Toer van Schayk: Professionele start
Eenlevenlangtheater Toer van Schayk:
- Homepage Eenlevenlangtheater Toer van Schayk
- Biografie
- Repertoire
- Audio
- Video
- Volgens Toer van Schayk
- Volgens anderen
- Colofon
Professionele start
Toer van Schayk erfde de liefde voor ballet en een talent voor tekenen en schilderen van zijn moeder. In 1951 zag hij voor het eerst een optreden van een grote, klassieke balletgroep: het Ballet de Marquis de Cueva, tijdens het Holland Festival. Hij was er erg door gegrepen, maar het duurde nog een jaar of twee voor hij ervan overtuigd was dat hij zelf ook danser zou willen worden.
Zijn jaren op het Barlaeus Gymnasium in Amsterdam waren vooral rusteloos. In de vierde klas bleef hij zitten en ging van school af. Zijn ouders waren gescheiden toen hij tien was. Hij verhuisde in 1952 met zijn vader mee naar Den Haag en toen er besproken moest worden hoe het nu verder moest, vertelde Toer het allerliefst danser te willen worden. Dat vond zijn vader absoluut niet goed, maar hij mocht wel naar de kunstacademie. Toer werd in september 1953 aangenomen op de Haagse Koninklijke Academie voor Beeldende Kunsten en richting Beeldhouwen. Tegelijkertijd volgde hij lessen op de balletschool van Iril Gadescov (pseudoniem van Richard Vogelesang) in de Nieuwe Schoolstraat 32 in Den Haag. De rusteloosheid werd echter niet minder en de dans bleef lokken.
Zijn vader zei dat als hij het echt wilde doorzetten met de dans, hij dan wel een gefundeerde opinie over Toers mogelijkheden wilde hebben. Die kwam van Sonia Gaskell, op dat moment dé autoriteit op dansgebied in Nederland. Toer mocht in 1955 komen voordansen bij Gaskell en haar Nederlands Ballet - de voorloper van Het Nationale Ballet. Haar eigen gezelschap Ballet Recital was in 1954 omgevormd tot het Nederlands Ballet, en kreeg vanaf dat moment subsidie, maar bleef de eerste maanden nog altijd gehuisvest in de krappe studio aan de Zomerdijkstraat in Amsterdam.
Toer maakte de afspraak om voor te dansen met het idee om een advies over zijn kunnen en mogelijkheden te krijgen, zoals zijn vader had gevraagd, maar Gaskell zei dat ze hem wel bij haar groep wilde. Min of meer van de één op de andere dag werd Toer van Schayk aangenomen als adspirant. Zijn opleiding aan de Academie zegde hij op. Met zijn lange, ranke lichaam viel hij bij Gaskell in de smaak. "Toer had een natuurlijke, soepele manier van bewegen en een groot gevoel voor plasticiteit. Ook al had hij niet de bouw om een echt klassiek danser te worden - geen scherp reagerende voeten en een wat trage motoriek - hij had wèl de gave via zijn bewegingen een eigen sfeer te creëren." (Rudi van Dantzig in: Toer van Schayk - Drie dimensies in dans, red. Isabella Lanz en Marcel-Armand van Nieuwpoort, Zutphen 1998)
Toer bleef in Den Haag wonen en reisde met de trein op en neer. Na enkele maanden kwam in Den Haag een nieuw tijdelijk onderkomen voor het nieuwe gezelschap gereed, een leegstaande bewaarschool midden in de Schilderswijk, aan de Koningsstraat 118. Gaskell stelde zich drie doelen: het instuderen van modern buitenlands repertoire door gastchoreografen, het stimuleren van jonge Nederlandse choreografen en het opbouwen van een internationaal repertoire van klassieke meesterwerken.
Toer danste kleine rollen in bijvoorbeeld Le lac des cygnes en Petroesjka en Rudi van Dantzig was één van Gaskells dansers die de kans kregen zich tot choreograaf te ontwikkelen. Toer en hij raakten bevriend, langzaam leek de stille, gesloten en wat afwachtende Toer uit zijn schulp te kruipen. "Ik ontdekte dat Toer net zo bezeten was van de Diaghilev-periode als ik - het mysterieuze bestaan van Nijinski, Pavlova, Fokine - en dat ook hij op jacht was naar boeken over dat fascinerende stuk dansgeschiedenis. Bovendien deelden we onze onvoorwaardelijke bewondering voor het fascinerende duo Hilarides-Flier, waarvan we elke beweging met hongerige blik volgden." (Rudi van Dantzig in: Toer van Schayk - Drie dimensies in dans, 1998) Ze hadden nog meer gemeen: beiden bleken erg van tekenen te houden. Al gaf Van Dantzig onmiddelijk toe dat Toer daar beter in was dan hijzelf. In 1956 vroeg Rudi van Dantzig hem dan ook om de decors en kostuums te ontwerpen voor zijn tweede choreografie Tij en ontij. Hun eerste gezamenlijk productie ging op 8 juni 1956 in première. Er zouden er tientallen volgen.
Voor de dansers waren de eerste jaren van het Nederlands Ballet van Sonia Gaskell een inspirerende tijd, maar niet alles ging goed. Er kwamen steeds meer strubbelingen en in 1959 barstte de bom: een groep dansers, waaronder Rudi van Dantzig, Jaap Flier, Alexandra Radius, Marianne Hilarides, Aart Verstegen en Willy de la Bije, verliet het gezelschap en richtte samen met Benjamin Harkarvy het Nederlands Dans Theater op. Toer van Schayk was het wel met de opstandige dansers eens, maar wilde zich er eigenlijk zo min mogelijk mee bemoeien. Hij had, de zomer voor dat de bom barstte, besloten om terug te gaan naar de Academie. "Beeldhouwen is misschien toch meer wat ik wil dan dansen." In de jaren die volgden richtte hij zich vooral op de beeldende kunst, al maakte hij ook zo nu en dan nog de kostuum- en/of decorontwerpen voor balletten van het Nederlands Ballet (Les présages, Les sylphides) en het in 1961 opgerichtte Het Nationale Ballet (o.a. Jungle, Ombres en Een Finse auto van Van Dantzig).
In 1965 keerde hij terug met een gastoptreden als danser in Van Dantzigs Monument voor een gestorven jongen in de rol van de Jongeman, één van zijn meest geprezen dansrollen. In 1967 werd hij als danser aangesteld bij het Het Nationale Ballet, waar hij dankzij zijn expressieve en indringende vertolkingen een geliefd solist werd.