Toneelstukken over slavernij uit de achttiende eeuw

Uit TheaterEncyclopedie
Ga naar: navigatie, zoeken

Let op: binnen dit onderzoek kan terminologie voorkomen die vandaag de dag niet meer gangbaar is, bijvoorbeeld in titels van de stukken of bepaalde rollen. Waar mogelijk hebben we geprobeerd termen aan te passen naar de huidige tijd. Titels van toneelstukken hebben we vanuit historisch oogpunt niet aangepast en kunnen zodoende als schokkend worden ervaren.
Zie je nog ruimte voor verbetering in taalgebruik? Schroom niet om contact op te nemen met de redactie.

Onderzoekers Wietskenel de Jong en Majie Goedhart deden onderzoek naar achttiende eeuwse toneelstukken waarin kolonialisme en slavernij een rol spelen.

Van elk stuk is een rolverdeling en samenvatting van het verhaal opgesomd. Dit verhaal is vervolgens ingebed in een historische context, zowel van de opvoering als van de maatschappelijke achtergrond en de auteur. Daarnaast zijn belangrijke fenomenen beschreven, die vaak de achtergrond vormen van het verhaal zelf.

Het onderzoek is gedaan naar Nederlandstalige toneelstukken uit de tweede helft van de achttiende en het begin van de negentiende eeuw, en die handelen over kolonialisme en slavernij. Er zijn 21 teksten beschreven. Ook zijn er vier zeventiende eeuwse teksten onderzocht. Hiervan is een samenvatting gemaakt, waarbinnen de nadruk ligt op het thema. Het bleek dat in deze vroege stukken niet de koloniale machthebbers en het lot van de tot slaaf gemaakten aan de orde kwamen, maar alleen het vreemde en exotische werd getoond.

De Jong en Goedhart onderzochten de volgende toneelstukken (Dit onderzoek is een 'werk in uitvoering'. Zodra van deze stukken een pagina in de Theaterencyclopedie is aangemaakt, verschijnt er een blauwe aanklikbare link naar die pagina met meer informatie over het stuk):

Jaartal Titel Auteur Oorspronkelijke taal Waar speelt het zich af/referentie naar...
1769 Agon, Sulthan Van Bantam Onno Zwier van Haren Nederlands Oost-Indië
1771 Het Surinaamsche leeven, tooneelschwyse verbeeld Don Experientia Nederlands West-Indië
1774 Monzongo of de Koninklijke slaaf Nicolaas Simon van Winter Mexico
1779 Zamor en Zoraide, tooneelspel in drie bedryven naar het Hoogduitsche Vryheer van Nesselrode Duits Caribisch gebied (Jamaica, Benin)
1791 De Indianen in Engeland August von Kotzebue; vertaald door J.Houtman Duits
1792 De Papegaai August von Kotzebue Duits West-Indië
1794 De negerslaven,treurspel in vijf bedrijven Carel, Freiherr von Reitzenstein Duits
1794 Selico Jean-Pierre Claris de Florian; bewerkt door Adriaan van der Willigen Frans Afrika (kust van Guinée)
1794 De Verlossing der Slaaven door de Franschen Jan de Quack Nederlands Caribisch gebied (Frans West-Indisch eiland)
1796 De Negers August von Kotzebue; vertaald door Pieter Gerardus Witsen Geysbeek Duits Caribisch gebied (Jamaica)
1796 Paulus en Virginia Pieter Gerardus Witsen Geysbeek, vertaald en bewerkt van de romantekst van Jacques-Henri Bernardin de Saint-Pierre Frans Caribisch gebied (L'Isle de France = Mauritius)
1798 De Blanke en de Zwarte Pigault-Lebrun; vertaald door Johannes Kisselius Frans Caribisch gebied (St. Domingo)
1798 Adonis of de brave neger, toneelspel met zang en dans Beraud de la Rochelle en Joseph Rosny Frans Caribisch gebied (Haïti)
1800 Kraspoekol Dirk van Hogendorp Nederlands Oost-Indië
1801 De negers in Holland J.E. de Witte van Haemstede Nederlands
1801 Het bezoek of De zucht tot uitblinken August von Kotzebue Duits West-Indië
1802 Selico en Berissa, of De liefde onder de negers Gustaaf Hagemann, vertaald uit het Duits
1803 Pantalon, Oost-Indisch planter; Ballet, pantomime Jean Rochefort
1805 Stedman Franz Kratter West-Indië
1809 Der Mohrenkönig oder Grausamkeit sprengt Sklavenketten Franz Kratter West-Indië
1817 De zoon uit Jamaika of de vaderlijke beproeving August von Kotzebue, vertaald door M.G. Engelman
1819 Zuma of de ontdekking van de Kinabast Jan de Quack Nederlands Peru


