De professionalisering van cabaret als volwaardige kunstvorm

Uit TheaterEncyclopedie
Ga naar: navigatie, zoeken
Portret van Wim Sonneveld, Wim Kan en Toon Hermans - de legendarische 'Grote Drie' van het Nederlandse na-oorlogse cabaret. Foto: Frits Lemaire, 1970 Collectie TIN.

Het cabaret ontwikkelde zich in de jaren ‘60 van de vorige eeuw als een bredere vorm van podiumkunst. Het traditionele cabaret manifesteerde zich hoofdzakelijk door conferences, die werden afgewisseld met liedjes. Een cabaretprogramma dat voornamelijk uit liedjes bestond, werd veelal aangemerkt als kleinkunst. Naast de populaire ‘one-man-shows’ (van onder andere De Grote Drie: Toon Hermans, Wim Sonneveld en Wim Kan), ontstonden in de jaren ’60 meer ensembles en in een aantal gevallen met steviger kritiek op de maatschappij. Dit engagement kreeg vooral vorm in hardere grappen en taboedoorbrekende onderwerpen. Het sloot daarmee naadloos aan bij de ontwikkelingen in de roaring sixties. Cabaret ging daardoor ook meer leven onder studenten en van daaruit ontstond een nieuw fenomeen: een cabaretfestival, met als doel nieuw talent te scouten. Verdere professionalisering ontstond door de komst van specifieke cabaretopleidingen, en de invoer van cabaretprijzen. Op deze pagina vindt u een overzicht van deze ontwikkelingen.

De ontwikkeling van cabaretfestivals

Het eerste cabaretfestival zag het levenslicht in Delft. Ter ere van het eerste lustrum van studentenvereniging SSR werd in 1966 het Cabaretfestival Cameretten opgericht. In korte tijd verwierf het festival naam met finalisten als Neerlands Hoop (Bram Vermeulen en Freek de Jonge), Cabaret Ivo de Wijs en Don Quishocking. De finale werd standaard gehouden in de aula van de Technische Universiteit, totdat het festival in 1988 verhuisde naar het Luxor Theater in Rotterdam. Inmiddels is Cameretten uitgegroeid tot hét onafhankelijke podium waar nieuw aanstormend cabarettalent zich presenteert voor publiek, jury en pers. Winnaars als Brigitte Kaandorp, Hans Teeuwen, Theo Maassen, Marc-Marie Huijbregts, Ronald Goedemondt, Daniël Arends en Patrick Laureij zijn inmiddels vaste namen geworden binnen het cabaretgenre.

Lange tijd was Cameretten het enige in haar soort, maar daar kwam in 1978 verandering in. Het Leids Cabaret Festival (LCF) werd in 1978 voor het eerst gehouden vanuit de Leidse studentenvereniging Augustinus. Initiatiefnemer en organisator was Harry Kies, die het festival organiseerde als geëngageerde tegenhanger van Cameretten (waar deelname ook open stond voor cabaretiers en gezelschappen die voornamelijk op de lach of het amusement mikten). Bovendien signaleerde Kies dat bij de nieuwe generatie cabaretiers behoefte was aan een gedegen behartiging van niet alleen de zakelijke, maar ook de artistiek inhoudelijke belangen. Hij richtte daarvoor STEEK (Stichting Engagement En Kultuur) op: een organisatie die zou uitgroeien tot het cabaretimpresariaat Harry Kies Theaterprodukties. Het ‘Leids’ heeft zich bewezen als springplank voor beginnende cabaretiers, zoals Jack Spijkerman, Erik van Muiswinkel en Lebbis en Jansen in de beginjaren van het festival. In de jaren ‘90 waren Sanne Wallis de Vries en Najib Amhali spraakmakende winnaars; in deze eeuw wonnen onder andere Micha Wertheim, De Partizanen, Tim Fransen en Thijs van de Meeberg het LCF.

Stadsschouwburg Groningen

Vanaf 1986 liet Groningen van zich spreken. Student Michiel van Mens richtte in dat jaar het Groninger Studenten Cabaret Festival op met als doel het culturele leven van studenten in Groningen meer elan te geven. Het festival maakte een snelle groei door en verwierf ook snel bekendheid door winnaars als Ajuinen en Look (Thomas van Luyn en Mike Boddé) en Theo Maassen. Sinds 1993 vindt het Festival plaats in de Stadsschouwburg van Groningen. Enkele winnaars zijn: Kirsten van Teijn, Rayen Panday, Johan Goossens en Jochem Myjer. Het festival in Groningen onderscheidt ten opzichte van andere cabaretfestival door een bijzonder voorwaarde: deelname is alleen mogelijk voor studenten. Het is overigens ook het enige festival dat door studenten wordt georganiseerd.

