Louis Bouwmeester: Repertoire - Films

Uit TheaterEncyclopedie
Ga naar: navigatie, zoeken

Logo eenlevenlangtheater2.jpg

Louis Bouwmeester als Herodes. Foto: Frits Geveke. Collectie TIN.

Eenlevenlangtheater Louis Bouwmeester:


Films

Krantenartikel. Collectie TIN.

Toen vanaf 1895 de eerste films voor een betalend publiek werden vertoond, gebeurde dat voornamelijk op kermissen (de reisbioscoop) en als act in variétés. Deze films waren kort en toonden actualiteiten, natuuropnamen, beelden uit verre landen en grappige situaties ontleend aan het variété. Ook koningin Wilhelmina was in veel filmpjes te zien.

Advertentie voor 'Bioscoopsalon Vreeburg' uit het Utrechts Dagblad van 29 mei 1911. Deze vaste bioscoop werd in 1908 geopend.

Rond 1910 werden films steeds vaker in een avondvullende voorstelling in een theater geprogrammeerd en ontstonden de eerste vaste bioscopen. De films werden ook langer, wat het vertellen van een verhaal vergemakkelijkte, maar films hadden nog steeds weinig aanzien en een bezoek aan een bioscoop stond in geen verhouding tot een bezoek aan een concertzaal of schouwburg. Film was geen kunst maar vermaak en daardoor toegankelijk en laagdrempelig, er waren geen kledingvoorschriften en een kaartje kostte weinig. De bioscoopzaaltjes waren moderner en comfortabeler ingericht dan de reizende bioscopen op de kermis, maar waren nog steeds donker en rokerig. In eerste instantie werden voornamelijk buitenlandse films vertoond, wat de productie van Nederlandse films vertraagde en beperkte, maar in de jaren '10 vond er een opleving plaats van de Nederlandse filmproductie.

Hoewel dat misschien voor de hand zou liggen, waren het in eerste instantie geen toneelspelers die optraden in de Nederlandse films. Film was in de ogen van velen van zulk laag allooi, dat de grote theaterpersoonlijkheden zich er niet aan durfden te wagen. Louis Bouwmeester vormde hierop een uitzondering. Als eerste vooraanstaande toneelspeler werkte hij tussen 1909 en 1924 mee aan maar liefst tien Nederlandse films en één Engelse productie. Ook trad hij tijdens het voorprogramma regelmatig op op de podia in de bioscopen. Dergelijke voorprogramma's bestonden uit verschillende korte, vaak komische nummers en variété-acts. Bouwmeesters optreden in de films en op deze podia werd door het publiek, collega-toneelspelers en critici met gemengde gevoelens ontvangen. Nadat Bouwmeester het spits had afgebeten, zouden meer toneelspelers hem volgen.

Volgens dochter Wiesje vond Bouwmeester het filmen zelf wel prettig, maar het resultaat afgrijselijk. Ze herinnert zich dat ze samen met haar vader in de bioscoop een film zag waarin hij speelde. Ruim voor het einde sleurde Bouwmeester zijn dochtertje van haar stoel en siste: "Vooruit, mee, voordat het licht aangaat! Ik schaam me dood, ik ben net een duizendpoot; alleen handen zie ik. Speel ik nou op het toneel ook zo lelijk comedie?"

Bronnen: 1900. Hoogtij van burgerlijke cultuur van Jan Bank en Maarten van Buuren (Den Haag 2000), Geschiedenis van de Nederlandse film en bioscoop tot 1940 van Karel Dibbets en Frank van der Maden (red.) (Het Wereldvenster 1986) en De liefste vader en mijn beste vrindje Louis Bouwmeester, Wiesje Bouwmeester (Amsterdam 1958)

Foto's

V.l.n.r. Frits Bouwmeester, Kitty Kluppell, Agnès Marou, Jo Bouwmeester-Kluun, Anna Langenaken-Kemper, onbekend, Henri Schmitz, onbekend in de film Cirque Hollandais, 1924. Collectie Filmmuseum. Louis Bouwmeester in de film Onschuldig veroordeeld, 1912. Collectie Filmmuseum.

Theo Mann-Bouwmeester en Louis Bouwmeester in de film Oedipus, 1912. Collectie Filmmuseum. Louis Bouwmeester in de film Gebroken levens, 1914. Collectie Filmmuseum. Louis Bouwmeester in de film Pro Domo, 1918. Collectie Filmmuseum. Louis Bouwmeester met zijn dochter Wiesje in zijn armen in de film De Duivel in Amsterdam, 1919. Collectie Filmmuseum.

