Uit TheaterEncyclopedie
Ga naar: navigatie, zoeken


Bekijk alleop deze pagina!

Synopsis

Personages

  • John, een rijke planter
  • William, zijn broer
  • Ayos en Zameo, tot slaaf gemaakten
  • Lilli en Ada, tot slaaf gemaakten
  • Paul, opziener van de tot slaaf gemaakten.
  • Truro, een oude vrije zwarte man.
  • De oorspronkelijke Jamaicaanse inwoners.

Het toneel is op het eiland Jamaica.

Synopsis
John is de hardvochtige eigenaar van een plantage. Volgens hem zijn tot slaaf gemaakten niet meer dan honden. Ze stammen af van Kain: "zy zijn zwart omdat hun stamvader een broeder moordenaar is". Op zijn plantage werken Ayos en Zameo. Ada vertelt aan Lilli dat ze door witte mensen is ontvoerd toen ze zonder haar man op het strand was. Lilli werd door haar arme moeder verkocht. John wil Ada tot vrouw nemen, maar ze weigert, want ze is getrouwd.

William is bevriend met Truro, die weet hoe slecht John omgaat met Ayos, Zameo, Lilli en Ada. William is bekend dat in Engeland William Wilberforce de slavenhandel wil afschaffen. William en Truro bespieden Paul, de opzichter, die de oude Ayos mishandelt. Ayos is naar Jamaica gereisd om zijn zoon Zameo terug te vinden. William besluit Zameo en Ayos vrij te kopen. Om dat te vieren vraagt hij zijn broer John of ze een dag vrij mogen hebben. Ada komt naar buiten en herkent Zameo, het is haar man. Ada en Lilli worden opgesloten.
John wil Ada dwingen voor hem te kiezen, anders zal hij haar man doden. Ada kan Zameo alleen redden door net doen alsof ze op de avances van John ingaat. Ze neemt afscheid van Zameo en vraagt of hij haar wil doodsteken. Op dat moment komt William binnen. Hij heeft zijn zijn halve vermogen uitgegeven, zodat het hem is gelukt om ook Ada vrij te kopen.

Achtergrond

Oorspronkelijk Duitse titel: Die Negersklaven: Eine Historische-Dramatisches Gemälde. In 1796 in Leipzig gepubliceerd bij Paul Gotthelf.

In vertaling van Pieter Gerardus Witsen Geysbeek eveneens in 1796 in Nederland gepubliceerd door Joannes Roelof Poster.

August von Kotzebue

August von Kotzebue (1761 Weimar - vermoord Mannheim 1819) schreef zo'n 200 stukken, waarvan er 125 in het Nederlands zijn vertaald.

Het einde van dit specifieke toneelstuk werd te gruwelijk gevonden, en op verzoek heeft Kotzebue het veranderd. In het voorbericht schrijft hij dat er bij een opvoering de meest vreselijke dingen weggelaten of veranderd kunnen worden. In de gepubliceerde versie staat de volledige tekst.

Het verhaal van Ada ontleende Kotzebue aan de Franse schrijver Guillaume-Thomas François Rayan (1713 -1796). Rayan schreef samen met anderen L Histoire philosophique et politique des établissements et du commerce des Européens dans les deux Indes, dat in 1770 werd uitgegeven in Amsterdam. Het boek werd op last van de Franse regering verbrand. Rayan vluchtte naar het buitenland.

Kotzebue was bekend met De Code Noir, dat in 1685 werd uitgevaardigd door de Franse koning Lodewijk XIV. Hierin werd in 59 regels vastgelegd wat de rechten en plichten waren van de slavenhouders. De Code Noir bleef geldig tot 1848.

Kotzebue ontleende zijn kennis ook aan drie Duitse schrijvers. Van Mattias Christian Sprengel (1746 -1803) was dat Vom Ursprung des Negerhandels: Ein Antrittsprogramm: een lezing die Sprengel in 1779 hield bij het aanvaarden van zijn professoraat. Van Johann Jacob Sell (1754 -1816) was dat Versuch Einer Geschichte Des Negersclavenhandels uit 1791. Deze twee schrijvers introduceerden in Duitsland het Engelse gedachtegoed van de abolitionistische beweging.
Ook was Kotzebue bekend met Paul Erdmann Isert (1756-1789), de schrijver van Reise nach Guinea und den Caribäischen Inseln in Columbien uit 1788. Toen Isert in dienst was van de Deense koning, probeerde hij de Deense en Noorse slavenhandel te beëindigen. Isert vroeg zich af: waarom zou je mensen uit Afrika halen en naar Zuid Amerika vervoeren als je suiker en koffie ook in Afrika kunt verbouwen? Isert vertrok naar naar Afrika om het uit te proberen.

Pieter Gerardus Witsen Geysbeek

Pieter Gerardus Witsen Geysbeek (1774-1837) heeft vele toneelstukken vertaald uit het Frans en het Duits. In deze vertaling kiest hij voor een positief einde, waarbij Ada niet gedood wordt. In zijn bericht aan de directie van de stadsschouwburg in Amsterdam hoopt hij dat het gezelschap het stuk zal opvoeren, maar dat gebeurt niet.

