Kraspoekol, of de slaaverny - Dirk van Hogendorp
(Aantal:0)| Titel | Kraspoekol, of de slaaverny |
|---|---|
| Overige inspiratiebronnen | De novelle Kraspoekol, of de droevige gevolgen van eene te verre gaande strengheid, jegens de slaaven van Willem van Hogendorp (1780). |
| Auteur | Dirk van Hogendorp |
| Discipline | Toneel |
| Gepubliceerd op | 1800 |
| Gepubliceerd te | Delft |
| Wereldpremière op | 20 maart 1801 |
| Wereldpremière te | 's-Gravenhage |
Synopsis
Personages
Onderstaande opsomming is waar mogelijk omgeschreven vanuit het origineel naar actueel gangbaar taalgebruik.
- Wedano (Opperkoopman te Batavia). Een effen fluwelen rok, zwart satijnen kamizool, broek en kousen; zijn eigen haar; een deftig doch zachtmoedig gelaat; wellevend zonder laagheid, en menslievend.
- Edele heer Champignon (Raad van Indië). Gekleed in een ouderwetse fluwelen rok, geborduurd of gegalonneerd; een rijk kamizool met mouwen, zwarte broek, witte katoenen kousen, kamuisleren schoenen met kleine gouden gespen , een zwarte pruik met een lange staart, een hoed met een breed galon en zwarte pluim, een gouden degen, en een grote rotting met een gouden knop in de hand. Trotsheid, onkunde, en verwaandheid stralen door in al het doen en zeggen van deze man.
- De Wakker (Raad van Justitie). Zijn kledij is een fluwelen rok, doch effen, zwarte kamizool en broek, witte kousen, een gepoederde pruik en een degen. Deftig, doch niet nieuwmodisch; ernstig en fatsoenlijk.
- Peper (Administrateur). Een lakense rok met een galon, zwarte kamizool en broek, witte kousen , pruik en degen.
- Cortèx (Doctor). Zwart lakense rok, zijde kamizool en broek, witte kousen, een zakjes-pruik, wit gepoederd, een degen; gedienstig en nederig voor de edele heer.
- Van der Mart (Scheepskapitein). Groene montering met witte opslagen.
- Fortuin ( Onderkoopsman). Gekleed naar de nieuwste mode.
- Ali (Tot slaaf gemaakte van Kraspoekol).
- Nedo & Launa (Tot slaaf gemaakten van Wedano). Neusdoeken om het hoofd gebonden als tulbanden, lange baadjes van gestreept of geruit katoen aan, zoals de tot slaaf gemaakten gewoonlijk op Batavia droegen.
- Twee heren in gezelschap van Wedano. Gekleed als Peper.
- Juffrouw Kraspoekol (Schoonzuster van Wedano). Gekleed op zijn Oost-Indisch; het haar tot een knoop achter op het hoofd gevlochten, dat een condé heet; een 'chitsen' rok en een witte kabaai aan; langzaam en 'teemagtig' in alles wat zij doet en zegt ; boosaardig tegen de tot slaaf gemaakten.
- Nijai Ingis (Mandoresse, of opzichtster over de tot slaaf gemaakten van juffouw Kraspoekol). Een oude zwarte vrouw. Een rood 'chitse' kabaai, en een kleedje in plaats van rok aan; een condé op 't hoofd ; kwaadaardig en knorrig.
- Tjampakka (tot slaaf gemaakte van Wedano).
- Castoerie (tot slaaf gemaakte van Wedano).
- Philida (tot slaaf gemaakte van Kraspoekol).
- Roosje, een klein meisje (tot slaaf gemaakte van Kraspoekol). Deze moeten allen op dezelfde wijze,en zoals de tot slaaf gemaakten in Batavia, gekleed zijn; korte witte baadjes, geruite kleedjes, en condés op 't hoofd doch blote voeten.
Men dient, bij het spelen van dit stuk, zoveel mogelijk de kostuums van de Europeanen als tot slaaf gemaakten, die in oost-Indië gebruikelijk zijn, in acht te nemen; waartoe men lieden, die daar geweest zijn, kan raadplegen. Het is moeilijk kleding wél te beschrijven, maar wellicht zal men bij de één of andere plek modellen van kleding van tot slaaf gemaakten kunnen krijgen.
