Jean-Paul Sartre
Naam | Jean-Paul Sartre |
---|---|
Volledige naam | Jean-Paul Charles Aymard Sartre |
Geboortedatum | 21 juni 1905 |
Geboorteplaats | Parijs |
Overlijdensdatum | 15 april 1980 |
Overlijdensplaats | Parijs |
Beroep | Schrijver |
Externe databases: | |
DBNL | |
IMDb | |
VIAF |
Biografie
Zijn vader, een ingenieur, overleed kort na zijn geboorte; hij werd opgevoed door zijn moeder en zijn grootouders van moederskant, die aan Albert Schweitzer verwant waren. Toen Sartre twaalf was, hertrouwde zijn moeder, weer met een ingenieur, die hij altijd gehaat heeft. Hij volgde middelbaar onderwijs op het Henri IV lyceum in Parijs, waar hij de schrijver/essayist Paul Nizan leerde kennen. Zij zouden goede vrienden blijven tot Nizan sneuvelde in mei 1940. Van 1922 tot 1924 doorliep hij de voorbereiding (classes préparatoires) op het lycée Louis-le-Grand voor de École normale supérieure (ENS). In 1924 werd hij toegelaten aan de ENS. Daar ontmoette hij o.a. Raymond Aron en Simone de Beauvoir. Met eerstgenoemde zou hij het als intellectueel nog aan de stok krijgen, laatstgenoemde zou zijn levensgezellin worden. Na een aanvankelijke uitsluiting werd hij in 1929 toegelaten tot de studie filosofie. Sartre was een tijd leraar in het Franse middelbaar onderwijs, maar hij is nooit universiteitsprofessor geweest. Dat wilde hij ook niet. Hij publiceerde filosofische essays en ontwikkelde zich als voortrekker van het toenmalige Franse existentialisme. Sartre vond zijn 'fascinatie' voor existentialistisch werk in de bestudering van de fenomenologie van Edmund Husserl en in de existentiefilosofie van Martin Heidegger. Tegelijkertijd raakte hij bekend bij een breed publiek door zijn roman La Nausée (1938), novelles (Le Mur 1939) en theaterstukken (Les Mouches 1943).
In 1940 raakte hij in Duitse krijgsgevangenschap, waar hij 2000 pagina's dagboek schreef. Deze zijn gedeeltelijk verloren gegaan, maar voor het overige pas na zijn dood, vanaf 1983, gepubliceerd onder de titel Carnets de la drôle de guerre. Voorts las hij in gevangenschap het filosofische hoofdwerk Sein und Zeit van Heidegger. In 1941 werd hij om gezondheidsredenen vrijgelaten. In Parijs kon hij een baan krijgen als leraar filosofie aan het Lycée Condorcet, waar hij de plaats innam van een ontslagen joodse leraar. Eén van Sartres belangrijkste thema's was de existentiële vrijheid in een wereld waar geen hogere macht zin of betekenis geeft aan het leven. Die moet de mens zelf maar zien te scheppen, hoe moeilijk dat ook is. Beknopt en abstract formuleerde hij dat als: de existentie gaat vooraf aan de essentie. Sartre vond dat ieder mens vrij is. Ook in extreme situaties is de mens vrij en kan zijn verantwoordelijkheid niet afschuiven op de omstandigheden. Je bent bijvoorbeeld altijd vrij om nee te zeggen (of te denken) tegen de bezetter. Zijn eigen productiviteit was overigens juist tijdens de Duitse bezetting vrij hoog; zijn filosofische hoofdwerk L'être et le néant heeft hij in die tijd zonder problemen kunnen publiceren, evenals zijn toneelstukken Les mouches en Huis clos. In L'être et le néant trachtte hij mede onder invloed van de Duitse existentiefilosoof Martin Heidegger op een fenomenologische wijze een 'zijnsleer' op te bouwen. Dit leverde hem van Heidegger de kwalificatie 'begaafd journalist' op.[1]
Sartre werd door sommige critici als pessimist beschouwd. Volgens deskundigen was dit niet zijn intentie. Hij schreef in de jaren 50 een column in het dagblad Le Monde; hierin betoogde hij dat de mens vanaf zijn geboorte een slecht wezen is, dat verantwoordelijk gesteld kan worden voor de conflicten in de wereld. Waarschijnlijk is dit te verklaren doordat hij de mens als de hel zag voor de ander, zoals hij al in zijn toneelstuk (Huis clos) had geformuleerd, omdat de aanwezigheid van andere mensen onvermijdelijk je eigen vrijheid inperkt.
