Toer van Schayk: Biografie - Het Nationale Ballet

Uit TheaterEncyclopedie
Ga naar: navigatie, zoeken

Logo eenlevenlangtheater2.jpg

Toer van Schayk. Foto: Jean van Lingen. Herkomst: Privécollectie.


Eenlevenlangtheater Toer van Schayk:

Het Nationale Ballet

Beeld uit de voorstelling Monument voor een gestorven jongen (1965), Yvonne Vendrig en Toer van Schayk. Foto: Particam Pictures. Collectie TIN.

Nadat Toer van Schayk in 1960 cum-laude afstudeerde als beeldhouwer aan de Koninklijke Academie in Den Haag, had hij met behulp van een studiebeurs nog een jaar in Antwerpen aan het Hoger Instituut voor Schone Kunsten verder kunnen leren. Daarna kocht hij samen met Rudi van Dantzig een huisje met atelierruimte in de Amsterdamse Jordaan, waar Van Schayk verder kon met zijn beeldhouwwerk. Voor Gaskells Nederlands Ballet had hij tijdens zijn studie zo nu en dan nog een decor- en/of kostuumontwerp gemaakt. In 1961 werd het Nederlands Ballet opgeheven en Het Nationale Ballet opgericht, Sonia Gaskell bleef artistiek leider. Met de voorstelling Jungle van Rudi van Dantzig maakte Toer van Schayk zijn eerste decor- en kostuumontwerp voor het nieuwe gezelschap, waarin hij bovendien zelf ook danst. Er zouden er nog veel volgen, maar in 1964 vertrekt van Schayk eerst nog voor een klein jaar naar het Griekse eiland Paros, waar hij in een oude, koude loods, vlak bij een marmergroeve gelegen, iconen schildert en een paar grote, marmeren beeldhouwwerken maakt.

In 1965 haalt van Dantzig hem over om de rol van Jongeman in zijn Monument voor een gestorven jongen te dansen, al kostte dat niet heel veel moeite. De danser die eigenlijk de titelrol zou krijgen, raakte tien dagen voor de première tijdens de repetities door een ongeluk uitgeschakeld en de tweede danser liet de rol liever aan zich voorbij gaan. Toer was al nauw bij de voorstelling betrokken omdat hij de decors en kostuums had ontworpen. Bovendien had hij Van Dantzig steeds nieuwe suggesties gedaan, wanneer deze vastliep bij het maken van de choreografie. "Tijdens onze weekendrepetities was voor mij vast komen te staan dat Toer met zijn naar binnen gekeerde intensiteit verreweg de beste vertolker zou zijn die ik me kon wensen, en bovendien kende hij door ons samenwerken de structuur van de choreografie door en door. (...) Toer danste 'Monument' indrukwekkend, hij zette een naar toenadering hunkerende maar zich onbenaderbaar makende antiheld neer, een halfvolwassene die ernaar snakte om aan het leven deel te nemen maar er toeschouwer van bleef. Hij was in één klap, en niet mis te verstaan, terug op het toneel en danste het ballet door heel Nederland, als 'gast' van het Nationale Ballet." (Rudi van Dantzig in: Toer van Schayk - Drie dimensies in dans, red. Isabella Lanz en Marcel-Armand van Nieuwpoort, Zutphen 1998)

Kostuumontwerp voor Bob Fisher als Mercutio uit Romeo en Julia 67292.jpg Kostuumontwerp voor een Dame uit Romeo en Julia 67293.jpg

Kostuumontwerpen voor Bob Fisher (links) als Mercutio en voor een Dame (rechts) uit Romeo en Julia. Ontwerp: Toer van Schayk, 1966. Collectie TIN.