Synopsis
Via deze link is de volledige tekst te raadplegen.
De mandoresse Ingis luistert een gesprek af tussen Tjampakka en Castoerie. Tjampakka zegt dat hun meester Wedano altijd goed voor ze heeft gezorgd, maar nu zijn ze onder toezicht van zijn schoonzus Kraspoekol. Juffrouw Kraspoekol (pukul keras = hard slaan) is een Indo-Europese vrouw en woont bij haar zwager Wedano. Kraspoekol en haar mandoresse behandelen de tot slaaf gemaakten wreed, en hebben vooral een hekel aan de vijftienjarige Tjampakka. Ze bedenken een plan om haar te beschuldigen. Ze zorgen ervoor dat Tjampakka per ongeluk een bord laat vallen, terwijl ze een glas water overhandigt. Daarvoor moet ze gestraft worden.
Wedano komt erachter dat Kraspoekol Tjampakka onredelijk behandeld en neemt het voor haar op. Kraspoekol is het daar niet mee eens en vertrekt woedend. Ze gaat met haar mandoresse in een huis naast Wedano wonen.
Wedano vraagt Tjampakka waar ze vandaan komt en ze vertelt hem dat ze familie is van de Radja van Boni. Ze werd door haar oom, die geld nodig had, verkocht aan een slavenhandelaar. Wedano geeft haar de vrijheid en belooft ervoor te zorgen dat ze naar haar familie kan terugkeren.
Kraspoekol bedenkt een plan om Wedano te dwarsbomen: als ze tot slaaf gemaakten in haar tuin laat mishandelen, zal hij het kunnen horen. Kraspoekol koopt voor haar nieuwe huishouding twaalf jongens en negen meiden. Voor de kok Badjoe betaald ze vierhonderd rijksdaalders, en voor Ali en zijn vrouw Philida driehonderd rijksdaalders.
Kraspoekol erkent het huwelijk tussen Ali en Philida niet, want als ze kinderen krijgen, kunnen ze niet voor haar werken. Ali smeekt haar om bij Philida te mogen blijven, maar Kraspoekol verbiedt ze 's nachts bij elkaar te slapen. De mandoresse waarschuwt Kraspoekol dat Ali uit woede wel eens amok zou kunnen maken [Gij weet als zoo een jongen somstijds amok maakte]. Ook Philida vraagt of ze bij haar man mag blijven, maar wordt daarvoor afgeranseld. Die mishandeling wordt gehoord door Wedano.
Philida wordt opnieuw gestraft omdat ze zonder toestemming water wil drinken. Ze krijgt een ketting met een zwaar houten blok aan haar been.
Ali neemt wraak wanneer hij zijn vrouw zo ziet, en steekt Kraspoekol neer met een kris. Voor ze sterft, realiseert Kraspoekol zich hoe wreed ze was. Ze vraagt vergiffenis aan Tjampakka en Philida, en geeft het bevel dat Philida losgemaakt moet worden. Stervende schenkt ze Philida vijfhonderd rijksdaalders en een stukje land voor het kind dat ze verwacht.
Achtergrond
Historische context
In de achttiende eeuw dreef de maatschappij in Batavia op gedwongen arbeid, want de VOC maatschappij was gebaseerd op het bezit van tot slaaf gemaakten. Er waren ambachtslieden die door hun meesters werden verhuurd. Ze waren goedkoper als degenen die vrije arbeid verrichtten. Er werd gewerkt in pakhuizen, aan de bouw van vestingwerken en in de scheepsbouw. Het eiland Onrust, voor de kust van Batavia, was één grote scheepswerf, waar honderden mensen werkten. De grote retourschepen werden er gerepareerd en er werden kleine nieuwe schepen gebouwd.
In Batavia was het overgrote deel van de tot slaaf gemaakten afkomstig van andere eilanden in de Indische archipel. De verkoop van personeel werd nauwkeurig bijgehouden door een notaris. Alle akten van deze handel over de periode 1780 tot 1800 bevinden zich in het Nationale Archief van Indonesië.
