Het Surinaamsche leeven, toneelschwyse verbeeld - Don Experientia
(Aantal:0)Auteur | Don Experientia |
---|---|
Discipline | Toneel |
Gepubliceerd op | 1771 |
Synopsis
Personages
- Schraper, Administrateur.
- Goedbloed, syn Directeur.
- Vrolykhard,
- Jan van Stigt, Officier of Bakkra Bastia.
- Carel, Directeur onder Prive.
- Alastor, Administrateur.
- Philip, een Planter.
- Claas, Directeur in qualityd van Alastor.
- Ephorinus, meede 't een of 't ander.
't Spel speeld, en word nog gespeelt van 't eene Jaar in 't ander, in alle de Rivieren en Creecquen.
Diese Soesoe fietie
Pottie hem na foete.
Wie de schoen past, trekke hem aan.
Dit korte toneelstuk heeft geen intrige en karakterontwikkeling. Het zijn schetsen van het plantersleven in Suriname, en bestaat uit scenes waarin getoond wordt hoe de situatie in Suriname is. Het is een pamflet dat kritiek heeft op de koloniale wantoestanden.
Eerste bedrijf - Schraper en Goedbloed
Schraper, administrateur van een plantage, wil dat zijn directeur Goedbloed hem helpt om de plantage te kopen, dan krijgt hij een gouden horloge. Daarvoor moet Goedbloed een brief schrijven naar de eigenaar in Amsterdam, waarin staat dat er nieuwe tot slaaf gemaakten gekocht moeten worden. Die zullen ervoor zorgen dat de plantage niet meer overstroomt, want de koffieplanten zijn door de overstroming doodgegaan. Als Goedbloed deze brief geschreven heeft, krijgt hij bovendien de tot slaaf gemaakte Mie Mie, die zwanger is van hem.
Vrolykhard zingt een lied over de streken van Fortuna met de conclusie dat bedriegen en liegen loont.
Tweede bedrijf - Jan en Vrolykhard
Jan klaagt over zijn lot dat hij zo hard moet werken. Eerst voor een kale Fransoos en nu voor een Duitser, een kale neet, niet minder dan een varkenshoeder die eens de Rijn kwam afzakken. En nu ligt die in Suriname als beheerder van een plantage lui en dronken in zijn hangmat, terwijl Jan in weer en wind moet werken.
Vrolijkhard vindt dat Jan geduldig moet zijn, want straks is zijn contact afgelopen.
Derde bedrijf - Goedbloed en Carel
Plantagedirecteur Carel ergert zich alle planters, die onderling alles regelen. Carel heeft altijd gehandeld vanuit het belang van een planter, die Carel veel heeft beloofd, maar niks heeft gegeven. Die planter kwam met niets naar Suriname en leeft nu in weelde en heeft een lastig karakter. Als de eigenaar van de plantage dat eens zou weten! Carel's tijd zit erop, hij vindt het tijd om naar huis (Holland?) te gaan.
Vierde bedrijf - Alastor, Philip en Klaas
Alastor heeft een plantage gekocht en daar wil hij in het geheim gebruikmaken van tot slaaf gemaakten die niet van hem zijn. Alastor heeft de directeur nieuwe kleren beloofd, zodat hij hierover zijn mond houdt. Dan komt Klaas vertellen dat op de Zuiderdam een boom op iemand is gevallen die bij de andere plantage hoort. Alastor stelt voor om te zeggen dat hij aan bloedloop is overleden.
Alistor is benieuwd naar de nieuwe tot slaaf gemaakten die Philip twee maanden geleden uit Barbados kreeg. Philip vertelt hem dat het schip schuin tegenover het fort lag. Hij voer er met een bootje heen en haalde ze van het schip af. Philip moet zijn directeur omkopen. Hij stuurt zijn vrouw naar de directeur om ruzie te maken, zodat hij een reden heeft om hem te ontslaan. De directeur krijgt nog wel vijftig gulden mee als douceur.
Vijfde bedrijf
Vrolykhard zingt een lied over de schijn die opgehouden wordt in de kolonie.