En toen kon Amsterdam natuurlijk niet achterblijven. In 1988 legde theatermaker en regisseur Evert de Vries de basis voor het Amsterdams Kleinkunst Festival (het AKF). Dit festival is al vanaf de start meer dan alleen een talentenjacht: het omvat niet alleen de uitreiking van de Wim Sonneveldprijs aan het beste nieuwe kleinkunsttalent, maar ook nog twee andere belangrijke onderdelen. Jaarlijks wordt tijdens het festival de Annie M.G. Schmidtprijs uitgereikt voor het beste theaterlied van het achterliggende seizoen. Daarnaast staat het Amsterdams Kleinkunst Festival bekend om zijn hommages aan gerenommeerde kleinkunstenaars en cabaretiers, schrijvers en theatermakers. Bekende winnaars van de Wim Sonneveldprijs zijn Thomas Acda, Maarten van Roozendaal, De Vliegende Panters, Geen Familie (tegenwoordig Van der Laan & Woe), Yentl en De Boer en Stefano Keizers.

Alle cabaretfestivals hebben zich ontwikkeld – naar het voorbeeld van Leiden – tot een coachende organisatie voor de deelnemers. Na de voorronden worden de deelnemers aan het festival geselecteerd. Zij krijgen in de meeste gevallen meteen een coach/regisseur toegewezen die de deelnemers op de weg naar en tijdens het festival adviseert en ondersteunt, met als resultaat dat deelnemers aan een festival al vanaf de voorronden een professionele ontwikkeling doormaken. Alle cabaretfestivals kennen tegenwoordig een theatertournee voor de finalisten, waaraan deelname verplicht is. Bij sommige festivals gaan de deelnemers zelfs op tournee voordat het eigenlijke festival plaatsvindt. Het maken van ‘kilometers’ in de theaterzalen blijkt voor beginnende cabaretiers zeer leerzaam en profijtelijk.

Het ontstaan van cabaretopleidingen

Academie voor Theater en Dans, met daarin o.a. de Kleinkunstacademie

Rond 1958 werd de Werkgroep Nederlands Cabaret opgericht en startte er tevens een opleiding in Amsterdam onder de naam "De Cabaretschool". Initiatiefnemer was Bob Bouber, een telg uit een beroemde toneelfamilie, samen met de Nederlandse choreograaf en regisseur Johan Verdoner, die ruim 25 jaar lang als directeur deze opleiding zou leiden. In 1960 werd de naam van de opleiding officieel gewijzigd in ‘Stichting Akademie voor Kleinkunst’. In 1968 trad de Akademie voor Kleinkunst toe tot de Theaterschool. In 1988 werd de Theaterschool als theaterfaculteit onderdeel van de Amsterdamse Hogeschool voor de Kunsten. De Akademie voor Kleinkunst was jarenlang hofleverancier van getalenteerde cabaretiers en kleinkunstenaars, die vaak als soloartiest, maar ik in sommige gevallen als ensemble, de podia veroverden. De Akademie was lange tijd een soort van monopolist waar het de opleiding van cabaretiers betreft. De enige ‘concurrentie’ kwam van onze zuiderburen, waar een plaats op de opleiding van Studio Herman Teirlinck in Antwerpen ook zeer geliefd was.

Het aantal opleidingsmogelijkheden voor podiumkunstenaars breidde zich in de jaren ‘80 fors uit. Dat werd veroorzaakt door de enorm toegenomen belangstelling voor de genres musical en cabaret bij het theaterpubliek. Deze vraag schiep ook de wens bij jongeren om een opleiding te zoeken die hen voor deze genres zou kunnen opleiden. De capaciteit van de Academie voor Kleinkunst bleef beperkt en er ontstond een enorme afvalrace om een plaatsje op deze felbegeerde opleiding te bemachtigen.

Op deze schaarste werd ingespeeld door diverse soorten aanbieders – in sommige gevallen zelfs semi-commerciële instellingen - om alternatieve opleidingen te bieden voor de genres musical en kleinkunst. In de loop der jaren zijn in een aantal gevallen deze opleidingen verbonden aan grote namen, zoals Frank Sanders (Frank Sanders Akademie, opgericht in 1998) en Paul van Vliet (Paul van Vliet Academie, opgericht in 2011). Daarnaast ontstonden in het semiprofessionele circuit diverse opleidingen voor cabaret en kleinkunst. De belangstelling was groot, en daardoor kwam een aantal opleidingen vrij gemakkelijk aan haar leerlingen. De meeste van deze opleidingen waren echter na enkele jaren weer verdwenen.