Over het toneelstuk
Het toneelstuk werd eenmaal opgevoerd, maar het moest door acties van demonstranten al na de eerste akte worden afgebroken. Tijdens de première van Kraspoekol ontstaat hevige discussie.
Overzichten
Overzicht van uitvoeringen van dit werk en/of producties die op dit werk zijn gebaseerd, en die in Nederland te zien zijn geweest:
Ensceneringen/Producties
- 20 maart 1801 (Haagse schouwburg)
- 1990 ('geënsceneerde hoorspellezing, Rotterdamse Schouwburg)
Drukgeschiedenis
Er kwamen vier uitgaven in de periode 1780 - 1990: in 1780, 1800, 1959 en 1990.
Over de schrijvers
De novelle: Willem van Hogendorp
Willem van Hogendorp (Rotterdam, 23 juni 1735 - 1784) stamde uit een Rotterdams regentengeslacht. Hij promoveerde in de rechten in Leiden. Hij trouwde in 1760 met Carolina Wilhelmina van Haren (1741-1812). Zij was de dochter van dochter van Onno Zwier van Haren, die haar vader in februari 1760 samen met Willem beschuldigde van incest.
Van Hogendorp had verschillende bestuurlijke functies in Haarlem en in de vroedschap van Rotterdam. In de Republiek brak in 1772/1773 een beurscrisis uit door slechte beleggingen in de Britse Oost-Indische Compagnie. Hierdoor kwam Van Hogendorp in de schulden, waarop hij in 1773 vertrok naar Indië, in dienst van de VOC. Op aanbeveling van de Prins van Oranje werd hij in 1774 aangesteld als resident van Rembang, en in 1777 werd hij administrateur van de VOC-pakhuizen op het eiland Onrust.
In 1778 was hij een van de mede oprichters van het Bataviaasch Genootschap voor Kunsten en Wetenschappen in Batavia, dat na de onafhankelijkheid van Indonesië het Museum National werd. In november 1784 keerde hij met het schip Harmonie terug naar de Republiek, maar het schip verging op weg naar Kaap de Goede Hoop.
In Kraspoekol, zijn tweede novelle, die in 1780 uitkwam, pleitte hij voor de goede behandeling van tot slaaf gemaakten. Eerder schreef hij als voorstander van het inenten tegen pokken de novelle Sophronisba (1779).
Het toneelstuk: Dirk van Hogendorp
Dirk van Hogendorp (Heenvliet, 13 oktober 1761 - 18 oktober 1822) was de zoon van Willem van Hogendorp, de schrijver van de novelle Kraspoekol. De tekst van Kraspoekol bewerkte hij tot een toneelstuk, waarin hij pleitte voor de afschaffing van de slavernij. De tekst werd in 1800 in Delft gepubliceerd.
Dirk van Hogendorp ging in 1773 naar de cadettenschool van het Pruisische leger in Berlijn en daarna naar de militaire academie in Koningsbergen. Toen hij gewond raakte, verliet hij het leger. In dienst van de Admiraliteit van Amsterdam ging hij in 1783 als kapitein-luitenant naar Indië, waar hij in 1785 trouwde met de vijftienjarige Elisabeth Margaretha Bartlo. Daarna trad hij in civiele dienst bij de VOC en bekleedde verschillende bestuurlijke functies in Bengalen, Onrust, Japara en Soerabaja.
Op het moment dat Dirk van Hogendorp in dienst trad van de VOC, was de compagnie bijna bankroet. Van Hogendorp maakte daarom plannen om de VOC te reorganiseren. In 1794 werd hij opperkoopman en gezaghebber in Soerabaja en Java's Noordoostkust. Hij schreef in 1796 Proeve over den slavenhandel en de slavernij in Nederlandsch-Indië, waarin hij een pleidooi hield tegen de slavenhandel en slavernij. Hij bekritiseerde de misstanden in het Indische bestuur, wat leidde tot zijn schorsing in 1789. Hij werd beschuldigd van zelfverrijking, machtsmisbruik, uitbuiting en afpersing van de bevolking. Van Hogendorp was bang in Indië geen eerlijke rechtszaak te krijgen, en vertrok in 1799 op een Deens schip naar Nederland. Daar klaagde hij het gouvernement in Indië aan, en de klachten tegen hem werden afgewezen.
