Bernhard Minetti
Bernhard Minetti in "Einfach kompliziert" van Thomas Bernhard. Akademietheater Wien, 1988. Fotograaf; Josef Palffy, Wien.
Naam | Bernhard Minetti |
---|---|
Volledige naam | Bernhard Theodor Henry Minetti |
Geboortedatum | 26 januari 1905 |
Geboorteplaats | Kiel |
Overlijdensdatum | 12 oktober 1998 |
Overlijdensplaats | Berlijn |
Beroep | Acteur, Regisseur, Intendant |
Discipline | Toneel |
Trefwoorden | Preußisches Staatstheater Berlin, Schiller Theater Berlin |
Externe databases: | |
IMDb | |
VIAF | |
Wikidata |
Biografie
Kindheid en Jeugd in Kiel
Bernhard Minetti werd op 26 januari 1905 in de Noord Duitse havenstad Kiel geboren.[1] Zijn voorouders stamden uit Duitsland, Italië en Zweden en werkten als tingieters, meubelmakers, architecten en scheikundigen.[2] Zijn manier van toneelspelen werd in de pers herhaaldelijk gerelateerd aan deze gemengde afkomst. Zo wijdde bijvoorbeeld het nationaalsocialistisch dagblad “Der Völkische Beobachter” in 1940 zijn bewegelijkheid op de bühne aan zijn Italiaanse voorouders (de journalist noemde het zijn “elasticiteit”). Het markante karakterhoofd van Minetti met zijn expressieve, heel bewust ingezette mimiek werd daarentegen afgeleid vanuit zijn Duits erfgoed.[3]De adolescent Minetti was vooral geïnteresseerd in politiek, geschiedenis en de marine. Hij was anti-bourgeois, rebels en agressief, las veel, vooral het werk van de Franse naturalist Emile Zola[4], die het leven van de arme lui ongeschoond portretteerde. Eerste, diepe indrukken als toeschouwer in het Stadttheater Kiel verwierf Minetti door twee politieke stukken: “Julius Cäsar” van William Shakespeare en “Kolberg” van Paul Heyse. Politieke onderwerpen - onder andere in “Macbeth”, “Lear”, “Hamlet” en "Richard II" van Shakespeare, “Minna von Barnhelm” van Gotthold Ephraim Lessing en “Dantons Tod” van Georg Büchner - vond hij ook later als acteur bijzonder interessant. Dat had volgens Minetti zowel met deze vroege theatrale indrukken uit Kiel te maken, alsook met de politiek onrustige tijden waarin hij opgroeide.
Uit zijn raam kon hij als twaalfjarige de zogenoemde “Kieler Matrosenaufstand” observeren, een bloedig neergeslagen revolte van matrozen, die niet langer naar uitzichtloze gevechten tegen de overmachtige Engelse vloot gestuurd wilden worden. Deze brute klopjacht op mensen zou zich diep in zijn geheugen nestelen.[5]
In deze tijd, dus in en na de Eerste Wereldoorlog, begon hij naast de kranten uit zijn thuisstad Kiel, ook Berlijnse dagbladen te lezen. In het bijzonder las hij de toneelkritieken van destijds beroemde en gevreesde critici zoals Alfred Kerr, Herbert Ihering en Emil Faktor.
In zijn memoires schreef Minetti: “Übers Berliner Theaterleben wuβte ich bald so gut Bescheid wie über das in Kiel, das ich kritisch, überkritisch betrachtete.” (Vertaling: Omtrent het Berlijnse theatergebeuren was ik snel evengoed op de hoogte als over datgene in Kiel, dat ik kritisch, té kritisch onder de loep nam.)[6]
Zijn belangstelling voor het toneel groeide uit tot eerste optredens als figurant aan het theater van zijn geboortestad. Hij trad onder de naam “Konrad Helfer” op, want zijn ouders wisten niets van deze onderneming.[7] In “Prinz Louis Ferdinand” van Fritz von Unruh moest hij aan het einde van de voorstelling als soldaat in een ondergangsscenario enkele zinnen in “wildste extase eruit schieten” (in wildester Extase herausschleudern). Zijn schoolvriendin Ilse zei de volgende dag tegen hem: “Du warst groβartig, aber verstanden habe ich kein Wort.” (Vertaling: Je was uitstekend, maar verstaan heb ik geen woord.) Zijn antwoord wierp al een licht op zijn overtuigingen en vroege inzichten omtrent de acteerkunst: “Du, in solcher Situation kann kein Mensch deutlich sprechen…” (Vertaling: Onder zulke omstandigheden kan geen mens duidelijk spreken.)[8]
Hij zou ook in de toekomst tot de kring van acteurs behoren, voor wie de waarheid van de klank van de stem belangrijker was dan de duidelijkheid van het woord. Hij wilde niet mooi klinken, maar echt, ook al ging dat ten koste van de duidelijkheid. Het karakter van een figuur volkomen te doordringen, alle aspecten daarvan vorm te geven, dat was zijn streven. Gladheid, oppervlakkigheid en braafheid bleven hem altijd afstoten. Hij hield van chaos en anarchie. Ook de zo gevierde kunstenaars als acteur Gustaf Gründgens[9], die later zijn intendant in Berlijn werd, en de regisseur Max Reinhardt vond hij, bij alle respect voor hun talent en artistiek vermogen, te uiterlijk en niet diepgaand genoeg.[10]
München 1923-1925
Zijn vader, een architect, was ondanks zijn Italiaanse afkomst Duits-nationaal gezind[11] en reageerde overstuur, toen hij zag dat zijn zoon toneelkritieken van joodse auteurs las. Uit woede daarover gooide hij een exemplaar van de “Berlijnse Börsenkurier” uit het raam.[12] Toen Bernhard Minetti zijn ouders korte tijd na dit voorval ook nog meedeelde dat hij acteur zou willen worden, reageerden ze helemaal geshockeerd. Om deze schok af te zwakken, stelde hij aan zijn vader voor eerst Duitse letterkunde en theaterwetenschappen in München te gaan studeren. Op die manier zou hij een degelijk wetenschappelijk fundament voor zijn toekomstige beroep kunnen verwerven. Zijn voorstel werd geaccepteerd en hij bleef twee jaar in de Beierse hoofdstad.