De groei van het aantal cabaretopleidingen stond zich niet op zichzelf. Er was eveneens sprake van een groei van het aantal Hogescholen met theateropleidingen en in enkele grote steden zijn er middelbare scholen met ‘theaterklassen’. Het meest gespecialiseerd is de Theaterhavo/vwo in Rotterdam. Deze school bestaat sinds 2005 en is een samenwerkingsverband tussen Jeugdtheater Hofplein en LMC Voortgezet Onderwijs. Daarnaast is ook een opmerkelijke trend te zien in de onstuimige groei van het aantal jeugdtheaterscholen. Deze scholen zijn verspreid over het gehele land en sommige producties waren zelfs buiten de landsgrenzen te zien, zoals Toffe Tommie Zorgeloos van Nederlands Kindertheater (NKT), dat op Broadway (New York) te zien was.

Koningstheaterakademie

Wat betreft cabaretopleidingen is de Koningstheaterakademie een belangrijke speler. De opleiding is in 1999 ontstaan omdat de oprichters (Anna Uitde Haag en Frank Verhallen) jonge, talentvolle cabaretiers zagen opkomen, en net zo snel weer zagen verdwijnen, omdat ze niet voldoende bagage hadden om zich op langere termijn staande te houden in het vak. Deze theateracademie biedt een vierjarige hbo-cabaretopleiding aan voor studenten vanaf 18 jaar. Sinds 2003 is Anna Uitde Haag zakelijk- en artistiek directeur van deze, zoals ze zelf aanduidt, ‘lichtelijk anarchistische’ opleiding. In vijftien jaar groeiden de opleiding en het opleidingsprogramma uit tot het huidige hbo-programma ‘Bachelor of Cabaret‘. Het voltijds opleidingsprogramma van de Koningstheateracademie is in samenwerking met Avans+ (de commerciële dochteronderneming van Avans Hogeschool) aangeboden aan de Nederlands Vlaamse Accreditatie Organisatie (NVAO), en het is daarmee officieel geaccrediteerd tot allereerste hbo Bachelor of Cabaret in Nederland. Opmerkelijk detail: de Koningstheateracademie is een privaat gefinancierde onderneming. Juist in het laatste decennium heeft ook de Koningstheateracademie zich ontwikkeld tot het met grote regelmaat ‘afleveren’ van getalenteerde en eigenzinnige theatermakers.

De instelling van cabaretprijzen

Vanaf de jaren ‘80 groeide het cabaretaanbod voor de theaters significant. Dat ging eigenlijk hand in hand met fors toenemende belangstelling voor musicals. Voor beide disciplines gold dat er aanzienlijk meer producties werden aangeboden ten opzichte van voorgaande jaren. De ‘markt’ was er kennelijk rijp voor, mede dankzij uitgekiende marketingstrategieën voor musicals en een toenemende aandacht op televisie voor cabaret. Deze ‘gratis’ publiciteit voor cabaretiers en ensembles zorgde voor een forse toename van de publieke belangstelling voor deze genres, wat goed terug te zien was in de bezoekersaantallen van de theaters. Het programmeren van meer cabaret was voor theaters ook financieel profijtelijk. Dat kwam enerzijds door de aantrekkelijk lage garantiesommen die voor deze voorstellingen moesten worden betaald (in veel gevallen producties met weinig medewerkers) en aan de andere kant door hoge recettes (opbrengsten) door de grote publieke belangstelling.

Logo VSCD

Het grotere aanbod van amusement, waartoe cabaret en musical werden gerekend, werd door critici wel als een vervlakking van het theateraanbod gekarakteriseerd, terwijl cabaretiers juist een van de grootste scheppers van nieuw podiummateriaal zijn. Vanwege de grote persoonlijkheid die erin wordt gelegd, wordt het materiaal immers vaak maar één keer gebruikt. Er is dus steeds nieuw materiaal nodig. Bovendien boorden deze genres in veel gevallen juist een nieuw publiek aan, dat daarvoor niet of nauwelijks was geïnteresseerd in theaterbezoek. Vanaf de jaren ’90 ontstond er dus een lobby om ook de kunstvormen cabaret en kleinkunst onderdeel te laten zijn van de prijzenkast van de VSCD.

De Vereniging van Schouwburg- en Concertgebouwdirecties (VSCD) kende al jaren de traditie van het jaarlijks uitreiken van theaterprijzen. Vanaf 1955 worden de toneelprijzen Theo d’Or en Louis d'Or uitgereikt; in 1964 werden de Arlecchino en de Colombina hieraan toegevoegd, en vanaf 1981 werd de Prosceniumprijs een vast onderdeel van de toneelprijzen. Met ingang van het jaar 1983 worden voor de categorie Dans “De Zwanen’ uitgereikt en sinds 1986 is de Mime-prijs aan het prijzenpalet van de VSCD toegevoegd. Cabaret ontbrak echter nog.

