Joop van den Ende: Biografie - De ondernemer
Eenlevenlangtheater Joop van den Ende:
- Homepage Eenlevenlangtheater Joop van den Ende
- Biografie Joop van den Ende
- Repertoire Joop van den Ende
- Audio
- Video
- Volgens Joop van den Ende
- Volgens anderen
- Colofon
De ondernemer
Joop van den Ende Theaterproducties maakte vooral na de opening van het eerste eigen theater een enorme groei door. Wat begon als eenmanszaak, met een bureautje in de hoek van de huiskamer, ontwikkelde zich tot een groot en financieel gezond theaterbedrijf, dat naast het feestenwerk en de televisie een onderdeel vormde van het totaalbedrijf van Van den Ende. In 1994 ging dat bedrijf - onder de naam Endemol - een alliantie aan met het bedrijf van mediatycoon John de Mol jr.. Met Endemol werd in 1996 de gang naar de beurs gemaakt. Een jaar later koos Joop van den Ende er voor om zijn live-entertainment activiteiten toch weer los te koppelen van het televisiebedrijf. Stageholding werd opgericht als moederbedrijf, waarbinnen Joop van den Ende Theaterproducties, Holiday on Ice, ShowBizCity, Wentink Events, de Reserveerlijn, Fortis Circustheater en Dodgers Theatricals New York opereren. In maart 2000 doet het Spaanse Telefónica een openbaar bod op alle aandelen Endemol. Het bod vertegenwoordigt een waarde van ongeveer 5,5 miljard Euro. Van den Ende en De Mol, die ieder nog ongeveer een kwart van de aandelen hebben, worden beiden op slag miljardair.
Joop van den Ende: "Toen ik met mijn televisiebedrijf fuseerde met John de Mol hebben we samen onder vier ogen een paar afspraken gemaakt. We hebben elkaar gevraagd: "Wat wil je nou echt? En wat doen we als het mis gaat, of als het goed gaat?" Ik zou gek geworden zijn van ellende als ik m'n theateractiviteiten had moeten afstaan, dus spraken we af dat ik dat deel voor mezelf kon houden. Bij de beursgang van Endemol zijn overal prijskaartjes aangehangen en toen ik de theatertak weer los wilde koppelen van de televisieonderneming, heb ik die prijzen ook betaald. De reden dat ik de zaak splitste, was dat de aandeelhouders en de beleggers niet zo enthousiast waren over het theater. Dat is namelijk geen stabiele industrie. Ik wilde ook graag mijn handen weer vrij hebben. Theater - hoe zakelijk ook - is toch een artistiek proces, waarin je omwille van het creatieve je beslissingen neemt. Als je als bedrijf beursgenoteerd bent dan moet je groeien. Dan is een zaalbezetting belangrijker dan een artistieke wending. Achteraf bekeken denk ik dat ik er goed aan gedaan heb om zo op televisie te wedden. Het heeft me de gelegenheid gegeven om te groeien. En daardoor ben ik nu helemaal onafhankelijk en kan ik doen wat ik wil. Dat betekent overigens niet dat ik maar raak doe. Dat heb ik wel zo'n beetje afgeleerd. De laatste vijftien jaar heb ik met mijn theaterwerk geen risico's meer genomen zoals vroeger, waarmee ik de zaak in gevaar bracht. In principe ben ik dus verstandiger geworden, maar toch vind ik niet dat ik m'n avontuur ben kwijtgeraakt. Ik wil er voor waken dat de zakenman die in me zit niet de overhand krijgt. Er moet een goede balans zijn tussen het creatieve en het zakelijke.'
De groei van het theaterbedrijf van Joop van den Ende bleef niet beperkt tot Nederland. Toen hij in 1992 Cyrano — de musical uitbracht, wist de producent dat dit de voorstelling moest zijn waarmee hij het in het buitenland wilde proberen. Omdat alleen het beste goed genoeg was, werd niet gekozen voor Berlijn, Parijs, Wenen of Londen, maar voor New York. De poging om Broadway met Cyrano helemaal te veroveren mislukte, voornamelijk omdat men in het theatermekka niet echt open stond voor een Nederlands product — met een Nederlandse hoofdrolspeler en een Nederlandse regisseur. Na 175 voorstellingen (waarvan Bill van Dijk er 102 speelde) en vijftien miljoen gulden verlies, besloot Joop van den Ende de productie op te breken. Toch was het allemaal geen verloren tijd, moeite en geld. Er werden door Joop van den Ende en zijn uitvoerend producent Robin de Levita zoveel contacten gelegd in de Amerikaanse theaterwereld, dat ze er actief konden blijven als co-producent.
Robin de Levita: "Na het stopzetten van Cyrano op Broadway moesten we eerst even slikken, maar hebben we toch besloten New York niet te verlaten. Als we dat gedaan hadden, waren we onze investeringen kwijt geweest. We zochten het al snel in het co-productieschap, want het komt maar zelden voor dat iemand het op Broadway in z'n eentje redt. We zijn een joint venture aangegaan met Dodgers, een productiebedrijf met eenzelfde bloedgroep als de onze. Bij het produceren in het buitenland heb je te maken met grote cultuurverschillen. In de Verenigde Staten is de macht van de vakbond heel erg groot. Produceren is daar aan zoveel regels gebonden, die je allemaal beperken in tijd en geld. Het kost in Amerika bijvoorbeeld net zoveel om een decor te laten ontwerpen en construeren als om het op te bouwen. De macht van de pers is ook enorm. De schrijvende pers heeft in Amerika een enorme invloed op de toekomst van je productie. Recensies komen daar echt op de eerste plaats, daarna volgt de mond-tot-mond-reclame. Soms bieden de prijzen die een productie wint nog een oplossing. Bij Titanic hadden we slechte kritieken en leden we dus verlies, maar doordat we alle belangrijke Tony Awards wonnen, konden we nog twee jaar draaien. Het laatste grote cultuurverschil is de macht van de schrijver en de regisseur. In Nederland is de producent de baas, ook op artistiek gebied. Als Joop over een scène zegt: dit vind ik niet goed, dan gaat die er uit. In Amerika kan dat soort dingen absoluut niet."