Naast zijn studie bezocht hij vaak voorstellingen van de gerenommeerde schouwburgen Bayerisches Staatsschauspiel München en Münchner Kammerspiele. Hier zag hij de crème de la crème van de toenmalige Duitse acteerkunst, zoals Werner Krauβ, Gustav Waldau en Erwin Faber. Met enkele acteurs probeerde hij toen in persoonlijk contact te treden, maar dat lukte alleen met Armand Zaepfel, een kunstenaar uit het Elzas, die vandaag allang vergeten is. Minetti vond Zaepfel wild en bijna “onbeheerst”; een acteur die “de sterke hand van een regisseur” (die Zügel eines Regisseurs) nodig had. Met zijn gepassioneerde manier van spelen kon Minetti zich sterk identificeren. De bewonderde kunstenaar voorspelde Minetti tijdens hun ontmoeting een grote toekomst.[13]
Opleiding in Berlijn bij Leopold Jessner
Op een dag las de student Minetti in de krant dat de beroemde regisseur en intendant van het “Preuβisches Staatstheater” Berlin, Leopold Jessner (vaak ook Jeβner genoemd), van plan was om een eigen toneelschool te openen.Het “Preuβisches Staatstheater” was de nieuwe, republikeinse naam van het vroegere “Königliches Schauspielhaus” en heette ook onder de nazi's zo, dus tot 1945.
Leopold Jessner was joods en links. Zijn expressionistische regiestijl zowel als zijn repertoire zorgden van begin af aan voor veel ophef. Het “Königliches Schauspielhaus” op de Berlijnse Gendarmenmarkt was berucht geweest voor de scherpe censuur, die elke kritiek op het monarchistisch-conservatieve wereldbeeld moest voorkomen. De artistieke stijl was ouderwets, voor-naturalistisch, de bühne boordevol gepropt met decor. ("Königliches Schauspielhaus Berlin", zie ook: de pagina van Helene Thimig en de pagina van Agnes Sorma).
Jessner zorgde voor radicale vernieuwing. In zijn ensceneringen was de bühne bijna leeg, op een typerend element na, een trap, de zogenoemde “Jessner-Treppe”. De Oostenrijkse decorontwerper Emil Pirchan d. J. creëerde in 1919 voor de Jessner-enscenering van “Wilhelm Tell” van Friedrich von Schiller de eerste dergelijke trap. De verschillende hoogteniveaus waren uitstekend geschikt voor dit in de Zwitserse Alpen spelende stuk, voor de talrijke toespraken, verzamelingen en de eden, die daarin werden afgelegd. Maar ook triomf en de val van de monarchen in de koningsdrama’s van Shakespeare liet zich met de “Jessner-Treppe” goed visualiseren.[14][15]
Nog tientallen jaren later werd de trap als centraal decor op de bühne ingezet. De acteur en regisseur Fritz Kortner gebruikte ze bijvoorbeeld ook; ook hij had bij Jessner gespeeld[16], in 1970, in een van zijn laatste ensceneringen: “Clavigo” van Johann Wolfgang von Goethe.[17]
Bernhard Minetti koos voor zijn auditie bij Jessner een monoloog uit “Don Carlos” van Friedrich von Schiller en overtuigde zowel Jessner als ook het overige gremium, dat uit destijds beroemde acteurs bestond, zoals Lucie Höflich, Tilla Durieux en Maria Koppenhöfer.[18] Leopold Jessner geloofde van begin af aan in het talent van zijn student Minetti, maar waarschuwde hem voor zijn neiging tot “grootheidswaanzin”.[19] Nog tientallen jaren later, al aan het einde van zijn leven en van zijn carrière, noemde hem de regisseur Claus Peymann grootheidswaanzinnig. Minetti verdedigde zich toen in een interview met sterinterviewer André Müller:
- “Ich meine, daß ein Schauspieler, der überzeugen will, diesen Größenwahn haben muß, dem Direktor, dem Regisseur und dem Publikum gegenüber.”
- (Vertaling: Ik vind dat een acteur, die overtuigen wil, deze soort van grootheidswaanzin moet hebben – tegenover zijn intendant, zijn regisseur en het publiek.)[20]
Na beëindiging van zijn opleiding in de Duitse hoofdstad ging Bernhard Minetti in de in het theaterjargon zogenoemde “Provinz” (provincie) spelen, want “jonge acteurs moeten op kleine bühnes beginnen” (Junge Schauspieler sollten an kleinen Bühnen anfangen).[21] (“Provinz” zie ook: de pagina van Gusti Wolf)
Zijn eerste engagementen voerden hem naar Gera en naar Darmstadt. Zijn leraar Jessner verplichte Minetti, voordat hij Berlijn verliet, om hem in de toekomst over zijn rollen, de stukken en ensceneringen schriftelijk te berichten.[22]
Gera (1927-1928), Darmstadt (1928-1930)
De jonge, slanke man met het markante gezicht viel aan deze theaters niet alleen wegens zijn talent op, maar ook wegens zijn privéleven. Sinds 1926 was Minetti namelijk al vader van een zoon - de latere acteur Hans Peter Minetti (1926-2006) - en dat gold in de toneelkringen destijds als sensatie.[23] Ook zijn veel later geboren dochter Jennifer (1940-2011) vond haar weg naar het toneel en werd een bekende actrice.[24]
In Gera speelde hij in één jaar twintig rollen in zeventien stukken.[25] Zijn debuut gaf hij in twee kleine rollen in “Wallenstein” van Friedrich von Schiller. Hij speelde een kapucijner en herinnerde zich decennia later dat hij in deze rol “gepassioneerd, heel heftig, bijna extatisch” (leidenschaftlich, sehr heftig, fast ekstatisch) was. De Zweedse soldaat die hij in hetzelfde stuk ook speelde, vond hij daartegen “in zichzelf gekeerd”.[26]
In Darmstadt trad hij nog vaker op dan in Gera en niet alleen in toneelstukken. Men zag hem ook in de operette “Eine Nacht in Venedig” van Johann Strauβ en in het zangspel “Im Weiβen Röβl” van Ralph Benatzky. In het ballet “Die Gestrandeten” moest hij zelfs dansen, als kapitein van een gestrand schip.[27]
Aan zijn tijd in de Hessische stad Darmstad – door de kunstenaarsgroep “Künstlerkolonie” een centrum van de Jugendstil (art noveau)[28] - koesterde hij later lyrische herinneringen.[29] Vooral het publiek ontroerde hem. Zoals het uit Wenen bekend was (en is), bestond ook in Darmstad een heel warme band tussen kunstenaars en toeschouwers: “Nie wieder bin ich so vielen Menschen begegnet, die uns Schauspielern so vertraulich zulachten, auf der Straβe, in Restaurants, in Konzerten. Theater schien ein Lebenselement der Darmstädter zu sein. (Vertaling: Nooit meer ben ik zo veel mensen tegengekomen, die ons acteurs zo vriendelijk toelachten, op straat, in restaurants, in concerten. Toneel leek een echt levenselement van de Darmstädter te zijn.)[30]
In Darmstadt kreeg hij ook voor het eerst in zijn jonge carrière de kans om de grote rollen van de toneelliteratuur uit te proberen. Hij speelde de titelrollen in “Hamlet” van Shakespeare en “Don Carlos” van Schiller. Ook Riccaut in “Minna von Barnhelm” van Lessing, een van zijn geliefde politieke figuren, speelde hij hier voor de eerste keer.[31]
Bernhard Minetti reisde op speelvrije dagen vanuit Darmstadt vaak naar Berlijn, waar zijn vrouw en zijn zoon leefden. Bovendien streefde hij ernaar om mogelijk veel voorstellingen in de talrijke Berlijnse theaters te kunnen zien. Ook al was hij heel tevreden met zijn leven in Darmstadt: Zijn droom was uiteindelijk een carrière in Berlijn, waar in de jaren van de “Weimarrepubliek” (1918-1933) het hart van de Duitstalige toneelkunst sloeg.
