Uit TheaterEncyclopedie
Ga naar: navigatie, zoeken


Unknown.png

TitelDe Blanke en de Zwarte
AuteurPigault-Lebrun
DisciplineToneel
Gepubliceerd op1795
Gepubliceerd teParijs
Bekijk alleop deze pagina!

Synopsis

Deze pagina is onderdeel van het onderzoeksproject Toneelstukken over slavernij uit de achttiende eeuw.

Personages

  • Beauval, de vader, rijke kolonist van St. Domingo
  • Beauval, de zoon
  • Selim en Scipio, twee zwarte tot slaaf gemaakte mannen. (In de Franse versie heet Selim Telemaque.)
  • Zama, een zwarte tot slaaf gemaakte vrouw
  • Matthieu, opzichter van de Beauval plantaadje
  • Barthelemi, makelaar
  • Zwarte inwoners

Synopsis
Het toneel is te St. Domingo nabij de Kaap.

Beauval jr. is de zoon van een rijke kolonist. Vader en zoon hebben verschillende ideeën over slavernij. Beauval jr. is bevriend met Selim.

Matthieu wil Zama, de vrouw van Selim, verkopen. Beauval jr. schrikt daarvan en wil haar kopen, maar moet eerst aan geld zien te komen. Matthieu onderhandelt met Barthelemi, de slavenmakelaar, over Zama. Ook Selim dreigt verkocht te worden. Hij wordt als volgt aangeprezen: Hij heeft brede schouders, ruime borst, gespierde knieën, gevulde kuiten, de sterkte van Hercules en de schoonheid van Adonis op de kleur na. Barthelemi wil Selim niet, want hij staat bekend als een onruststoker.

Beauval jr. hoort 's nachts Selim, samen met met Scipio, een opstand voorbereiden. Elders zijn er ook geslaagde opstanden geweest, waarin twee zwarte republieken zich in het midden van de witte mensen hebben opgericht: Samanca en Jamaïca.

Selim wil zijn vrouw Zama en zijn vriend Beauval jr. beschermen. Hij spreekt met hem af dat ze elkaar later zullen ontmoeten aan de voet van de blauwe berg. Beauval probeert zijn vader te overtuigen om naar een veilige plek te gaan.

De gevecht is voorbij, Matthieu en vele anderen zijn omgekomen. De opstandelingen hebben zich verborgen in een grot. Beauval sr. heeft het ook overleefd en verbergt zich in een grot. Daar treft hij zijn zoon aan, samen met Selim en Zama. Beauval sr. en Selim sluiten vrede.

Achtergrond

Pigault (de L’Espinoy) Lebrun (1753- 1835) schreef in het Frans Le Blanc et le Noir, Drame en Quatre actes et en prose, welke in 1795 in Parijs werd gepubliceerd. Johan Kisselius (1778-1850) maakte er een Nederlandse vertaling van onder de naam De Blanke en de Zwarte. Deze tekst werd in 1798 gepubliceerd door Pieter Johannes Uylenbroek in Amsterdam.

Overzichten

Overzicht van uitvoeringen van dit werk en/of producties die op dit werk zijn gebaseerd, en die in Nederland te zien zijn geweest:

Opvoeringsgeschiedenis

Uit de inleiding van de vertaler Johannes Kisselius blijkt dat het stuk al vóór zijn bewerking in het Frans is opgevoerd in de Franse Schouwburg in Den Haag.

De vertaling van van De Blanke en de Zwarte werd opgedragen aan ‘den tooneelisten van den Neder-Duitsche schouwburg’. De eerste opvoering vond plaats in eveneens de Franse Schouwburg aan de Casuaristraat in Den Haag op donderdag 26 juli 1798. Onder leiding van de acteur Theodorus Obelt (1751-1850) speelde het reizende gezelschap der Neder-Duitschen Bataafse Tooneelisten vervolgens dit stuk ook op andere plekken in het land. De voorstellingen begonnen meestal om vijf uur en er werden meerdere stukken opgevoerd. Een ernstig stuk werd gevolgd door een blijspel, een komische opera of een ballet.

In de Haagsche courant van 25 juli 1798 stond aangekondigd dat het nieuwe toneelspel, De Blanke en Zwarte, of de herstelling der slaven nog nergens anders was opgevoerd. Daarna volgde de kluchtige opera De twee Jagers en het Melkmeisje van Louis Anseaume en de componist Egidio Ronaldo Duni (1708-1775) in een Nederlandse vertaling.

Historische context Haïti

Het Caribische eiland waar het toneelstuk zich afspeelt, werd in 1492 door Columbus ontdekt. Hij noemde het Hispaniola. Na de bezetting werden om de bevolking te kerstenen scholen opgericht waar franciscanen en jezuïeten priesters opleidden. Hierdoor mengde de inheemse cultuur zich met het Christendom.