De lobby in de jaren ’90 vond plaats onder leiding van theaterdirecteur Joost Nuissl van De Kleine Komedie en cabaretimpresario Harry Kies, die met een aantal verwanten ten strijde trokken tegen de opvatting van sommige theaterdirecteuren dat cabaret een kunstvorm was, waarmee je als theater ‘vooral geld kon verdienen’. Sommige sceptici opperden als weerwoord de gedachte, dat cabaretiers ‘niet zitten te wachten’ op een dergelijke onderscheiding. Desondanks wisten de initiatiefnemers na een jarenlange lobby de theaterdirecties te overtuigen dat cabaretiers unieke en volwaardige kunstenaars zijn, die hun eigen voorstelling schrijven, spelen, (laten) registreren en daarna opnieuw aan de bak moeten om een nieuwe voorstelling te schrijven. ‘Een goede cabaretvoorstelling onderscheidt zich door een persoonlijk statement van de maker in het licht van de tijdgeest waarbij humor het vehikel is en niet het doel’, was een statement van de initiatiefnemers over op welke wijze je goede cabaretvoorstellingen kunt typeren.

In 2002 besloot (het bestuur van) de VSCD twee cabaretprijzen in te stellen: De Poelifinario voor de theatermaker(s) met het meest indrukwekkende cabaretprogramma van het achterliggende seizoen, en De Neerlands Hoop voor de meest veelbelovende theatermaker(s) in het cabaret. In 2003 vond de eerste uitreiking plaats, waarvoor verschillende cabaretiers waren genomineerd. Sindsdien ging de Poelifinario meermaals naar onder andere Theo Maassen, Wim Helsen en Niet Uit Het Raam. Voor een compleet overzicht van de winnaars: zie de betreffende pagina’s.

De instelling van de cabaretprijzen maakte het bovendien mogelijk om ook aan cabaretiers de VSCD-oeuvreprijs uit te reiken, voor podiumkunstenaars die zich in een lange reeks van jaren op bijzondere wijze hebben onderscheiden. Inmiddels hebben Freek de Jonge (2008) en Youp van 't Hek (2016) deze prijs in ontvangst genomen.

Van de gedachte dat cabaretiers niet geïnteresseerd zouden zijn in deze onderscheidingen, bleek het tegendeel waar. Het al of niet genomineerd worden bleek zelfs al een issue voor de cabaretiers en zeker voor hun impresariaten. Ook de bekendmaking van de nominaties en de uitreiking kregen veel aandacht van de (sociale) media. Desondanks was er ook ophef, zoals over de toekenning van de prijzen, over het oordeel van de jury en over het feit dat amuserend cabaret in de ogen van velen te weinig werd gewaardeerd.

Voor sommige cabaretiers was dit tumult aanleiding om bekend te maken dat zij de cabaretprijs zouden weigeren. Enkelen deden dit omdat zij van mening waren dat de prijs ten onrechte niet aan een (andere) cabaretier was toegekend; anderen hadden geen of weinig affiniteit met de prijs, mede door de handelwijze van de VSCD rondom de prijsuitreikingen. Onder meer Micha Wertheim, Diederik van Vleuten, Daniël Arends en Ronald Goedemondt hebben in het verleden aangegeven de prijs niet te willen ontvangen (zie artikel Nu.nl).

Hoewel juryvoorzitter Jan Gras de kritiek van sommige cabaretiers grappend pareerde als “cabaretiers hebben nou eenmaal op het podium een grote bek, dus ook over de cabaretjury”, nam de jury de kritiek op de ‘beperktheid’ van de cabaretprijzen wel serieus. Cabaret is immers zo’n breed genre, dat het bij het toekennen van prijzen voor het beste programma toch kiezen wordt tussen appels en peren (die beide wel in de categorie fruit vallen).

Na aanleiding van de tumult besloot de VSCD in oktober 2016 te kijken hoe ze “de prijs weer voor iedereen eervol kunnen maken, zowel voor de cabaretiers, impresariaten als theaters” (Theaterkrant). Na een gedegen veldonderzoek door de VSCD is besloten om vanaf 2018 drie Poelifinario’s uit te reiken aan drie subcategorieën binnen het cabaret: engagement, entertainment en kleinkunst. Deze ‘indeling’ is door het gehele cabaretveld en de theaterwereld breed gedragen en daarmee is de emancipatie van cabaret als volwaardige kunstvorm een feit.

Bronnen

Festivals

Opleidingen

Cabaretprijzen

Door Jan Gras