen wird noch was”, diepresse 2003
  18. - Gusti Wolf 95jährig gestorben, orf.at 2007
  19. - Otto Falckenberg Wikipedia
  20. – Ein Magier der Regie, Merkur.de 2005/2009
  21. - “Wünschelrute der Naivität”, Wiener Zeitung, 06.04.2012
  22. – Horst Caspar, steffi-line.de
  23. Wolf Gusti, Gusti Wolf erzählt aus ihrem Leben, pag. 78
  24. Wolf Gusti; Gusti Wolf erzählt aus ihrem Leben, pag. 90
  25. – Gusti Wolf Radiointerview, ORF Mittagsjournal, 10.04.1987
  26. - Kammerspiele Deutsches Theater Berlin Wikipedia
  27. – Groβes Schauspielhaus Wikipedia
  28. – Volksbühne Berlin Wikipedia
  29. Wolf, Gusti; Gusti Wolf erzählt aus ihrem Leben, pag. 82
  30. – Volksbühne Berlin, Programmzettel 1943
  31. Wolf, Gusti, Gusti Wolf erzählt aus ihrem Leben, pag. 99
  32. Wolf, Gusti, Gusti Wolf erzählt aus ihrem Leben, pag. 102
  33. Wolf, Gusti, Gusti Wolf erzählt aus ihrem Leben, pag. 117
  34. - Gusti Wolf, steffi-line.de
  35. – Gusti Wolf, Steffi-line.de
  36. – Gusti Wolf Wikipedia
  37. – “Burgtheaterbijdrage aan Holland Festival – Geen gelukkige keus met eminente acteurs” , Leidsch Dagblad, 06.06.1964
  38. - “De Talisman kostelijke klucht over rood haar – Weense visie op rood haar”, Nieuwe Leidsche Courant, 03.07.1963
  39. – “Der Schwierige – beste van het beste”, Nieuwe Leidsche Courant, 03.07.1962
  40. – Interview Gusti Wolf: “Aus der Kleinen wird noch was”, diepresse 2003
  41. – Interview Gusti Wolf: “Aus der Kleinen wird noch was”, diepresse 2003
  42. – Die unentschuldigte Stunde (1937) imdb
  43. – Kottan ermittelt Wikipedia
  44. - Gusti Wolf Auszeichnungen Wikipedia
  45. - Gusti Wolf Wien Geschichte Wiki
  46. – Horst Caspar Wikipedia
  47. – Theo Otto Wikipedia