Op politiek gebied was Sartre een marxist van de 'derde weg', een onafhankelijke positie ten opzichte van de Verenigde Staten en de Sovjet-Unie. Toen de Koude Oorlog echter verhardde en o.a. de Korea-oorlog tot gevolg had, terwijl Frankrijk steeds pro-Amerikaanser werd, koos Sartre in 1952 de zijde van de Sovjet-Unie, hoewel hij nooit lid werd van de toen zeer machtige Franse Communistische Partij. Hij was in de periode 1952-1956 een fellow-traveller, een sympathisant van de Sovjet-Unie samen met medestanders als Claude Lanzmann.[2] Na afloop van zijn reis door de Sovjet-Unie in 1954 schreef hij een zestal zeer lovende artikelen over het Sovjet-systeem in het aan de PCF gelieerde Libération. Hij nam steeds meer afstand van zijn eigen existentialisme en vond dat de vrijheid verkregen moest worden via het collectief, in plaats van via het individu. Het kwam in jaren vijftig tot felle polemieken, onder meer met zijn oud-medestudent aan de ENS, de liberaal Raymond Aron (die marxisme als 'opium voor intellectuelen' beschouwde) en met zijn collega-literator en filosoof Albert Camus, die zich nooit existentialist wilde noemen en bovendien vond dat je geen vuile handen moest maken door toe te geven aan totalitarisme. In 1956 veranderde Sartres houding ten opzichte van het communisme van de Sovjet-Unie radicaal; hij keurde de inval in Hongarije af.
Toen Jean-Paul Sartre in 1964 de Nobelprijs voor de Literatuur werd toegekend, weigerde hij die echter, omdat hij vond dat die prijs te vaak naar anticommunistische schrijvers ging. Zijn eigen weg tussen de oost-westtegenstellingen omschreef hij wel eens als anti-anticommunisme.[3]
In 1960 deed hij nog een uitgebreide poging om het marxisme en het existentialisme met elkaar te rijmen in Critique de la raison dialectique. Het tweede deel van dit werk verscheen postuum. Zijn anti-anticommunisme maakte het mogelijk om zich radicaal links te profileren. In 1967 zat hij met Bertrand Russell co-president van het Russell-tribunaal over de Amerikaanse rol in de Vietnamoorlog. Hij gaf acte de présence bij de 'gebeurtenissen' in Frankrijk in mei 1968, al was hij daarvan niet de inspirator. Van toen af aan werd hij actief in de journalistiek; hij interviewde voor het opinieblad Le nouvel observateur de studentenleider Daniel Cohn-Bendit. In 1971 viel hij op door het redigeren en uitventen van het door de autoriteiten met sluiting bedreigde maoïstische blad La cause du peuple. Later deed hij hetzelfde met de maoïstische bladen Tout en J'accuse. In 1973 was hij een van de oprichters van het linkse dagblad Libération, maar moest na een jaar om gezondheidsredenen zijn redactionele werk opgeven. Op het einde van zijn leven betreurde hij het niet tot het uiterste radicaal te zijn geweest. De laatste jaren van zijn leven was hij geheel blind; hij overleed op 15 april 1980 op 74-jarige leeftijd in het Broussais-ziekenhuis in Parijs. Bij zijn begrafenis op het Parijse kerkhof Cimetière du Montparnasse waren ongeveer 50.000 mensen aanwezig.
Sartres status als intellectuele goeroe bleef tijdens zijn leven vrijwel onaangetast. Tegenwoordig worden zijn literaire verdiensten nog algemeen erkend, maar zijn anti-anticommunisme is uit de mode geraakt.
Theater CV
Jean-Paul Sartre heeft bijgedragen aan 48 productie(s).
Jean-Paul Sartre heeft gewerkt in de volgende functies:
- Bewerking - Zie lijst (A-Z) of lijst (datum)
- Auteur (schrijver libretto, scenario) - Zie lijst (A-Z) of lijst (datum)
- Persoon - Zie lijst (A-Z) of lijst (datum)
Het gehele overzicht van voorstellingen waaraan Jean-Paul Sartre heeft meegewerkt, voor zover geregistreerd in de Theaterencyclopedie:
NB: Bij de carrièreoverzichten zijn de voorstellingen gekoppeld aan de premièredatum. Het kan echter voorkomen dat personen niet aan de première meewerkten, maar pas later bij de voorstelling betrokken raakten.