Joop van den Ende: "Ik ben inderdaad een producent die zich inhoudelijk bemoeit met de voorstellingen. Als ik me ergens niet mee kan bemoeien, vind ik er niks aan. De regisseurs in Nederland weten dat en accepteren mijn bemoeienis. De kwaliteitsbewaking na de première wordt uitgevoerd volgens het buitenlandse systeem van resident directors. Die handelen uit naam van de oorspronkelijke regisseur en blijven de acteurs aanwijzingen geven. Ikzelf ben na een première al weer bezig met het nieuwe. Heel fout misschien, maar dat komt voort uit mijn drang naar vooruitgang en creëren."
Het theaterbedrijf van Joop van den Ende mocht zich vanaf 1995 co-producent noemen van Broadway-producties als Hamlet, Victor Victoria (met achtereenvolgens Julie Andrews, Liza Minelli en Raquel Welch in de hoofdrol), Titanic, Footloose, The King and I, Once upon a mattress, How to succeed in business without really trying en The Music Man. Na het debuut in New York zochten de producent en de zijnen aansluiting met de Engelse theatermarkt. In Londen kwamen onder andere Tommy, Chicago, West Side Story, Fosse en Spend Spend Spend als co-productie uit. Als volgende groeimarkt werd Duitsland gekozen, waar ook een eigen theater, het Colosseum in Essen, werd geopend met de musical Elisabeth.
In 2001 riepen Joop van den Ende en zijn vrouw Janine de VandenEnde Foundation in het leven. Met een jaarlijkse donatie van tien miljoen euro willen zij ‘kansen bieden’ aan culturele en educatieve projecten. Het fonds schaart zich hiermee bij de grootste Nederlandse particuliere fondsen. De herbouw van een theatercomplex aan de Amsterdamse Marnixstraat, beter bekend als het Nieuwe De la Mar Theater en de daarnaast gelegen voormalige bioscopen tot het DeLaMar Theater, is één van de projecten die de stichting ter hand heeft genomen. Maar bij voorbeeld ook de vervolgopleiding in het buitenland van talentvolle jonge musici wordt door de stichting mogelijk gemaakt. De foundation heeft ook het initiatief genomen tot het uitbrengen van een serie boeken over theater- en televisiepersoonlijkheden; tot nu toe kwamen o.a. uit: Mary Dresselhuys, Wim Sonneveld, André van Duin en Ellen Vogel.
In 2004 opent Van den Ende in New York het Dodger Stages theatre complex (later omgedoopt tot het New World Stages theatre complex), met daarin vijf zalen voor off-Broadway producties. Twee jaar later, in 2006, houdt de samenwerking op met de Dodger producenten en wordt het eigen theatercomplex voortaan geëxploiteerd onder de naam New World Stages. De snelle groei van de afgelopen jaren is mede te danken aan het sluiten in 2000 van een overeenkomst met Disney Theatricals Worldwide (Aida, The Lion King, Beauty and the Beast, Tarzan, Mary Poppins, The Little Mermaid) en de intensieve samenwerking in Europa met Littlestar, de producent van Mamma Mia!. Hiermee creëerde Joop van den Ende nieuwe Europese expansiemogelijkheden voor de musical, met name in Duitsland, Spanje, Rusland, Frankrijk en Italië. Van den Ende heeft de intentie om deze expansie voort te zetten in andere Europese landen. Slecht renderende theaters in Nederland, de Verenigde Staten, Engeland, Duitsland, Spanje, Frankrijk, Italië en Rusland worden door zijn bedrijf overgenomen.
Wanneer in januari 2006 het in 2000 met Telefonica overeengekomen concurrentiebeding (een verbod om vijf jaar lang dezelfde activiteiten als Endemol te ontplooien) verloopt, neemt Van Den Ende een belang van 30% in de productiemaatschappij Eyeworks van Reinout Oerlemans, die zijn televisiecarrière ooit begon in Van den Endes soapserie Goede tijden, slechte tijden.
Van 2005 tot 2008 was Joop van den Ende actief in de vastgoedbranche via Living City Property Performance, een joint venture met Trimp & Van Tartwijk. Living City concentreerde zich in de ontwikkeling van vastgoed rond theaters, zowel in als buiten Nederland. In april van 2008 stapte Joop van den Ende uit Living City vanwege een fraudeonderzoek waar de partners van Living City bij betrokken waren. Van den Ende bleef wel actief betrokken bij de bouw van het DeLaMar Theater in Amsterdam, dat volledig door de VandenEnde Foundation is gefinancierd. Het theater, in hartje Amsterdam, is op 28 november 2010 geopend en biedt een breed publiek een gevarieerd programma van toneel, cabaret, musical, familietheater en diverse internationale voorstellingen.
De tekst op deze pagina is grotendeels afkomstig uit 'Koopman in illusies - 30 jaar Joop van den Ende Theaterproducties' van Hilde Scholten (Theater Instituut Nederland 2000) en de website van Joop van den Ende's bedrijf Stage Entertainment.