Historische relatie van de stukken

In de tweede helft van de achttiende eeuw was onvrede in de Republiek. Er waren onoverbrugbare tegenstellingen tussen de patriotten en de aanhangers van de Oranjes.
Tegelijkertijd brak in Frankrijk de revolutie uit. De Nederlandse voorstanders van de revolutie haalden de Fransen met gejuich binnen. Nadat Napoleon werd verslagen veranderde de republiek in het koninkrijk Nederland. In deze periode verschenen er regelmatig kritische toneelteksten, waarvan sommige handelden over kolonialisme en slavernij.

Een van de schrijvers was Onno Zwier van Haaren. Hij groeide op in Leeuwarden. Daar raakte hij bevriend met de latere Willem V, die op 3 mei 1747 tot stadhouder was benoemd. Van Haaren volgde Willem V naar Den Haag en was een vurig aanhanger van de Oranjes. Hij was afhankelijk van hem voor het verkrijgen van maatschappelijke functies. Er heerste het systeem waarbij bestuurders elkaar en hun familieleden baantjes bezorgden door hun kinderen al op jonge leeftijd hoge maatschappelijke functies te geven. Dit had tot gevolg dat het voor anderen onmogelijk was om een goede maatschappelijke functie te verkrijgen.

Een groep vooruitstrevende burgers, bestaande uit journalisten, kooplieden en welgestelden die vanwege een afwijkend geloof geen invloed hadden op het bestuur, keerden zich tegen de Oranjes.
Zij vormden de patriotten, die de maatschappij wilden veranderen. Er werden pamfletten geschreven en er verschenen toneelstukken die het gedachtegoed van een andere, vrijere maatschappij propageerde. Die teksten waren dikwijls vertaald en er waren nu onbekende Nederlandse schrijvers die zich met het onderwerp slavernij en kolonialisme bezighielden.

Zwier van Haren werd door zijn twee oudste dochters beschuldigd van incest. Er volgde een proces waarin duidelijk werd dat het niet precies vast te stellen was of het nu wel of niet was voorgevallen. Als verweer begon hij met schrijven van teksten. Met zijn stuk Agon, Sultan van Bantam schreef hij het eerste antikoloniale toneelstuk. Agon, Sultan van Bantam was gebaseerd op een waargebeurde geschiedenis die zich op Java afspeelt. Het gaat over een conflict tussen de zonen van de Sultan van Bantam. De oudste is meer op de hand van de V.O.C, de jongste is een felle tegenstander.

Een ander zeer geliefd en regelmatig opgevoerd was het treurspel Monzongo of de koninklijke slaaf, geschreven door Nicolaas Simon van Winter in 1774.
In zijn voorbericht heeft hij over de slavenopstand in Berbice, in het huidige Guyana. Hij schrijft daarin over de moord op de administrateur en zijn assistent van plantage Magdalenburg, gelegen aan de Canje (een zijrivier van de Berbice) op 27 februari 1769. Naar aanleiding daarvan vluchtten de witte bewoners. Gebouwen werden in brand gestoken en suikermolens vernield.
Op 2 april deed de leider Coffij een vredesvoorstel aan de gouverneur. Daar werd niet op gereageerd. Bijna een jaar later werden de opstandelingen verslagen.
Ter verdere context: in 1720 werd de kolonie met zijn plantages ondergebracht in de Sociëteit van Berbice. Welgestelden regenten bezaten aandelen van de sociëteit. Wie meer dan tien aandelen bezat, mocht de in Amsterdam gevestigde directeuren aanstellen.
Toen de Republiek in 1795 werd bezet door de Fransen, kwam de Sociëteit onder Engels bestuur, maar de rechten van de Sociëteit van Berbice bleven bestaan. In 1808 schafte de Engelsen de Afrikaanse slavenhandel af. Berbice werd een onderdeel van Brits Guyana. De Britten verboden in 1834 de slavernij.