Ephorinus en Vrolykhard
Een lompe lafbek van een vent kreeg de mogelijkheid een contract als directeur te ondertekenen. 'Wat weet hij van de administratie> Hij moet eerst het werk leren en als witte officier drie, vier jaar door het veld lopen met een zweep'.
Volgens Ephorinus doen de meeste planters niets anders dan kolf spelen en dobbelen, en schrijven naar het vaderland dat het allemaal goed gaat. Dat was in zijn tijd wel anders toen hij directeur was. Hij werkte in de regen en in de zon. Hij liet het hout voor de gebouwen hakken in het bos. Als de eigenaar zou weten hoe het hier echt aan toe gaat, zou het anders geregeld worden.
Korte samenvatting
Bedriegers redden het in de kolonie voortreffelijk; zij kunnen op hoge posten terecht komen. De planters zijn alleen bezig met hun eigen inkomsten en vermaak.
Als de directeuren hun plicht zouden doen, was Suriname een goed land.
Achtergrond
Het stuk is op rijm geschreven, meestal aa bb cc dd etc. De liederen hebben een omarmend rijm. Het eerste en het vierde bedrijf worden afgesloten met een lied. Het eerste lied is op de melodie ‘Liefdes sugtjes’, het lied dat volgt op het vierde bedrijf is op de wijs van St. Mirliton met een bestaand refrein.
Overzichten
Overzicht van uitvoeringen van dit werk en/of producties die op dit werk zijn gebaseerd, en die in Nederland te zien zijn geweest:
De auteur
De auteur is vermoedelijk Hendrik Schouten, die onder de schuilnaam Don Experientia in 1771 dit satirische toneelspel publiceerde.
Hendrik Schouten werd in 1747 in Amsterdam geboren, en woonde daar in de St. Antoniebreestraat. Met het schip Twee Gebroeders vertrok hij in 1767 naar Suriname, waar hij verschillende baantjes bij het gouvernement had. In 1793 bezat hij aan de Waterkant een herberg. Aan het eind van zijn leven was hij Commissaris van kleine zaken. In dat college werden rechtszaken behandeld die niet boven de 250 gulden gingen.
Schouten trouwde in 1772 met de kleurlinge Suzanna Johanna Hanssen, de moeder van Gerrit Schouten. Zijn zoon Gerrit werd later bekend als tekenaar van exotische planten en als maker van kijkkastjes. Deze diorama’s tonen het leven in Suriname aan het begin van de negentiende eeuw.
Het meest bekend werd Henrik Schouten door zijn literaire activiteiten en als uitgever van een tijdschrift. In zijn satirische verzen hekelde hij de schijn van grote welvaart die opgehouden werd. Samen met schrijver Paul François Roos richtte hij het genootschap Surinaamse lettervrienden op.
Uit het journaal van Nepveu, de gouverneur van Suriname, blijkt dat op 19 juli 1773 het toneelstuk Sabina en Eponia werd opgevoerd. Hendrik Schouten organiseerde het en speelde erin mee. Behalve de gouverneur was ook de Zwitserse kolonel Fourgeoud, die opstandige marrons bestreed, aanwezig bij de voorstelling.
Hendrik Schouten gaf rond 1796 de Nieuwsvertelder of samenspraak tusschen Louw en Krelis uit. Dit blad werd verboden, omdat het in quasi bedekte termen, maar toch duidelijk genoeg voor wie het aanging, als belediging kon worden ervaren.
Hendrik Schouten overleed op 27 september 1801. Hij werd begraven in de Nieuwe Oranjetuin, graf nummer 738.
Historische context
Vanaf het midden van de achttiende eeuw werd het aantrekkelijk voor Nederlandse beleggers om te investeren in de plantage-economie van Suriname.
De koopman-bankiers richten negotiatiefondsen op, waar beleggers geld in stortten. Hiervoor in ruil kregen zij obligaties waarvan jaarlijks rente werd uitbetaald. De directeur van het fonds leende het geld uit aan planters in Suriname. Vaak kregen de planters krediet zonder borg of onderpand, maar ze waren wel verplicht om de opbrengsten van de plantage te verkopen aan de investeerders. Binnen twintig jaar moest de lening terugbetaald worden. De eerste tien jaar hoefde er alleen over de rente een klein percentage te worden terugbetaald. Daarna moest 10% van de lening worden afgelost. Dat lokte matrozen en soldaten, ambachtslieden en avonturiers uit Europa om hun geluk te beproeven in Suriname.