Tegenwoordig bestaat het eiland uit twee delen: het westelijke deel is Haïti en het oosten de Dominicaanse republiek. Het eiland was, samen met Jamaica, de grootste leverancier van suiker. Voor het bewerken van de plantages waren veel werkkrachten nodig. Deze werden uit Afrika gehaald. Naast de zeer rijke kolonialisten waren vele vrije kleurlingen.

Tijdens de Franse revolutie werd er een hevig debat gevoerd over slavernij. In 1791 besloot de Franse Nationale vergadering dat alle niet in slavernij geboren bewoners van de Franse koloniën het recht zouden krijgen om te stemmen. Dat gold ook voor mensen van kleur, maar niet voor de slaafgemaakten op de suikerplantages. Ruim 600.000 mensen hoopten te worden bevrijd. Zij baseerden zich op de in Frankrijk geformuleerde rechten van de mens: Les droit des hommes et de citoyens.

Onder leiding van Toussaint L’Ouverture brak er een opstand uit. Deze opstand werd de inspiratiebron voor Tula op Curaçao.

De kolonisten, de slavenhouders op de plantages in het oosten, waren fel tegen. Zij werden gesteund door Engelse troepen tijdens de tijdens de de eerste koloniale oorlog in 1793.

Op 4 februari 1794 schaft Frankrijk in Frans Guyana en de Franse Antillen Saint Domingue en Guadeloupe de slavernij af.

Toussaint L’Ouverture riep op 11 juni 1800 de onafhankelijkheid uit. Twee jaar later herriep Napoleon de afschaffing van de slavernij, en vervolgens stuurde hij troepen naar het eiland. Onder valse voorwendselen werd Toussaint L’Ouverture vastgezet en naar Frankrijk gevoerd. Daar stierf hij 1803 in gevangenschap. De opvolger van Toussaint slaagde er in 1803 in om de Franse troepenmacht te verjagen. Hij wist het hele eiland te veroveren, riep zich uit tot keizer en noemde het eiland Haïti. Deze naam hadden de oorspronkelijke bewoners, de Arowakken, het eiland gegeven. In 1844 ontstond er een onafhankelijk republiek.

Toen Haïti in 1825 diplomatieke betrekkingen met Frankrijk wilde aangaan, eiste de voormalige kolonisator 50 miljoen francs in goud. In 1880 werd er door de nieuwe president van Haïti, Lysius Salomon, een staatsbank op gericht, die de schulden vrijwel afbetaalden. De Franse elite en nakomelingen van de slavenhouders investeerden in deze nationale bank. Daardoor kon de bank worgcontracten afsluiten met extreem hoge rentes. De Franse bank, Crédit Industriël et Commercial, had daar het meest belang bij. Eind mei 2022 besloot deze bank naar aanleiding van een onderzoek van de New York Times na te gaan hoe zij de controle had gekregen over de nationale bank van Haïti. Het bleek dat deze bank de winsten niet in Haïti in investeerde, maar dat het geld werd doorgesluisd naar Frankrijk.

Bronnen

  • Albach, Ben. Helden, draken en comedianten. Uitgeversmaatschappij Holland, Amsterdam 1959.
  • Algemene Winkler Prins Encyclopedie. Hoofdredactie Mr. H.R. Hoetink, Prof. Dr. E de Ruyter, Prof. J.F. Koksma, Dr. R.F. Lissens, prof. J. Presser. Geheel nieuwe uitgave [7e druk?]. Elsevier Amsterdam Brussel, 1957; deel 4 blz 728 (1956-1960).
  • Amatmoekrim, Karin. De correspondent. Haïti versloeg het immense leger van Napoleon, maar daarvoor betaald het nog steeds de prijs.. Het verhaal van de dag. Gepubliceerd 1 mei 2024.
  • Coffeng, Joh. M.. Lexicon van Nederlandse tonelisten. Polak& van Gennep, Amsterdam 1965.
  • Een theatergeschiedenis der Nederlanden. Tien eeuwen drama en theater in Nederland en Vlaanderen. Hoofdredactie R.L. Erenstein. Amsterdam University Press 1996.
  • Gemeentearchief Schiedam- Krantenkijker.
  • Haagsche courant 25 juli 1798 art. 5, via Delpher.
  • Lima, Maricio. New York Times. 26 mei 2022.
  • Riesche, Barbara. Schöne Mohrinnen, Edle Sklaven, Schwarze Rächer. Schwarzendarstellung und Sklavenreitheatik im deutschen Unterhaltungstheate r( 1770-1814). Inaugural-Dessertation zur erlangung des Doktorgrades der Philosphie an der Ludwig-Maximilians- Unversität vorgelegt von 29.06. 2007.
  • Rotterdams Parool/ de Schiedammer 1949.
  • Slager, Seije. Dagblad Trouw. 4 juni 2022.
  • Worp, J.A.. Geschiedenis van het drama en van het toneel in Nederland deel 2.