Zijn vroegere leraar Leopold Jessner hielp hem zijn wens te verwezenlijken. Hij engageerde hem vanaf het seizoen 1930/31 aan het “Preuβisches Staatstheater”.[32]
Acteur aan het “Preuβisches Staatstheater”, Berlijn (1930-1945)
Toen hij zijn engagement in Berlijn in de zomer 1930 aantrad, had Jessner na elf jaar zijn baan als intendant al opgezegd, of moeten opzeggen. Volgens Minetti had men hem nooit vergeven dat hij sociaaldemocraat was en bleef, maar ook zijn stilistische wandel van het luide expressionisme naar de nuchtere, zogenoemde “Neue Sachlichkeit” vond men mislukt. De rechtse pers opponeerde tegen hem en ook zijn vroegere aanhangers, onder wie de critici Kerr en Ihering, steunden hem niet langer.[33] Jessner bleef wel tot zijn emigratie in 1933 als regisseur aan het Staatstheater verbonden, maar kon niet meer de grote successen uit zijn verleden evenaren.Minetti zelf voelde zich bij deze schouwburg gauw als een vis in het water. Dat had vooral met zijn beroemde acteur-collega’s te maken, die de jonge man snel en vriendelijk in hun kring opnamen. Deze vroege waardering voor Minetti wortelde ook in zijn vermogen, om op korte termijn voor zieke acteurs in te kunnen vallen en zo menige voorstelling te kunnen redden.[34]
Hij speelde in de eerste jaren in Berlijn vele kleine en middelgrote rollen, maar ook enkele hoofrollen, bijvoorbeeld Weislingen in “Götz von Berlichingen” van Johann Wolfgang von Goethe. Dit optreden werd weliswaar geen succes. Zo schreef de Berlijnse critici Monty Jacobs:
- ”Aber was ist in Bernhard Minetti gefahren, der schon auf Jeβners Theaterschule auffiel, und dem jetzt, zu früh, Weislingen anvertraut wurde. Mit seinem Spitzbart und mit seiner schlaffen Haltung wirkt er wie ein Hofschneider des Bamberger Bischofs, ein müder, verbitterter Lebensinvalide in der Rolle des Glänzenden, der Liebling aller Fürsten und Frauen…”
- (Vertaling: Maar wat is met Bernhard Minetti aan de hand, die al in de toneelschool van Jeβner opgevallen was en die nu, te vroeg, de rol van Weislingen toevertrouwd werd. Met zijn sikje en zijn slappe houding lijkt hij meer op de couturier van de Bishop van Bamberg, een vermoeide en bittere invalide in de rol van de glansvolle lieveling van alle vorsten en vrouwen…)[35]
Jürgen Fehling en Gustaf Gründgens
Jürgen Fehling
Tot zijn (artistiek) meest belangrijke ontmoetingen aan deze schouwburg behoorden die met regisseur Jürgen Fehling en de intendant/regisseur/acteur Gustaf Gründgens. (Pas tegen het einde van zijn carrière vond Bernhard Minetti in Klaus Michael Grüber een regisseur, die hem evenzo fascineerde en inspireerde als Jürgen Fehling.)[37]Minetti speelde 21 rollen onder de regie van Fehling, in het begin vooral boze karakters zoals Franz Moor in “Die Räuber” van Friedrich von Schiller en Gessler in “Wilhelm Tell” van dezelfde auteur. Als hij Fehling vroeg hoe hij Gessler moest spelen, antwoordde die hem kort en krachtig: “Helemaal niet. Ik heb alleen maar jouw sperma nodig”. (Gar nicht. Ich brauche nur dein Sperma.)[38] Hij wilde alleen maar zijn natuur, geen “theater”, resumeerde Minetti. Door deze enkele regieaanwijzing lukte het Minetti al om zijn figuur, een onverbiddelijke functionaris van de Keizer, niet alleen starre en autoritaire, maar ook perverse trekken te geven.
De regisseur putte zijn acteur op de repetities door het herhalen van details compleet uit, zoals bijvoorbeeld met het vullen van een doosje in het stuk “Die Herde” van Fred Neumeyer. Een keer deed hij het te snel, dan te langzaam, dan te precies, dan weer te omslachtig. Dat ging urenlang zo, tot de regieassistent de taak van Fehling moest overnemen. Deze assistent herhaalde aan Minetti wat hem Fehling net gezegd had: “Der Minetti hat Talent, den quäl’ ich noch mehr. Den kann man quälen.” (Vertaling: Deze Minetti hat talent, die ga ik nog meer kwellen. Hem kan men echt kwellen.)[39] Deze woorden hadden op Minetti geen afschrikkende, maar een magische werking, want hij begreep, dat de beroemde Jürgen Fehling in hem, de beginner, geloofde. De opvoering werd geen succes, maar de prestatie van Minetti werd heel positief beoordeelt. Herbert Ihering schreef toen:
- “Dieser Schauspieler gehört zu den wertvollsten Begabungen des Nachwuchses. Ein Fanatiker seines Berufs. Ein stiller Fanatiker der Kunst. Auch da, wo er irrt, sprechen seine Irrtümer für sein Niveau.”