Van Winter gebruikt in zijn treurspel uit 1774 niet de letterlijke situatie in Guyana, maar laat zijn drama afspelen in het het Zuid-Amerika van de zestiende eeuw, waar de Spanjaarden de baas waren en conflicten hadden met de oorspronkelijke bewoners. Van Winter verplaatst in zijn drama dus de aanklacht tegen kolonialisme naar een andere tijd en een ander volk.

Dat doet de auteur van Het Surinaamsche leeven, Toneelschwyse verbeeld niet. Onder het pseudoniem Don Experientia geeft hij ongezouten kritiek op het leven in Suriname. Het stuk heeft geen literaire pretenties, maar beschrijft de misstanden in de kolonie. Over hoe er stiekem tot slaaf gemaakten uit Barbados worden gehaald en dat daar voor de administrateur en anderen moeten worden omgekocht. Hij beschrijft verder hoe Fransen en Duitsers naar de kolonie komen om daar snel rijk te worden.

August von Kotzebue, de Duitse veelschrijver, gebruikt dat gegeven ook in zijn stuk Der Besuch onder Die Sucht zu glänzen. De schrijver was zo populair dat het stuk al in het Nederlands werd vertaald nog voordat de Duitse tekst werd uitgegeven. Een van de hoofdpersonen, Karel Wendenberg, is in het stuk naar Suriname getrokken. Hij heeft daar veel geld verdiend, is nu teruggekeerd naar zijn geboorteplaats en heeft Cattica, een bediende uit Suriname, meegenomen. Dat roept verschillende reacties op bij zijn vroegere dorpsgenoten.

Een ander geliefd stuk van Kotzebue is De Indianen in Engeland. Het werd veel op het repertoire genomen, en gaat over een belangrijke heerser die door een conflict met zijn broer samen met zijn dochter Gurli naar Engeland vlucht. De rol van wispelturige jonge naïve Gurli werd door vele actrices gespeeld, zoals Johanna Cornelia Wattier-Ziesenis (1762-1827), Debora van Es (1773-1839), en Anna Maria Snoek (1779-1849). Deze namen komen we ook tegen in de rolverdeling.
Het exemplaar van De Indianen in Engeland dat in bezit is van de Universiteitsbibliotheek Amsterdam is duidelijk gebruikt: er zijn teksten doorgestreept en er worden met streepjes de verschillende rollen aan gegeven.

Er zijn meer stukken van Kotzebue die iets te maken hebben met het onderwerp, zoals Die Negersklaven: Eine Historische-Dramatisches Gemälde. De vertaler had bij de commissarissen van de Amsterdamschen nationaalen Stadsschouwburg ervoor gepleit om het stuk op het repertoire te nemen, maar het behoudende bestuur van de Amsterdamse Stadsschouwburg deed dat niet.

Het werd wel op het repertoire genomen door het reizend toneelgezelschap van Willem van Dinsen (1764-1827) en zijn vrouw Catarina Elisabeth Kraijestein (1757 –?). In mei 1796 werd het in Amsterdam op de joden houtmarkt in een loods opgevoerd. Uit een advertentie in de krant blijkt dat hun gezelschap met het stuk optrad in Groningen en Leeuwarden.

Er is zelfs een tekst die aan Kotzebue toegeschreven wordt, Johanna die edle Mulatti, die over John Stedman gaat. Hij was gelegerd in Suriname en moet in het stuk afscheid nemen van zijn geliefde Johanna.

De Duitstalige schrijver Franz Kratter (1758- 1839) heeft gebruikgemaakt van hetzelfde liefdesverhaal. Zijn stuk Die sklavin in Surinam is gebaseerd op Narrative of a five year’s expedition against the Revolted Negroes of Surinam. John Gabriel Stedman beschrijft daarin zijn verblijf in Suriname. Hij was onderdeel van de troepen de Fourgerond leidde. Deze Zwitserse bevelhebber had in Berbice de opstand neergeslagen, en moest orde op zaken stellen in Suriname.
Franz Kratter schreef ook Der Mohrenkönig oder Grausamkeit sprengt Sklavenketten, dat over een slavenopstand gaat en zich in Suriname afspeelt. Het is niet vertaald in het Nederlands.