Anderhalf jaar later, in 1967, tekende Toer van Schayk bij Gaskell op kantoor het contract waarmee hij zich als half-solist aan Het Nationale Ballet verbond. Intussen kreeg hij van Gaskell de opdracht de decors en kostuums te ontwerpen voor Romeo en Julia, gechoreografeerd door Rudi van Dantzig. Het avondvullende ballet was voor hen beiden een mega-productie, waar van Schayk ook nog eens de titelrol van Romeo zou vervullen, naast Olga de Haas als Julia.

Van Schayk bleef het dansen combineren met het ontwerpen en ging in 1970 een nieuw avontuur aan: voor The Royal Ballet ontwierp hij de decors en kostuums voor The ropes of time, een ballet dat Van Dantzig speciaal voor Nurejev, op diens verzoek, had geschreven. Het ging op 2 maart in Londen in première, maar zou op 16 juni ook in Nederland tijdens het Holland Festival worden uitgevoerd onder de Nederlandse titel: De touwen van de tijd. Hierin danste Van Schayk zelf de rol die Nurejev in Londen had gedanst.

Kostuumontwerp voor Christine Anthony in De Droom 70595.jpg Kostuumontwerpen voor Maaike v.d. Boogert en Nicolette Langestraat als vrouwelijke wezens in De Droom 70596.jpg

Toer van Schayk, Links: Kostuumontwerp voor Christine Anthony in De Droom; Rechts: kostuumontwerpen voor Maaike v.d. Boogert en Nicolette Langestraat als vrouwelijke wezens in De Droom, Het Nationale Ballet, 1971. Collectie TIN.


Kort daarna krijgt Van Dantzig de opdracht om de choreografie van de opera De droom van Ton de Leeuw op zich te nemen. Het is zo'n omvangrijke klus dat hij Van Schayk, die ook het kostuum- en decorontwerp maakt, vraagt om de choreografie samen met hem te maken. "Hij verraste me door de grilligheid van zijn fantasie, zijn ongewone en eigenzinnige bewegingspatronen en de manier waarop hij een moderne partituur helder en vindingrijk gestalte gaf. Hier was een choreograaf aan het werk." (Rudi van Dantzig in: Toer van Schayk - Drie dimensies in dans, Zutphen 1998) Van Dantzig, sinds het vertrek van Sonia Gaskell in 1969 artistiek leider van Het Nationale Ballet, vraagt Van Schayk dan ook direct na De droom een eigen choreografie te maken. Dat wordt Onvoltooid verleden tijd, waarmee Van Schayk in 1971 officieel als choreograaf bij het gezelschap debuteert.

Beeld uit de voorstelling Onvoltooid verleden tijd (1971), voorgrond: Nicolette Langestraat, Sonja Marchiolli, achtergrond: Margriet van Waveren. Foto: Particam Pictures. Collectie TIN.

Vijf jaar later wordt hij benoemd tot huischoreograaf van Het Nationale Ballet, in welke functie hij meer dan dertig balletten maakt. Een deel daarvan wordt ook door buitenlandse groepen uitgevoerd. Met name door de combinatie van klassieke danstechniek en Grahamdans is zijn stijl verwant aan die van Rudi van Dantzig. Hoekige of gekromde lijnen en gekromde lichaamshoudingen versterken de emotionele zeggingskracht. Maar meer dan Van Dantzig benadrukt Van Schayk als choreograaf de grafische kenmerken van zijn bewegingscomposities. Opvallend daarin zijn de sculpturale groeperingen van dansers die met hun ledematen een ijl lijnenspel laten zien. Naast pure dans gebruikt Van Schayk ook vaak mime, waarmee het plastische karakter van zijn bewegingscomposities nog wordt versterkt. In de jaren zeventig benadrukte hij hiermee vaak poses die zijn balletten een statische indruk gaven. In de jaren tachtig krijgt zijn dansstijl een grotere en meer driftige beweeglijkheid en krijgen meer vloeiend verlopende danspatronen meer aandacht. (Bron: Het Nationale Ballet 25 jaar: de geschiedenis van Het Nationale Ballet van 1961 tot 1986, Luuk Utrecht, A. de Lange 1987)

Beeld uit de voorstelling Voor, tijdens en na het feest (1972), Marie-Josette Aerts, Sonja Marchiolli. Foto: Particam Pictures/MAI. Collectie TIN.