- (Vertaling: Deze acteur telt tot de meest waardevolle talenten onder de jonge acteurs. Een fanaticus van zijn beroep, een stille fanaticus van de kunst. Ook in zijn miskleunen en fouten blijft zijn hoge artistieke niveau zichtbaar.)[40]
Dezelfde criticus toonde zich al een jaar eerder, 1930, na de première van “Verbrecher” van Ferdinand Bruckner enthousiast over Minetti: “Ein neues Gesicht. Nicht der glatte Typ. Feurig und kalt zugleich. Ein knapper, aufbegehrender, glühender Schauspieler.” (Vertaling: Een nieuw gezicht. Niet het gladde type. Vurig en koud tegelijk. Een bijna droge, rebelse, gloeiende acteur.)[41]
Gustaf Gründgens
De acteur en regisseur Gustaf Gründgens werd 1934 intendant van het “Preuβisches Staatstheater” en bleef in deze functie tot de ondergang van het nazirijk. Anders als de meeste Duitse theaters toen, viel het Staatstheater politiek niet in het ressort van propagandaminister Goebbels, maar in dat van veldmaarschalk Hermann Göring.[42]De vrouw van Göring, Emmy Sonnemann, hoorde ook bij het ensemble van deze schouwburg.Gründgens was door zijn homoseksualiteit bedreigt in het Derde Rijk en leefde daarom in een schijnhuwelijk met de biseksuele actrice Marianne Hoppe, die ook een grote ster aan het “Preuβisches Staatstheater” was. Zijn vroegere geliefde, de auteur Klaus Mann, zoon van Thomas Mann, publiceerde 1936 in zijn emigratie, in Amsterdam, bij de uitgeverij “Querido” een sleutelroman over Gustaf Gründgens, die in het naoorlogse West-Duitsland lange tijd verboden was en pas in 1981 weer op de markt gebracht mocht worden: “Mephisto- Roman einer Karriere”.[43][44] De titel was een toespeling op de paraderol van Gründgens; Mephisto in “Faust” van Goethe. In de roman traden naast Gründgens ook Göring, Sonnemann en Hoppe op, allemaal onder andere namen. Dit boek werd in 1981 met Klaus Maria Brandauer in de hoofdrol verfilmd en met de Oscar voor de beste buitenlandse film bekroond.[45]
Klaus Mann, die als homoseksueel en half-jood geëmigreerd was, betichtte Gründgens in “Mephisto” als carrièrist, die, beeldend gesproken, met de duivel danste.
Dit beeld werd later juist door joodse intellectuelen, zoals de criticus Marcel Reich-Ranicki, recht gezet. Deze benadrukte dat Gründgens talrijke bedreigde kunstenaars aan zijn schouwburg beschermd of zelfs gered had.[46]
Marianne Hoppe zei in een interview met de “Deutschlandfunk” over Gustaf Gründgens: “In seinem Theater fand das Dritte Reich nicht statt.” (Vertaling: In zijn schouwburg kreeg het Derde Rijk geen ruimte.)[47]
Na haar dood citeerde de Duitse krant “Die Welt” Marianne Hoppe als volgt: "Die Arbeit mit Gustaf war immer ein Tanz am Abgrund. Das Theater war unser Zuhause, war der Schutz, die Verführung, die tägliche Droge, das alles auszuhalten." (Vertaling: Met Gustaf te werken was altijd een dans dichtbij de afgrond. Het toneel was ons thuis, het was bescherming, verleiding, de dagelijkse dosis drugs, om dat alles vol te houden.)[48]
Voor Bernhard Minetti waren Fehling en Gründgens zoals "water en vuur".[49] Fehling zocht de chaos[50], Gründgens daarentegen de harmonie, zowel als regisseur en acteur, maar vooral ook als intendant. Artistiek voelde Minetti zich met Fehling sterker verwant als met Gründgens, want ook hij hield van chaos, spanning en anarchie tijdens de repetities. Echter waardeerde Minetti het gevoel van Gründgens voor balans en harmonie wel in diens functie als intendant. Voor Minetti was Gründgens de ideale intendant: "Gründgens achtete darauf, daβ jeder Schauspieler sich an seinem Haus glücklich fühlte. Er wuβte, was schauspielerischer Ehrgeiz ist und hatte eine natürliche Gabe, jeden durch Zuweisung entsprechender Rollen zufrieden zu machen..." (Vertaling: Gründgens lette erop dat alle acteurs aan zijn huis gelukkig waren. Hij wist alles over de ambities van acteurs en had een natuurlijke gave, om voor hen de juiste rollen te vinden en ze op die manier tevreden te stellen..).[51]
Na de oorlog
De invloedrijke criticus en theaterhistoricus Günther Rühle noemt in zijn boek “Theater in Deutschland 1945-1966” een reeks acteurs en regisseurs, die zich na de oorlog nooit helemaal van de verdenking konden bevrijden dat ze meer dan noodzakelijk het contact met het Naziregime hadden gezocht (…sich mehr als nötig mit dem Regime eingelassen haben).[52] Ook Bernhard Minetti telt hij tot deze groep, want die had in twee beruchte films uit de nazi-propagandamachine opgetreden: “Tiefland”[53] van Leni Riefenstahl en “Die Rothschilds”[54], een doorgaand antisemitisch werk van Erich Waschneck. Bovendien had Minetti als regisseur het propagandastuk “Die Wölfe” van Hans Rehberg in Breslau op de bühne gebracht en had hij in Berlijn in meerdere stukken van dezelfde auteur gespeeld.[55]Deze feiten hadden tot gevolg dat Minetti na de oorlog geen engagement in Berlijn kon vinden. Hij keerde terug naar zijn geboortestad Kiel, waar hij als acteur, regisseur en uiteindelijk ook als intendant werkte. Hier speelde hij weer Hamlet - de rol die hij al in Darmstadt vertolkt had - en voor de eerste keer ook de titelrol in “Faust” van Johann Wolfgang von Goethe. Echter botsten zijn ideeën van toneel met dat van de cultuurpolitici van de stad en hij verliet Kiel alweer na zes maanden.[56]
Hij nam vervolgens een engagement van het Deutsches Schauspielhaus Hamburg aan. Deze schouwburg verliet hij al na twee seizoenen, want ditmaal kreeg hij strijd met de nieuwe directeur.