Naast Duitse vertalingen waren er ook vele Franstalige stukken die in de Nederlandse taal op het toneel te zien waren. De ideeën van de Franse Revolutie hadden hier ook ingang gevonden. Tijdens het vastleggen van de eerste grondwet in 1798 was er een hevige discussie losgebarsten. Op 22 april sprak Pieter de Vreede over de onmenselijkheid van de slavernij. Hij was een vurig aanhanger van de patriotten.
In het jaar 1786 was er een ware burgeroorlog tegen de stadhouder uitgebroken. In de Hollandse steden en in Utrecht en Overijssel hadden de patriotten de macht gegrepen. Willem had zich teruggetrokken op Het Loo.
Vele patriotten schreven toneelstukken over de situatie in het land. Over de verovering van twee Gelderse stadjes door de Oranjegezinde troepen verscheen Het Combustiehuis of de verovering van Hattem en Elburg.
Onder pseudoniem schreef Pieter de Vreede De bloedraad of de gevloekte zamenzweering op het Loo, een stuk waar in personificaties in optreden, en waarin hij kritiek leverde op Willem V.

De Vreede vond tijdens het voorbereiden van de grondwet dat de commissie die zich bezig hield met de koloniën zich ook uit moest spreken tegen de slavernij. De volksvertegenwoordigers vonden dat ook. Maar wanneer moest dat gebeuren?

Het liep niet goed af toen de Franse Republiek op 4 februari 1794 de slavernij afschafte in Frans Guyana en de Franse Antillen, Saint Domingue en Guadeloupe. Er brak toen op het eiland Saint-Domingue, later Haïti genoemd, een bloedige opstand uit. Er werd een eigen bestuur gevormd, maar - zo werd gedacht - dat kon toch niet de bedoeling zijn. Bovendien was die arbeid nodig op de plantages. Een besluit over het opheffen van de slavernij werd daarom door de de bestuurders niet genomen.

Over de opstand in Haïti zijn drie toneelstukken verschenen. Twee werden uit het Frans vertaald en een Nederlandstalige geschreven door Jan de Quack (1769-1852) met de titel De Verlossing der Slaaven door de Franschen. Het werd verboden. Nadat de Fransen begin 1795 Nederland waren binnengetrokken, werd het veel succes gespeeld na afloop van de voorstelling was er een 'Negerballet.'

De Blanke en de Zwarte van Pigault LeBrun (1753--1835) werd vertaald door Johannes Kisselius. Kisselius was als suikerraffinadeur werkzaam in Dordrecht. Suikerriet was een van de producten die dankzij slavenarbeid werd verkregen. Het toneelstuk gaat over een meningsverschil tussen vader (eigenaar van een plantage, die gericht is op het optimaliseren van winsten), en zijn zoon, die bevriend is met Selim en die een opstand voorbereid.

Er is ook een theaterbewerking van de roman Adonis ou Le Bon Negre tot een zangspel, gemaakt door Beraud de la Rochelle en Joseph Rosny. Hier komt een van de meer bekende leiders Biassou van de opstand in Haïti in voor. Hij wordt daarin voorgesteld als het kwaad. Wie zijn naam opzoekt, krijgt te lezen dat hij een sadist was. De afbeeldingen van de gruwelijkheden van de opstand werden gebruikt als propaganda tegen de opstandelingen.

In 1802 voert Napoleon in de Franse koloniën de slavernij opnieuw in.

Van de eenentwintig toneelstukken die De Jong en Goedhart vonden over slavernij en kolonialisme, hebben weinigen invloed vanuit de Engelstalige literatuur. Dat is opvallend, omdat daar juist de abolitionistische beweging is begonnen. In Engeland werd zowel in het parlement als in de literatuur de strijd gevoerd voor de opheffing van de slavenhandel. Het stuk van Carl Freiherr von Reitzenstein uit 1794 speelt zich af tegen de achtergrond van het besluit van het Engelse parlement om de slavenhandel af te schaffen.

Veel van het gedachtegoed dat toen werd ontwikkeld, kwam via vertalingen van het Engels naar het Frans of naar het Duits terecht in het theater of een van de vele tijdschriften of in een almanak.