Opkomst, bloei en neergang van De Firma van Lier
Het verhaal over de ‘Firma van Lier’, is in een kortere versie gepubliceerd in het septembernummer van Ons Amsterdam (2019).
Opkomst, bloei en neergang van De Firma van Lier
Hoewel de naam “Firma van Lier” anders doet vermoeden, gaat het hier om een familie die hun passie deelden voor het theater. Aan de basis van De Firma van Lier staat de persoon van Abraham Israël van Lier.
Abraham van Lier en zijn familie
Abraham Israël van Lier is geboren te Amsterdam op 2 november 1813. Hij is een zoon van Israël Joseph van Lier (1781 – 1831) en Fijtje Abraham van Winter (1788 – 1856). Abraham had drie broers en twee zusters.
Zijn zusje Roosje Israël overlijdt in 1819 al op zeer jonge leeftijd op de leeftijd van vier jaar. Het gezin van Joseph Israël van Lier woont dan in Delft.
Zijn andere zuster, Betje Israël (geboren in 1824 te Amsterdam), trouwt in 1845 met Meni Samehtini. Hij is muzikant (geboren te Middelburg in 1819), zoon van een bekend muziekmeester. Hun dochter Flora wordt toneelspeelster. Vader Meni zal het niet meemaken, hij overlijdt in 1850.
Van zijn broers is, behalve van Benjamin Israël, niet bekend dat zij iets met het toneel van doen hadden. Benjamin, die een paar jonger is dan Abraham, was volgens zijn huwelijksakte toneelspeler. Voor zover valt na te gaan, heeft hij vooral kleine rollen gespeeld, onder andere in het Grand Théâtre des Variétes op 12 april 1855. Later, bij het huwelijk van zijn dochter, wordt hij ‘bureaulist’ genoemd. In het geval van Benjamin gaat het om een administratieve functie bij het theater van zijn broer Abraham. Op 30 april 1886 wordt er ‘ten benifice van den bureaulist Benjamin van Lier’ een speciale voorstelling gegeven.
De oudste broer van Abraham is Joseph Israël, geboren op 22 november 1811. Hij heeft zichzelf ‘ter keuring’ bij de militie aangeboden. Zijn lengte bij de keuring was 1 el, 6 palmen, 9 duimen en 5 strepen, te lezen als 1 meter 69 ½. Hij krijgt de aantekening ‘een jaar vrij, te klein’ mee. Wat daarmee wordt bedoeld is niet bekend.
Als hij 28 jaar is, trouwt hij met Sophia van Lier (uit Utrecht). Joseph overlijdt op 37-jarige leeftijd op 11 januari 1848.
Van zijn broer Samuel Israël (geboren te Delft op 10 november 1816) is bekend dan dat hij ook werkzaam is geweest als bureaulist (huwelijksakte). Toen hij werd gekeurd voor de militie gaf hij aan werkzaam te zijn als sigarenmaker. Als hij in Amsterdam komt te wonen, wordt in het bevolkingsregister van 1851 - 1853 ook ‘artist’ genoemd. Wat voor artiest hij was, is onbekend. In deze periode woont hij al samen met zijn latere vrouw: Henriëtte Manus (geboren op 29 januari 1819 te Utrecht, oud 35 jaar). Zij trouwen op 30 augustus 1854 in Amsterdam, Samuel is dan 37 jaar oud. In Amsterdam worden twee dochters geboren (op 6 juli 1856 Rachel Fanny en op 14 juli 1859 Josephine Caroline). Daarna is niets meer bekend over dit gezin.
De opleiding, het begin van een toneelcarrière
Abraham van Lier is zijn loopbaan begonnen als muzikant (klarinettist) en dansmeester. Later werd hij lithograaf en speelde tegelijkertijd enkele kleinere rollen in de Stadsschouwburg.
(Dat hij in 1821 samen met een zekere Nathan Judels directeur werd van een klein toneelgroepje, lijkt gezien de leeftijd van Abraham, 7 à 8 jaar, niet correct. De bron voor deze informatie is Nathan Wolf.[1])
Als Abraham kleine rollen vervult in diverse kleinere theaters, ontmoet hij zijn vrouw: de toneelspeelster Leentje (Helena) de Jong (1 maart 1823 – 13 augustus 1882). Zij trouwen op 27 augustus 1845. Nathan Wolf (hoofdredacteur van een kunsttijdschrift) noemt haar ‘de kunstzuster van Abraham’. Abraham en Helena besluiten om na hun huwelijk in 1845 te blijven acteren. Zij nemen een engagement aan bij Pierre Israël Boas en Nathan Judels van de Salon des Varietés in de Amstelstraat 5-7 te Amsterdam.
Van zijn broers gaat ook Benjamin van Lier aan het toneel. Hij zal ook optreden in de Salon en later in het theater van zijn broer.