Een hoogtepunt in Hamburg was zijn vertolking van Oderbruch in “Des Teufels General” van Carl Zuckmayer, een van de eerste Duitse toneelstukken dat zich over de Tweede Wereldoorlog uitliet.[57]
Daarna begonnen zijn “Wanderjahre": hij trad in zes maanden in 16 verschillende steden op.[58]Pas in 1951 vond hij weer een vast engagement, namelijk in Frankfurt am Main. Deze kans kreeg hij door Lothar Müthel, die nu intendant in Frankfurt was, maar in de Nazitijd het Wiener Burgtheater geleid had. Daar had hij in 1943 als regisseur een extreem antisemitische enscenering van “Der Kaufmann von Venedig” van Shakespeare afgeleverd, die daardoor de theatergeschiedenis was ingegaan. ("Lothar Müthel, 'Der Kaufmann von Venedig'", zie ook: de pagina van Alma Seidler).
Belangrijke rollen in Frankfurt waren de titelrol in “Wallenstein” van Schiller, Mephistopheles in “Faust” van Goethe, Bolingbroke in “Das Glas Wasser” van Eugène Scribe en Robespierre in “Dantons Tod” van Georg Büchner.[59]
Moderne toneelliteratuur, moderne regisseurs
Vanaf medio jaren vijftig tot het einde van zijn carrière speelde Minetti weer in Berlijn, aan het Schiller Theater, maar hij trad ook in Düsseldorf, Recklinghausen, Keulen, Hamburg en veel later ook in Wenen op. Een van de belangrijkste rollen in Düsseldorf was Ill in “Der Besuch der alten Dame” van Friedrich Dürrenmatt. In dit destijds brandnieuwe en inmiddels tot klassieker van het moderne theater geworden stuk, speelde hij aan de zijde van Käthe Dorsch, die hij al van het “Preuβisches Staatstheater” Berlijn kende.[60]Minetti stond open voor zowel de jonge regisseurs als ook de jonge auteurs, die destijds in Duitsland voor furore en vaak ook voor schandalen zorgden. Hij werkte onder anderen met de als “Bürgerschrecks” (provocateurs van het brave burgerdom) getituleerde regisseurs Peter Zadek (“Jeder stirbt für sich allein” na de roman van Hans Fallada), Hans Neuenfels (“Der Balkon” van Jean Genet) en bijzonder vaak met Claus Peymann. Onder Klaus Michael Grüber waagde hij zich nog met 77 jaren aan een monsterproject: “Faust I en II” van Goethe. Grüber waardeerde hij het meest van de jongeren, hij was zijn belangrijkste regisseur na Jürgen Fehling.[61]
Na de oorlog werden in Duitsland stukken van auteurs gespeeld die tijdens de Nazitijd verboden waren, zoals Thornton Wilder en Jean Giraudoux. Minetti was als Mr. Antorbus in “Wir sind noch einmal davongekommen” van Wilder te zien en als Odysseus in “Der trojanische Krieg findet nicht statt” van Giraudoux.[62]
Zijn ware liefde kwam echter drie andere auteurs toe, die met vaak minimalistische middelen te werk gingen: Samuel Beckett, vanaf de jaren vijftig, Harold Pinter vanaf de jaren zestig en vooral Thomas Bernhard vanaf de jaren zeventig. Over deze drie schreef hij in zijn memoires:
- “Mit Beckett, Pinter und Bernhard konnte ich jetzt die Ernte von vierzig Jahren Schauspielerleben einbringen. Ich begann eine neue Periode – eine andere Art, Theater zu spielen.”
- ”In de stukken van Beckett, Pinter en Bernhard kon ik de oogst van de veertig jaren, die ik als acteur gewerkt heb, inbrengen. Ik begon aan een nieuwe periode – een ander manier van toneel te spelen.
Bernhard Minetti en Thomas Bernhard
De uit Oostenrijkse ouders in het Nederlandse Heerlen geboren schrijver Thomas Bernhard zorgde met zijn prozawerken (bijvoorbeeld “Holzfällen. Eine Erregung.") evenals met zijn toneelstukken (bijvoorbeeld “Heldenplatz”) voor enorme schandalen in zijn thuisland. Steeds weer hamerde hij op het verdrongen Oostenrijkse nationaalsocialistische verleden. Een ander regelmatig terugkerend onderwerp was het streven naar perfectie in de kunst en het uiteindelijke falen, de capitulatie voor de onvolkomenheid. (bijvoorbeeld in “Der Ignorant und der Wahnsinnige” en “Die Macht der Gewohnheit”). Ook de botsing tussen kunstenaars en kunstpolitici hoorde tot de grondmotieven in zijn werk. (bijvoorbeeld in “Minetti” en “Einfach kompliziert”).
Thomas Bernhard hield van provocatie en had in regisseur Claus Peymann een echte “partner in crime” gevonden. Peymann ensceneerde in Stuttgart, Bochum, Salzburg, Wenen en Berlijn zijn stukken, vaak met Bernhard Minetti in de hoofdrol. ("Claus Peymann en Thomas Bernhard", zie ook de pagina van Claus Peymann over Claus Peymann en Thomas Bernhard en over het Burgtheater).
De dichter droeg meerdere stukken aan door hem bewonderde acteurs op: voor Marianne Hoppe schreef hij “Am Ziel”, voor Ilse Ritter, Kirsten Dene en Gert Voss “Ritter Dene Voss”, voor Bruno Ganz “Der Ignorant und der Wahnsinnige” en voor Bernhard Minetti “Minetti”, “Die Macht der Gewohnheit” en “Einfach kompliziert”.