Het reizend toneelgezelschap onder leiding van Willem van Dinsen (1764-1827) en zijn vrouw Catarina Elisabeth Kraijestein (1757 –?) speelden in 1798 het stuk in Groningen, Friesland en in een loods op de Joden Houtmarkt (Jonas Daniël Meijerplein) in Amsterdam. Dat blijkt uit berichten in kranten in Friesland, Groningen en Amsterdam.

Overzichten

Overzicht van uitvoeringen van dit werk en/of producties die op dit werk zijn gebaseerd, en die in Nederland te zien zijn geweest:


Historische achtergronden

Jamaica

Een van de grotere Antilliaanse eilanden, Jamaica, was eerst een kolonie van Spanje, waar op de plantages voornamelijk suikerriet werd verbouwd. In 1650 werden de Spaanse bezetters verdreven door de Engelsen. De Spanjaarden vluchtten naar andere Caribische eilanden. De veldarbeiders konden ontsnappen, vluchtten naar de bergen en vormden zelfstandige groepen Marrons.

Na de Engelse verovering kreeg de slavenhandel een extra impuls en er werden nieuwe plantages opgezet. Ondanks Engelse navigatiewetten die verboden dat de Nederlanders handel mochten drijven met Engelse kolonies, leverde de West-Indische Compagnie toch menselijke handelswaar.

De Marrons slaagden er in 1795 in om de gouverneur van het eiland in een hinderlaag te lokken en te doden. De Engelsen zonden vervolgens keurtroepen, en met behulp van honden werden de Marrons opgejaagd en gevangen genomen. Uiteindelijk moesten de Marrons zich overgeven.

In 1838 werd de slavernij in Jamaica opgeheven. Het eiland kreeg in 1944 zelfbestuur, maar werd pas in 1962 onafhankelijk.

Suikerriet

Suiker was een belangrijk product dat door slavenarbeid werd geproduceerd. In Nederland waren Amsterdam, Rotterdam en Dordrecht de steden waar veel suiker werd geraffineerd. Hiermee werd veel geld mee verdiend.

Suiker wordt gewonnen uit suikerriet, dat in vochtige warme streken groeit. Het riet wordt twee tot vijf meter hoog. De stengels worden tot vlak bij de grond afgekapt, in stukken gehakt en daarna in een suikermolen geplet en en uitgeperst. Vervolgens werd het sap, de melasse, in koperen ketels onder voortdurend roeren verhit. Het vuil dat boven kwam drijven, werd er afgeschept. Het werd gezuiverd met kalkwater en gezeefd. Het proces van verhitten, afscheppen en zeven wordt verschillende keren herhaald.
Uiteindelijk wordt de suikermassa in vaten gegoten, met aan de onderkant een gat waardoor de nog vloeibare stroop eruit kan lekken. Na een paar dagen worden de vaten dichtgestopt, en de ruwe suiker wordt naar Europa verzonden.

In suikerraffinaderijen, bijvoorbeeld aan de Lauriergracht in Amsterdam, werd het proces van verhitten en zuiveren nog een aantal keren herhaald. Daarna werd de suikermassa verwerkt tot onder meer suikerkegels, kandijsuiker en poedersuiker.

Bronnen

  • Adams, Sarah J.. Slavernij op het Amsterdamse toneel rond 1800. "De Slavernij in oost en West-Indië. Het Amsterdamse-onderzoek". Redactie Pepijn Brandon, Guno Jones Nancy Jouwe, en Matthias van Rossum. Uitgeverij Uniboek | Het spectrum Amsterdam 2020.
  • Coffeng, Joh. M.. Lexicon van Nederlandse tonelisten. Polak & van Gennep, Amsterdam, 1965.
  • Delpher Krantenarchief.
  • Groot , Klaartje Elisabeth. Geliefd en gevreesd. Duits toneel in Nederland rond 1800. Uitgeverij Verloren 2010.
  • Looijen, J.K.. Een geschiedenis van Amsterdamse Theaters. Wie kwam er niet in de Nes?. Uitgeverij Heuff /Uniepers Amsterdam, 1981.
  • Pijnenburg, Leo. De oergeschiedenis van moraliteit. WUR eDepot.
  • Riesche, Barbara. Schöne Mohrinnen, edle Sklaven, schwartze Rächer. Schwarzendarstellung und Sklavereithematik im Duitschen Unterhaltungstheater (1770-1814). Wehrhan Verlag, Hannover, 2007.
  • Schüller, Karin. Deusche abolitionisten in Göttingen und Halle. Die ersten Dartellungen des Sklavenhandels und Antisklavereibewegung in der deutschen Historiographie des ausgehenden 18e und beginnenden 19. Jahrhunderts.
  • Geschiedenis van Amsterdam deel II-2. Zelfbewuste stadstaat 1650-1813. Hoofdstuk: "Vertraagde groei". Met bijdragen van Maarten Hell, Lidewij Hesselink, Clé Lesger, Wijnand Mijnhardt, Thomas Poell en Maarten Prak. Eindredactie Marijke Carraso-Kok. Sun Amsterdam, 2005.
  • Algemene Winkler Prins Encyclopedie. Hoofdredactie prof. Mr H.R.Hoetink, Prof. dr. E de Bruyne, prof Dr. J.F. Koksma, Dr R Lissens, prof Dr. J. Presser. Elsevier Amsterdam Brussel, deel 8 1959; deel 9 1959.