Niet alleen qua stijl, maar ook in de keuze van zijn onderwerpen en thematiek is er een sterke verwantschap tussen Van Schayk en Van Dantzig. Beiden hebben een sterke maatschappelijke betrokkenheid die in hun werk terug is te zien. Meer dan Van Dantzig lijkt Van Schayk de nadruk te leggen op het onherbergzame, kille karakter van een wereld die, door de drang tot zelfvernietiging van zijn bewoners, verdoemd lijkt. (Bron: Het Nationale Ballet 25 jaar, Luuk Utrecht, 1987) Veel van zijn choreografieën, maar ook zijn beeldende werk, verwijzen naar de dreigende vernietiging van de mens en de natuur. De dansers bewegen zich ook dikwijls op een angstige manier, in gebogen of gekromde houding, onder invloed van dreigend onheil. Een Amerikaans rapport over milieuverontreiniging dat hij ooit las, trof hem als een 'mokerslag', zegt hij. "Wat ik daarin las heb ik verwerkt in wat ik deed en doe. Veel van mijn choreografische werk heeft een noodlotssfeer. In mijn tekeningen en schilderijen zit dat ook, maar niet bewust. Het duikt steeds weer op." Treffende voorbeelden zijn Voor, tijdens en na het feest (1972), Life (in 1979 samen met Rudi van Dantzig gemaakt) en Landschap (1982) (Bron: Het Parool, Wim de Wagt, 13 juni 2006)

Bijzonder aan Van Schayks stijl is dat hij de bijna altijd aanwezige noodlotssfeer in zijn balletten vaak op geestige wijze aanpakt. Deze is vaak zichtbaar door een droog of ironisch gevoel voor humor, soms ook wrang of sarkastisch. Het op tragikomische manier schetsen van menselijke verhoudingen speelt in al zijn werk een belangrijke rol, en juist daarin komt zijn humor het beste tot zijn recht. De mensen in zijn balletten klampen zich soms vast aan allerlei sociale conventies, om hun eenzaamheid en onvermogen tot communicatie te verhullen. Angst, verdriet en wanhoop worden door Van Schayk meestal niet op heftige wijze getoond en invoelbaar gemaakt, maar juist op een wat beschouwelijke wijze getoond, niet zelden verhuld in een waas van melancholie. (Bron: Het Nationale Ballet 25 jaar, Luuk Utrecht, 1987)

Tot slot is daar zijn liefde voor de dansgeschiedenis, al vroeg ingegeven door de plaatjesboeken van beroemde Russische dansers van zijn moeder. Twee van Van Schayks werken zijn geïnspireerd door de balletten die Nijinski ooit bij de Ballets Russes van Diaghilev creëerde: Jeux (1977) en Faun (1978). In 1976 stelde hij het eductieve programma In het voetspoor van de dans samen. Pyrrhische Dansen I (1974) is geïnspireerd door oude krijgsdansen uit Griekenland en Pyrrhische Dansen II verwijst naar de classicistische hofballetten. (Bron: Het Nationale Ballet 25 jaar, Luuk Utrecht, 1987)

De meeste van zijn ontwerpen en choreografieën maakte Van Schayk voor Het Nationale Ballet, maar zijn dubbeltalent voor choreografie en ontwerp bleef ook in het buitenland niet onontdekt. Hij werkte onder andere voor The Royal Ballet in Londen, het Noorse Nationale Ballet in Oslo, het Nationale Ballet in Finland, het Scottish Theatre Ballet in Glasgow en het Pools Nationaal Ballet in Warschau, een voorstelling waarbij hij ook het kostuum- en decorontwerp voor zijn rekening nam.