Tijdens het koninkrijk Holland benoemde koning Lodewijk Napoleon Dirk van Hogendorp tot staatsraad en voorzitter van de Sectie van Oorlog. In 1807 werd hij minister van Oorlog en stichtte hij de Koninklijke Militaire Cadettenschool in Honselersdijk. Napoleon voerde in oktober 1810 de militaire dienstplicht in voor iedere man van twintig jaar of ouder. In Parijs werd het benodigde aantal dienstplichtigen vastgesteld en door middel van loting werd bepaald wie er in het Franse leger dienst moest doen. Meer vermogende dienstplichtigen konden echter een vervanger voor hun dienstplicht inhuren. Het Nederlandse leger groeide in die tijd van 17.000 tot 40.000 man.
Napoleon Bonaparte benoemde Van Hogendorp ook tot divisiegeneraal en aide de camp in 1811. Een jaar later werd hij in de adelstand verheven met de titel Comte de l'Empire. Van Hogendorp vocht mee met de Fransen in de slag bij Waterloo, nam daarna ontslag en vertrok naar Brazilië. Daar huurde hij als planter een koffie- en sinaasappelplantage. Hij werd op 18 oktober 1822 in Rio de Janeiro begraven op het kerkhof van Gamboa. Zijn memoires werden in 1887 door zijn kleinzoon gepubliceerd.
Secundaire literatuur
‘Een Oud-Indisch Tooneelspel’, in Java Bode, 12 juni 1889, deel 1.
‘Een Oud-Indisch Tooneelspel’, in Java Bode, 13 juni 1889, deel 2.
‘Een Oud-Indisch Tooneelspel’, in Java Bode, 14 juni 1889, deel 3.
‘Een Oud-Indisch Tooneelspel’, in Java Bode, 26 juni 1889, deel 4.
‘Een Oud-Indisch Tooneelspel’, in Java Bode, 28 juni 1889, deel 5.
Bronnen
- Algemene Winkler Prins Encyclopedie. Hoofdredactie prof. Mr H.R.Hoetink, Prof. dr E de Bruyne, prof Dr. J.F. Koksma, Dr R Lissens, prof Dr. J. Presser. Elsevier Amsterdam Brussel, deel 5, 1957.
- Besten, Leen den. De mens als koopwaar. Slavernij in de loop der eeuwen. Melior producties, Zevenaar, 2024.
- Dröge, Philip. Moederstad Jakarta. Een familiegeschiedenis. Spectrum uitgeverij Unieboek, Het Spectrum Amsterdam, 2021.
- Een theatergeschiedenis der Nederlanden. Tien eeuwen drama en theater in Nederland en Vlaanderen. Hoofdredactie R.L. Erenstein. Amsterdam, Amsterdam University Press, 1996.
- Hogendorp,Willem van. Kraspoekol, of de droevige gevolgen van eene te verre gaande strengheid, jegens de slaaven. Lodewyk Dominicus, Batavia, 1780.
- Indonesia, De ontdekking van het verleden. Redactie : Endang Sri Hardiati en Pieter ter Keurs; KIT publishers. Catalogus van de tentoonstelling 'De ontdekking van het verleden' in Museum Natsional in Jakarta (15 juli 2005 - 13 november 2005) en in de Nieuwe kerk in Amsterdam van (17 december 2005 - 17 april 2006).
- Project In Reprise.
- Rossum, Matias van. Kleurrijke tragiek. De geschiedenis van de slavernij in Azie onder de VOC. Uitgeverij Verloren BV Hilversum, 2015.
- The world of Jan Brandes 1743-1808. Drawings of a Dutch traveller in Batavia, Ceylon and Southern Africa. Redactie Max de Bruijn and Remco Raben. Waanders Publishers Zwolle, Rijksmuseum, Amsterdam 2004.