In 1976 ging “Minetti” met Bernhard Minetti in de titelrol première bij het Württembergisches Staatstheater Stuttgart.[63]. In het stuk wacht een acteur en vroegere intendant, Minetti genoemd, op oudejaarsavond in een hotelhal in Oostende op de toneeldirecteur van de Flensburger schouwburg. Terwijl hij wacht, vertelt hij eerst aan een dame, later aan een jong meisje, wat hem in zijn kunstenaarsleven was overkomen. Ooit had hij de schouwburg van Lübeck geleid, maar werd hij er door de ignorantie van lokale cultuurpolitici verdreven; een duidelijke toespeling op de eigen ervaringen van Minetti in Kiel en Hamburg na de Tweede Wereldoorlog. Sindsdien leefde hij bij zijn zus in Dinkelsbühl (het inbegrip van een Duitse provinciestad). Op haar zolder repeteerde hij jarenlang dagelijks zijn levensrol: “König Lear” (“King Lear”) van Shakespeare. Een keer in het Duits, een keer in het Engels. In Flensburg zou hij nu, eindelijk, als koning Lear mogen optreden. Voor deze gelegenheid wilde hij een masker dragen, dat de beroemde Belgische schilder James Ensor ooit voor hem had vervaardigd. Echter komt de intendant uit Flensburg niet opdagen. De laatste kans verkeken, hij wordt zich bewust dat hij nooit Lear zal spelen. Op het strand van Oostende slikt hij, het masker van Ensor voor zijn gezicht, tabletten. Het sneeuwt zo sterk, dat de stervende Minetti onder een witte deken verdwijnt.
Bernhard Minetti in Nederland
Bernhard Minetti trad in Nederland alleen een enkele keer op. Dat was in 1990, in het derde stuk dat Thomas Bernhard aan hem had opgedragen: “Einfach kompliziert”. Ook in dit toneelstuk vertolkte hij, zoals in “Minetti”, een oude acteur. Deze figuur wordt in het stuk gewoon “Er” (“Hij”) genoemd, en heeft dus geen naam. Af en toe duikt een klein meisje op, dat hem melk brengt en naar zijn tirades luistert. De meeste tijd spreekt hij weliswaar met zichzelf. Niet Lear is nu de rol waarom alles draait, maar Richard III uit het gelijknamige stuk, eveneens van Shakespeare. Anders als in “Minetti”, waar hij Lear nooit gespeeld heeft, heeft hij Richard III in “Einfach kompliziert” wel vertolkt, maar zonder succes. In “Minetti” draagt hij het Lear-masker van Ensor, in “Einfach kompliziert” de kroon van Richard III. Was in “Minetti” Dinkelsbühl het inbegrip van de middelmatigheid van het culturele leven in de provincie, is het in “Einfach kompliziert” Ludwigshafen. Het stuk inleidend schrijft Thomas Bernhard: “Ein Jahr Ludwigshafen/ das erniedrigt dich/ das hätte dir beinahe den Kopf gekostet”. (Vertaling: Een jaar Ludwigshafen/ dat vernedert je/ dat had je bijna jouw kop gekost.)[64]Bernhard Minetti heeft dit stuk in twee verschillende ensceneringen gespeeld. De eerste keer in 1986 onder de regie van Klaus André aan het Schiller Theater Berlin[65], de tweede keer in 1988 aan het Wiener Burgtheater onder Alfred Kirchner.[66]
In Nederland zag het publiek hem in het Nieuwe De la Mar Theater, Amsterdam, weliswaar in geen van deze twee ensceneringen, maar in een zogenoemde “Szenische Lesung”. De recensies waren grotendeels heel positief.
Marian Buijs in “De Volkskrant”: “Eindelijk dan toch genoten van toneel in het Holland Festival. Toneel? Is een “scenische lezing” toneel? Een oudere heer in een simpel grijs pak achter een katheder, die na het welkomsapplaus bescheiden zegt dat hij zal proberen ons Einfach kompliziert voor te lezen van Thomas Bernhard? Daar staat hij dan, de legendarische Duitse acteur Bernhard Minetti. Hij vertelt ons hoe het decor er uit zou moeten zien, wie de personages zijn en na een rustig begin wordt het toneel.”[67]
Eddy Geerlings in het “Algemeen Dagblad”: “Zodra hij uit de coulissen komt, klinkt een lang en warm applaus op. Achter een grijze lessenaar met het tekstboekje in de hand, kondigt hij vriendelijk aan dat hij Einfach kompliziert zal gaan voorlezen. Z’n stem klinkt zacht. Hij zet zijn leesbril op en begint…..Minetti laat als geen ander zien hoe magistraal de tekst is, de keuze van de woorden, de korte zinnen, de herhalingen, de muzikaliteit ervan……Minetti hoeft ze alleen maar voor te lezen, dat is voldoende. Misschien is dat wel de mooiste manier om ze voorgespeeld te krijgen”[68]Harry Huizen van het “Nieuwsblad van het Noorden” klaagde, dat hij akoestiek te weinig van de tekst verstond: ”…Want duidelijk werd wel, dat de stem van Minetti in de loop van de jaren aan kracht ingeboet heeft. Nu is het Nieuwe de la Mar wel een intiem theater, maar zeker bij een volle bak ook gortdroog. Zelfs op rij negen, waar ik zat, gingen de wat zachtere passages geheel en al aan me voorbij.”[69]
Anne Branbergen van “Het Parool” schreef: “De hoofdpersoon, de eenzame oude acteur in zijn vervuilde huis krijgt, naarmate het stuk vordert steeds meer kleur. Stembuigingen, uitdrukkingen en heel kleine gebaartjes, dat waren de middelen waaraan Minetti voldoende had voor een ontroerende, geestige en overtuigende interpretatie.”[70]
Het einde
Zijn laatste rol speelde Bernhard Minetti in 1996 aan het Berliner Ensemble in “Der unaufhaltsame Aufstieg des Aturo Ui” van Bertolt Brecht onder de regie van de toneeldichter en regisseur Heiner Müller. Deze opvoering werd ook voor de televisie opgenomen.[71]Twee jaar later, op 12 oktober 1998, stierf hij en vond hij zijn laatste rustplaats op de Oost-Berlijnse prominentenbegraafplaats “Dorotheenstädtische Friedhof”, waar ook Brecht en Heiner Müller begraven liggen.[72]
Theater CV
Bernhard Minetti heeft bijgedragen aan 1 productie(s).
Bernhard Minetti heeft gewerkt in de volgende functies:
- Uitvoerende - Zie lijst (A-Z) of lijst (datum)
Het gehele overzicht van voorstellingen waaraan Bernhard Minetti heeft meegewerkt, voor zover geregistreerd in de Theaterencyclopedie:
NB: Bij de carrièreoverzichten zijn de voorstellingen gekoppeld aan de premièredatum. Het kan echter voorkomen dat personen niet aan de première meewerkten, maar pas later bij de voorstelling betrokken raakten.