Bibliografie
Werk
Romans en novelles
- 1938 - La Nausée (Nederlands: De Walging (Amsterdam 1985))
- 1939 - Le Mur (Nederlands: De muur (Amsterdam 1983))
- 1945 - Les chemins de la liberté vol 1 (Nederlands: De wegen der vrijheid deel 1 (Amsterdam 1949) Titre: L'age de raison (Nederlandse titel: De jaren des onderscheids)) (Meppel 1978))
- 1945 - Les chemins de la liberté vol 2 (Nederlands: De wegen der vrijheid deel 2 (Amsterdam 1952) Titre: Le sursis (Nederlandse titel: Het oponthoud))
- 1949 - Les chemins de la liberté vol 3 (Nederlands: De wegen der vrijheid deel 3 (Amsterdam 1952) Titre: La mort dans l'ame (Nederlandse titel: De dood in het hart))
Toneelstukken
- 1940 - Baronia
- 1943 - Les Mouches (Nederlands: De vliegen (Amsterdam 1983))
- 1945 - Huis clos (Nederlands: Met gesloten deuren (Amsterdam 1983))
- 1946 - La Putain respectueuse (Nederlands: De eerbiedige lichtekooi (in: De vliegen)
- 1946 - Morts sans sépulture
- 1948 - Les Mains sales (Nederlands: Vuile handen (in: De vliegen)
- 1951 - Le Diable et le Bon Dieu
- 1954 - Kean
- 1955 - Nekrassov
- 1959 - Les Séquestrés d'Altona
- 1965 - Les Troyennes
Scenario's
- 1947 - Les jeux sont faits (Nederlands: De teerling is geworpen (Amsterdam 1959))
- 1962 - L'Engrenage (Nederlands: Tussen de raderen (1967 A.W. Bruna & Zoon Utrecht/Antwerpen))
Filosofie
- 1936 - L'Imagination (Nederlands: Beeld en verbeelding (Meppel 1968))
- 1937 - La Transcendance de l'Ego (Nederlands: Het ik is een ding; schets ener fenomenologische beschrijving
- 1938 - Esquisse d'une théorie des émotions (Nederlands: Magie en emotie (Meppel 1966))
- 1940 - L'Imaginaire (Nederlands: Het imaginaire; fenomenologische psychologie van de verbeelding (Meppel 1970))
- 1943 - L'être et le néant: Essai d'ontologie phenomenologique (Nederlands: Het zijn en het niet; proeve van een fenomenologische ontologie Rotterdam 2003: ISBN 90-5637-497-4)
- 1945 - L'existentialisme est un humanisme (Nederlands: Over het existentialisme)
- 1947-1976 - Situations (I - X); (Nederlands: Revolutie en literatuur : een keuze uit Situations 1938-1976, Amsterdam, 1977)
- 1947 - Conscience et connaissance de soi
- 1947 - Réflexions sur la question Juive (Nederlands: Portret van een antisemiet, A.A.M. Stols, 's Gravenhage, 1947)
- 1960 - Critique de la raison dialectique
- 1983 - Cahiers pour une morale (postuum)
- 1985 - Critique de la raison dialectique II : L'intelligibilité de l'histoire (postuum)
- 1989 - Vérité et existence (postuum)
Literaire kritieken
- 1947 - Baudelaire
- 1952 - Saint Genet comédien et martyr
- 1971-1973 - L'Idiot de la famille
Autobiografisch
- 1964 - Les Mots (Nederlands: De woorden (Utrecht 1981))
- 1983-1995) Carnets de la drôle de guerre
- 1983 Lettres au Castor et à quelques autres, tome I et II
Bronnen
- Annie Cohen-Solal, Sartre, 1905 - 1980 (Paris 1985); Nederlandse vertaling: Jean-Paul Sartre, zijn biografie, Van Gennep (Amsterdam, 1987; 200410).
- Frans de Haan, Jean-Paul Sartre, De Beauvoir, vrijheid en terreur, Uitg. Aspekt, 2006, ISBN 90-5911-344-6
- Lévy, Bernard-Henri, De eeuw van Sartre - Een filosofische zoektocht, 2004, ISBN 90-351-2312-3
- Francis Jeanson, "Jean-Paul Sartre", Bezige Bij, A'dam, 1968 (Nl vertaling)
- Productiedatabase
- Wikipedia
- ↑ Doorman M., Visser W., Denkers in de ring, Amsterdam, 1993
- ↑ Did Sartre Always Get it Wrong?, Michel Winock, pag. 16
- ↑ nobelprize.org