Overzicht van de films

  • 4 augustus 1909: Jean-Marie Hardouin in De Greep. Regisseur onbekend. Samen met Ko van Sprinkhuijsen, Mien de la Mar, Rafaël Bouwmeester, Frits Bouwmeester sr.. De film werd geproduceerd door Film-Fabriek F.A. Nöggerath. De première van De Greep vond plaats in het Bioscope-Theater en Flora Variété Theater in Amsterdam op 4 augustus 1909. Volgens Nöggerath was De Greep een groot succes: "(...) Deze opname werd weken lang voor een uitverkocht huis avond aan avond vertoond.(...)" Het scenario is gebaseerd op de eenakter La Griffe van Jean Sartène waarin Louis Bouwmeester in de zomer van 1909 optrad. Bouwmeester speelde Hardouin ook in een meer uitgebreide verfilming van hetzelfde toneelstuk La Griffe getiteld The Grip uit 1913. Deze film werd geregiseerd door A.E. Coleby voor het Brittanic Film Producing Syndicate. De Nederlandse premiere van deze film vond plaats in de Amsterdamse bioscopen Palace en De Munt op 1 januari 1915. De Greep bevindt zich in de collectie van EYE.
  • 2 februari 1912: Verhoff in Het vervloekte geld / L'or qui brûle, regie Alfred Machin. Samen met Germaine Dury, Maurice Mathieu, Jacques Vandenne, Paul Sablon en enkele inwoners van Volendam als figuranten. Het scenario werd geschreven door de regisseur van de film, Alfred Machin, die ook de camera wist te hanteren. Waarschijnlijk heeft hij ook enige scènes uit film zelf gedraaid. De film werd geproduceerd door Hollandsche Film (Amsterdam) en Pathé Consortium Cinéma (Parijs) en was de eerste 'Hollandsche Film' die in Nederland in première ging. Waarschijnlijk kozen de producenten juist Het vervloekte geld hiervoor uit omdat zij, met Louis Bouwmeester in de hoofdrol, verwachtten dat de film een groot publiek zou trekken. Voor te gevaarlijke scènes werd de Belgische operateur Paul Sablon ingezet als Bouwmeesters stand-in. De Nederlandse première vond plaats in Theater Pathé in Amsterdam op 2 februari 1912, de Franse première was op 12 april 1912 in Omnia Pathé in Frankrijk. De film zich (incompleet) in de collectie van het Filmmuseum.
  • 7 september 1912: Oedipus in Koning Oedipus, regisseur onbekend. Samen met Theo Mann-Bouwmeester, Anton Roemer, Frits Bouwmeester, Rafaël Bouwmeester, Alex Faassen. Het scenario is gebaseerd op de Griekse tragedie Oedipus Rex van Sophocles. De film werd geproduceerd door Film-Fabriek F.A. Nöggerath en ging op 7 september 1912 in Den Haag in première in de bioscopen Flora en Cinéma Americain. Louis Bouwmeesters neef, Theo Frenkel Sr (die de artiestennaam Theo Bouwmeester gebruikte), had een jaar voor Koning Oedipus met Louis Bouwmeester gemaakt werd, al een Kinemacolor versie gemaakt van hetzelfde toneelstuk. Hij maakte deze film in de Kinamacolor studio in Nice, en hij speelde zelf de titelrol. Deze Oedipus Rex ging in januari 1912 in Londen in première. De film wordt als verloren gegaan beschouwd.
  • 14 mei 1915: Kobus Drost in Fatum, regie Theo Frenkel Sr. Samen met Julie Frenkel-Meijer, Wilhelmina Kleij, Julia Ude, John Timrott, August van den Hoeck, Henriëtte Davids, Louis Davids, Jeanne Timrott-Hopman. Het scenario werd geschreven door Johan Gildemeijer en geproduceerd door zijn eigen productiemaatschappij Rembrandt Film. Fatum, een film in vier akten, was Gildemeijers eerste productie en ging op 14 mei 1915 in de Amsterdamse Elite-Bioscope Union in première. De film was tevens regisseur Theo Frenkel Sr.'s eerste lange speelfilm. Fatum was redelijk succesvol, maar de samenwerking tussen Gildemeijer en Frenkel was dat niet. Gildemeijer zou voortaan zelf regisseren (bijvoorbeeld Diamant), en Frenkel richtte zijn eigen productiefirma op, de Amsterdam Film Cie. Fatum wordt als verloren gegaan beschouwd.
  • 25 februari 1916: Mozes in Diamant, regie Johan Gildemeijer. Samen met Esther de Boer-van Rijk, Meine Irwen, August van den Hoeck, Theo van Vliet, Jozef Orelio. Het scenario werd geschreven door Johan Gildemeijer en geproduceerd door zijn eigen productiemaatschappij Rembrandt Film. Diamant ging op 25 februari 1916 in de Amsterdamse Elite-Bioscope Union in première. De film speelt zich af in de wereld van de Amsterdamse diamantbewerkers en vertelt het verhaal van een oudere arbeider, Mozes, vertolkt door Louis Bouwmeester, die een pakje diamanten verliest en zich daar zeer schuldig over voelt. Zijn vrouw, gespeeld door Esther de Boer-van Rijk, probeert hem zo goed mogelijk te steunen. Een recensent van het Algemeen Handelsblad schrijft op 26 februari 1916: "Men moet beiden zien wandelen, gearmd, statig en rustig door de Jodenbuurt, langs de smalle grachtjes die de ranke lyriek onzer stad zijn, en het is een levende idylle, een sprookje van de ouderdom die jong weet te blijven." De film wordt als verloren gegaan beschouwd.