Het was gebruikelijk dat een planter, als hij moest beginnen met het het aflossen van een percentage van zijn schulden, overstapte naar een nieuw fonds. Dan hoefde hij opnieuw tien jaar alleen de rente af te betalen. Door middel van een nieuwe taxatie kon de waarde van de plantage bovendien worden verhoogd. Niet alle fondsdirecteuren wilden steeds opnieuw krediet verlenen.
Pas jaren na de beurscrisis bleek dat er een economische neergang in Suriname was ontstaan. De taxaties waren niet gebaseerd op de waarde van de producten die verbouwd werden, maar op de waarde van de plantages. Er moest bezuinigd worden, zodat er harder moest worden gewerkt, ook op vrije dagen. Er werd geen wisselteelt meer toegepast, waardoor de vruchtbare grond uitgeput raakte en de opbrengsten verder terugliepen. De plantages kwamen in handen van Amsterdamse handelshuizen. Het werk van de planter werd overgenomen door een directeur die vaak in Paramaribo woonde, en een administrateur die op de plantage verbleef en verantwoording moest afleggen aan de handelshuizen.
Men ging ervan uit dat koffie, suiker en katoen alleen rendabel verbouwd kon worden door slavenarbeid. Op elke plantage werkten ruim 100 tot 200 tot slaaf gemaakten.
De directeur van de plantage had het dagelijkse bestuur. Als hij geen eigenaar was van de plantage moest hij verantwoording afleggen aan de administrateur, die de eigenaar in Amsterdam vertegenwoordigde. Vaak werkte de administrateur bij verschillende plantages. Op de plantage werd de directeur bijgestaan door één of meerdere 'blankofficieren'. Zij waren de enige Europeanen op de plantage.
Voor de slavenarbeid was er een strikte arbeidsdeling. De bastiaan gaf de bevelen van de directeur en zijn blankofficieren door aan het werkvolk. Hij was er ook verantwoordelijk voor dat de taken van die dag op het veld of in de fabriek suikermolen werden gedaan.
De sloten en kanalen moesten regelmatig uitgebaggerd worden, er was het onderhoud aan gebouwen en machines en er moest verpakkingsmateriaal zoals vaten en kisten worden gemaakt. Er waren bewakers en degenen die het vervoer per boot van goederen en mensen verzorgden, koewachters en huisslaven.
Bronnen
- DBNL: Paasman A.N. "Wat bezielde de literaire kolonisten? Het beeld van de Westindische kolonist in de literatuur 1670-1830". In: Oso 1 (1982), nr. 2, p. 44-62.
- DBNL: Paasman A.N. Reinhart: Nederlandse literatuur en slavernij ten tijde van de verlichting. Nijhoff, Leiden 1984.
- DBNL: Elisabeth Maria Post. Reinhart, of natuur en godsdienst. Briefroman, 3 dln. Johannes Allart, Amsterdam 1791.
- DBNL: Jan Voorhoeve en Ursy M. Lichtveld. Suriname: Spiegel der vaderlandse kooplieden. Uitgeverij Martinus Nijhoff, Den Haag 1980.
- P.C.Emmer. Algemene Geschiedenis der Nederlanden deel 9: De nieuwe tijd. Overzeese geschiedenis in de 17e en 18e eeuw; Suiker goud en slaven. Fibula-van Dishoek, Haarlem, 1980.
- De Slavernij in Oost en West - Het Amsterdam onderzoek. Redactie Pepijn Brandon, Guno Jones, Nancy Jouwe en Matthias van Rossum. Het Spectrum, Amsterdam, 2020.
- Kijkkasten uit Suriname - Diorama’s van Gerrit Schouten. Clazien Medendorp met bijdragen van Eveline Sint Nicolaas. KIT publishers en Rijksmuseum, Amsterdam, 2008.