Productie | Functie | Producent | Seizoen | Premièredatum | In regie van |
---|---|---|---|---|---|
Einfach kompliziert | Uitvoerende | Holland Festival | 1989/1990 | 25 juni 1990 |
Bronnen
- ↑ Deutschlandfunk. Profiel 'Vor hundert Jahren wurde der Schauspieler Bernhard Minetti geboren'. Geraadpleegd 23 november 2023.
- ↑ Minetti, Bernhard (1988). Erinnerungen eines Schauspielers. Reinbek bei Hamburg:Rowohlt Taschenbuch Verlag GmbH. pag. 15-18.
- ↑ Deutsche Bühnenkünstler – Bernhard Minetti. Der Völkische Beobachter. 10 november 1940.
- ↑ Minetti, Bernhard (1988). Erinnerungen eines Schauspielers. Reinbek bei Hamburg:Rowohlt Taschenbuch Verlag GmbH. pag. 26.
- ↑ Minetti, Bernhard (1988). Erinnerungen eines Schauspielers. Reinbek bei Hamburg:Rowohlt Taschenbuch Verlag GmbH. pag. 24.
- ↑ Minetti, Bernhard (1988). Erinnerungen eines Schauspielers. Reinbek bei Hamburg:Rowohlt Taschenbuch Verlag GmbH. pag. 26.
- ↑ Minetti, Bernhard (1988). Erinnerungen eines Schauspielers. Reinbek bei Hamburg:Rowohlt Taschenbuch Verlag GmbH. pag. 26.
- ↑ Minetti, Bernhard (1988). Erinnerungen eines Schauspielers. Reinbek bei Hamburg:Rowohlt Taschenbuch Verlag GmbH. pag. 27.
- ↑ Minetti, Bernhard (1988). Erinnerungen eines Schauspielers. Reinbek bei Hamburg:Rowohlt Taschenbuch Verlag GmbH. pag. 105-107.
- ↑ Minetti, Bernhard (1988). Erinnerungen eines Schauspielers. Reinbek bei Hamburg:Rowohlt Taschenbuch Verlag GmbH. pag. 40.
- ↑ Minetti, Bernhard (1988). Erinnerungen eines Schauspielers. Reinbek bei Hamburg:Rowohlt Taschenbuch Verlag GmbH. pag. 17.
- ↑ Minetti, Bernhard (1988). Erinnerungen eines Schauspielers. Reinbek bei Hamburg:Rowohlt Taschenbuch Verlag GmbH. pag. 27.
- ↑ Minetti, Bernhard (1988). Erinnerungen eines Schauspielers. Reinbek bei Hamburg:Rowohlt Taschenbuch Verlag GmbH. pag. 32-33.
- ↑ Zeitklicks. Profiel 'Leopold Jessner und seine Treppe'. Geraadpleegd 25 november 2023.
- ↑ Brauneck, Manfred (1982). Theater im 20. Jahrhundert – Programmschriften, Stilperioden, Reformmodelle. Reinbek bei Hamburg:Rowohlt Taschenbuch Verlag GmbH. pag. 123-125.
- ↑ Minetti, Bernhard (1988). Erinnerungen eines Schauspielers. Reinbek bei Hamburg:Rowohlt Taschenbuch Verlag GmbH. pag. 35.
- ↑ filmportal.de.Profiel '”Clavigo”. Regie: Fritz Kortner. Hamburg, 1970'. Geraadpleegd 26 november 2023.
- ↑ Minetti, Bernhard (1988). Erinnerungen eines Schauspielers. Reinbek bei Hamburg:Rowohlt Taschenbuch Verlag GmbH. pag. 33.
- ↑ Minetti, Bernhard (1988). Erinnerungen eines Schauspielers. Reinbek bei Hamburg:Rowohlt Taschenbuch Verlag GmbH. pag. 36.
- ↑ Zeit Online. Profiel 'André Müller spricht mit dem Schauspieler Bernhard Minetti'. Geraadpleegd 26 november 2023.
- ↑ Minetti, Bernhard (1988). Erinnerungen eines Schauspielers. Reinbek bei Hamburg:Rowohlt Taschenbuch Verlag GmbH. pag. 41.
- ↑ Minetti, Bernhard (1988). Erinnerungen eines Schauspielers. Reinbek bei Hamburg:Rowohlt Taschenbuch Verlag GmbH. pag. 35.
- ↑ IMDb. Profiel ' IMDb Hans Peter Minetti'. Geraadpleegd 26 november 2023.
- ↑ IMDb. Profiel 'IMDb Jennifer Minetti'. Geraadpleegd 26 november 2023.
- ↑ Minetti, Bernhard (1988). Erinnerungen eines Schauspielers. Reinbek bei Hamburg:Rowohlt Taschenbuch Verlag GmbH. pag. 346.
- ↑ Minetti, Bernhard (1988). Erinnerungen eines Schauspielers. Reinbek bei Hamburg:Rowohlt Taschenbuch Verlag GmbH. pag. 37.
- ↑ Minetti, Bernhard (1988). Erinnerungen eines Schauspielers. Reinbek bei Hamburg:Rowohlt Taschenbuch Verlag GmbH. pag. 49-50.
- ↑ Welterbe Mathildenhöhe Darmstadt. Profiel 'Welterbe Mathildenhöhe Darmstadt'. Geraadpleegd 27 november 2023.
- ↑ Stadtlexikon Darmstadt. Profiel 'Bernhard Minetti in Darmstadt'. Geraadpleegd 27 november 2023.
- ↑ Minetti, Bernhard (1988). Erinnerungen eines Schauspielers. Reinbek bei Hamburg:Rowohlt Taschenbuch Verlag GmbH. pag. 51.
- ↑ Minetti, Bernhard (1988). Erinnerungen eines Schauspielers. Reinbek bei Hamburg:Rowohlt Taschenbuch Verlag GmbH. pag. 347-348.
- ↑ Minetti, Bernhard (1988). Erinnerungen eines Schauspielers. Reinbek bei Hamburg:Rowohlt Taschenbuch Verlag GmbH. pag. 56.
- ↑ Minetti, Bernhard (1988). Erinnerungen eines Schauspielers. Reinbek bei Hamburg:Rowohlt Taschenbuch Verlag GmbH. pag. 58.