  • 20 september 1918: Graaf Louis de Prébois de Grancé in Pro Domo, regie Theo Frenkel Sr. Samen met Theo Mann-Bouwmeester, Jacques Reule, Lily Bouwmeester, Julie Frenkel-Meijer, Henriëtte Blazer, Coen Hissink, John Timrott, Rika Hopper, Ernst Winar, Annie Wesling, Willy Timrott, Jan Grader, Frits Engels, Jacques Sluyters, Bertus Onstee, Reinoud van der Hilst, Jules Brongers, Piet Kattermole, Max Louis Blitz. Theo Frenkel Sr. schreef het scenario dat hij baseerde op het toneelstuk Pro Domo (1914) van Jonkheer A.W.G. van Riemsdijk. Deze laatste had dit melodrama speciaal voor Louis Bouwmeester geschreven. Het stuk werd geregisseerd door Herman Heijermans. Het was de Amsterdam Film Compagnie die de filmversie produceerde die op 20 september 1918 in het Amsterdamse Cinema Palace in première ging. In de Bioscoopcourant van 19 april 1918 schreef een recensent over de film, die bij voorbaat een succes moest zijn: "(...) Nietemin waren er velen, die hieraan twijfelden, omdat huist het meest pakkende, meest interessante uit dit werk, n.l. het te houden pleidooi van de vader zijn verdediging voor de rechtbank, nooit op de film tot zijn recht kon komen. Dat deze personen te spoedig hebben geoordeeld, bleek bij het zien van deze film. In dit genoemde gemis is op doeltreffende wijze voorzien, n.l. door het aanbrengen van een gedeelte van dit pleidooi op het doek, naast vele gebeurtenissen en treffende momenten uit het gehele leven van de zoon, zodat gedurende het te houden pleidooi, door het zien van dit alles, een indrukwekkende stemming ontstaat. Gedurende de gehele handeling (de film heeft zes akten) blifjt de belangstelling bij en gaat men in 't werk op. Het spel der bekende artiesten was zeker te roemen, en dat dit gewaardeerd werd, bleek enige malen door 't applaus, wat hierbij gehoord werd. De foto's waren over het algemeen zeer helder en de opnamen van de parken en het kasteel in de trant van het verhaal. Voor 't overige gedeelte viel zeer veel op deze film aan te merken en hebben wij van de Amsterdam Film Cie. veel beter verzorgd werk gezien als dat dit met deze film nu het geval was. Het was werkelijk jammer. En dat nu, terwijl dit werk meer als enig ander, betere verzorging verdient." In de collectie van het Nederlands Filmmuseum bevindt zich een fragment van de film (156 meter).
  • 17 oktober 1924: circusdirecteur Hendrik van Dalen en diens broer veeboer Willem van Dalen in Cirque Hollandais, regie Theo Frenkel Sr. Samen met Agnès Marou, Frits Bouwmeester, Aaf Bouber-ten Hoope, Adriënne Solser, Esther de Boer-van Rijk, Jo Bouwmeester-Kluun, Rafaël Bouwmeester, Wiesje Bouwmeester (e.a.). De neef van Bouwmeester, Theo Frenkel Sr., schreef het scenario. The Dutch Film Co. produceerde de film. Toen de film in juli 1924 werd gemonteerd, ging het negatief (en drie maanden werk) bij een brand in de studio compleet verloren. De film werd direct opnieuw gemaakt en alle acteurs kregen opnieuw betaald, dit maal de helft van het oorspronkelijke salaris. Op 17 oktober 1924 ging de film in de Amsterdamse Elite Bioscoop Union, de Passage-Bioscoop en het Rialto-Theater in première. Dochter Wiesje herinnert zich nog dat haar vader in deze film een aanval van delirium moest krijgen. Omdat er in het scenario geen specifieke tekst voor deze scène was, wilde Bouwmeester een scène uit het stuk De Kroeg spelen. Regisseur Theo Frenkel riep midden onder de scène: "Opschieten oom...iedere meter kost geld!" Waarop Bouwmeester antwoordde: "Krijg jij in een paar meter het delirium? Ik kan niet vlugger!" In de collectie van het Nederlands Filmmuseum bevindt zich een fragment van de film (194 meter).


Bronnen: "Of Joy and Sorrow. A filmography of Dutch Silent Fiction", geschreven door Geoffrey Donaldson (1997 Stichting Nederlands Filmmuseum) en "Geschiedenis van de Nederlandse film en bioscoop tot 1940" van Karel Dibbets en Frank van der Maden (red.) (Het Wereldvenster 1986)