- ↑ Minetti, Bernhard (1988). Erinnerungen eines Schauspielers. Reinbek bei Hamburg:Rowohlt Taschenbuch Verlag GmbH. pag. 64.
- ↑ Minetti, Bernhard (1988). Erinnerungen eines Schauspielers. Reinbek bei Hamburg:Rowohlt Taschenbuch Verlag GmbH. pag. 60.
- ↑ Minetti, Bernhard (1988). Erinnerungen eines Schauspielers. Reinbek bei Hamburg:Rowohlt Taschenbuch Verlag GmbH. pag. 316.
- ↑ Minetti, Bernhard (1988). Erinnerungen eines Schauspielers. Reinbek bei Hamburg:Rowohlt Taschenbuch Verlag GmbH. pag. 288-296.
- ↑ Minetti, Bernhard (1988). Erinnerungen eines Schauspielers. Reinbek bei Hamburg:Rowohlt Taschenbuch Verlag GmbH. pag. 69.
- ↑ Minetti, Bernhard (1988). Erinnerungen eines Schauspielers. Reinbek bei Hamburg:Rowohlt Taschenbuch Verlag GmbH. pag. 65.
- ↑ Ihering, Manfred (1987). Theater in Aktion-Kritiken aus drei Jahrzehnten, 1913-1933. Berlin:Argon. pag. 531.
- ↑ Ihering, Manfred (1987). Theater in Aktion-Kritiken aus drei Jahrzehnten, 1913-1933. Berlin:Argon. pag. 449.
- ↑ NDR. Profiel 'Gustaf Gründgens – Der leibhaftige Mephisto'. Geraadpleegd 11 december 2023.
- ↑ Deutschlandfunk. Profiel 'Klaus Mann: “Mephisto”- “Ein kaltes und böses Buch”'. Geraadpleegd 11 december 2023.
- ↑ Wikipedia. Profiel '”Mephisto”(Roman)'. Geraadpleegd 11 december 2023.
- ↑ IMDb. Profiel 'Mephisto (1981)'. Geraadpleegd 11 december 2023.
- ↑ Reich-Ranicki über Google und schwule Musik. Die Welt. 10 april 2009.
- ↑ Deutschlandfunk. Profiel 'Marianne Hoppe – Ein Leben auf der Bühne'. Geraadpleegd 11 december 2023.
- ↑ Das Äuβerste gewagt. Die Welt. 26 oktober 2002.
- ↑ Minetti, Bernhard (1988). Erinnerungen eines Schauspielers. Reinbek bei Hamburg:Rowohlt Taschenbuch Verlag GmbH. pag. 105.
- ↑ Minetti, Bernhard (1988). Erinnerungen eines Schauspielers. Reinbek bei Hamburg:Rowohlt Taschenbuch Verlag GmbH. pag. 106.
- ↑ Minetti, Bernhard (1988). Erinnerungen eines Schauspielers. Reinbek bei Hamburg:Rowohlt Taschenbuch Verlag GmbH. pag. 91.
- ↑ Rühle, Günther (2014). Theater in Deutschland 1945-1966 – Seine Ereignisse-seine Menschen. Frankfurt am Main:S. Fischer Verlag GmbH. pag. 93.
- ↑ IMDb. Profiel 'Tiefland (1940-45/1954)'. Geraadpleegd 12 december 2023.
- ↑ IMDb. Profiel 'Die Rothschilds (1940)'. Geraadpleegd 12 december 2023.
- ↑ Minetti, Bernhard (1988). Erinnerungen eines Schauspielers. Reinbek bei Hamburg:Rowohlt Taschenbuch Verlag GmbH. pag. 127-129.
- ↑ Minetti, Bernhard (1988). Erinnerungen eines Schauspielers. Reinbek bei Hamburg:Rowohlt Taschenbuch Verlag GmbH. pag. 316.
- ↑ Minetti, Bernhard (1988). Erinnerungen eines Schauspielers. Reinbek bei Hamburg:Rowohlt Taschenbuch Verlag GmbH. pag. 164-167.
- ↑ Minetti, Bernhard (1988). Erinnerungen eines Schauspielers. Reinbek bei Hamburg:Rowohlt Taschenbuch Verlag GmbH. pag. 175.
- ↑ Minetti, Bernhard (1988). Erinnerungen eines Schauspielers. Reinbek bei Hamburg:Rowohlt Taschenbuch Verlag GmbH. pag. 358-360.
- ↑ Minetti, Bernhard (1988). Erinnerungen eines Schauspielers. Reinbek bei Hamburg:Rowohlt Taschenbuch Verlag GmbH. pag. 361-374.
- ↑ Minetti, Bernhard (1988). Erinnerungen eines Schauspielers. Reinbek bei Hamburg:Rowohlt Taschenbuch Verlag GmbH. pag. 288-296.
- ↑ Minetti, Bernhard (1988). Erinnerungen eines Schauspielers. Reinbek bei Hamburg:Rowohlt Taschenbuch Verlag GmbH. pag. 359 en p. 362.
- ↑ Thomas Bernhard.at. Profiel 'Thomas Bernhard Theaterstücke Gesamtverzeichnis'. Geraadpleegd 7 december 2023.
- ↑ Bernhard, Thomas (1988). “Thomas Bernhard Stücke 4”. Frankfurt am Main:Suhrkamp Verlag. pag. 233.
- ↑ Technology Arts Science TH Köln. Profiel 'Einfach kompliziert, Berlin, 28. 02. 1986'. Geraadpleegd 6 december 2023.
- ↑ Technology Arts Science TH Köln. Profiel 'Einfach kompliziert, Wien, 16. 10. 1988'. Geraadpleegd 6 december 2023.
- ↑ Toneel met niets dan een stem, mimiek en tekst. De Volkskrant. 27 juni 1990.
- ↑ Voorlezen is voldoende. Algemeen Dagblad. 27 juni 1990.
- ↑ Een levende legende verbleekt. Nieuwsbald van het Noorden. 27 juni 1990.
- ↑ De artistieke symbiose tussen auteur en acteur. Het Parool. 26 juni 1990.
- ↑ IMDb. Profiel 'Der unaufhaltsame Aufstieg des Aturo Ui (1996)'. Geraadpleegd 13 december 2023.
- ↑ Wikipedia. Profiel 'Dorotheenstädtische Friedhof, Berlin'. Geraadpleegd 13 december 2023.