Abraham en Helena krijgen drie zoons: (Isouard, Lion en Joseph) en een dochter (Fannij Sara). Ten tijde van de overname van ‘zijn theater’ in de Amstelstraat woonde het gezin op Botermarkt 29 (nu: Rembrandtplein). De drie zoons zouden het theater na het overlijden van hun vader in 1887 in zijn naam voortzetten.
Allen waren actief in de wereld van het theater, hetzij als danser, acteur, schrijver en uiteindelijk ook als exploitant van het theater.
Maar Abraham wil meer dan acteren, hij wil een eigen theater!
In januari 1852 neemt Abraham samen met Jan Andreas Schoeman de directie over van wat toen nog de ‘Hoogduitsche Schouwburg’ was. Deze Jan Andreas was volgens het bevolkingsregister tussen 1851 en 1853 winkelier. In een artikel in De Vrijdagavond, in een interview met Lion van Lier van 2 mei 1924, wordt hij makelaar genoemd. Lion van Lier, in de wandelgangen ‘Lionnetje’ genoemd, vertelt onder meer over de geschiedenis van de Hoogduitsche Schouwburg van voor 1852. Volgens hem werd de schouwburg opgezet door een ‘consortium van reders en houtkopers die het houtmonopolie van Rusland naar Nederland hadden’[2]. De laatste eigenaar, de houtkoper en consul van Rusland Louis Splitgerber, zou de schouwburg voor 40.000 gulden verkopen aan de vader van Lion: Abraham van Lier. Hoe Abraham van Lier de aankoop heeft gefinancierd, is niet bekend. Het ging in ieder geval om een gigantisch bedrag: omgerekend naar euro’s bijna € 1.000.000![3] De Hoogduitsche Schouwburg was gevestigd in de Amstelstraat op nummer 21.
Na het aanvaarden van het directeurschap stopt Abraham met het acteren. Helena blijft echter verbonden aan het theater (de Salon des Varietés) als eerste actrice.
Onder Van Lier en Schoeman gaat de schouwburg verder onder de naam Grand Théâtre des Variétés (vanaf 1861 – Grand Théâtre). In 1856 gaat Abraham zonder zijn vennoot Schoeman verder. Volgens de schrijver (en hoofdredacteur Nardus Henri Wolf, alias van Nathan Wolf) van een lang artikel in het tijdschrift ‘De Kunst’ is er sprake van ‘De Firma van Lier’[4]. Oorspronkelijk was dit De Firma Schoeman en Van Lier[5]. Een officiële aankondiging van een naamsverandering is nog niet gevonden. In een kort artikel ter gelegenheid van het 25-jarige jubileum van Abraham in 1877 wordt gesteld dat het compagnonschap met Schoeman eindigde in 1856.[6] Het Grand Théâtre was voor zover valt na te gaan een goed lopend ‘bedrijf’: er zijn vele voorstellingen en optredens van lokale en internationale artiesten. Artiesten die toen een grote naam en faam hadden, maar heden ten dage onbekend zijn.
Eén naam is nog wel bekend, die van Sarah Bernhardt, de beroemde Franse actrice met een Nederlandse moeder. Volgens de al eerdere aangehaalde Nathan Wolf was Sarah Bernhardt een nicht in de verre graad van de Van Liers. Sarah Bernhardt speelde op 25 maart 1880 in het Grand Théâtre. Acht jaar later zou ze het theater nogmaals bespelen.
Om een indruk te krijgen van het Grand Théâtre, dit fragment:
“Deze Hoogduitsche Schouwburg is het tegenwoordige Grand Theater in de Amstelstraat, ongeveer dertig jaren geleden in- en uitwendig eenigermate verbouwd. Na Van der Vijvers tijd kwam het in handen van den heer A. van Lier, die er zeer zeker een kunsttempel van wist te maken. Er speelden Hollandsche gezelschappen en van tijd tot tijd traden er de grootste buitenlandsche tooneelkunstenaars op: Ristori, Possart, Mitterwürzer, Sarah Bernhard, Coquelin, Barnays en vele anderen. Na den dood van Abraham van Lier, een algemeen zeer gezien en geacht man, voerden zijne drie zonen, Leon, Isouard en Joseph, de directie. Zij zetten de traditie huns vaders voort. Gedurende eenigen tijd werden er ook operettes opgevoerd, o.a. Gilbert en Sullivans Mikado. Op den duur konden zij het niet bolwerken. De schouwburg ging in andere handen over. Een paar jaren was Herman Heijermans er directeur. Thans worden er revues en andere uitingen van zgn. vermaakskunst ten tooneele gebracht.
Een merkwaardigheid van het Grand Theater was de gezellige ouderwertsche koffiekamer, welker wanden behangen waren met portretten van beroemde buitenlandsche acteurs en actrices, opgedragen aan de Van Liers en dragende de illustere handteekeningen.
Des zomers werd de schouwburg niet gebruikt. Dan werden voorstellingen gegeven in Van Lier’s zomer-theater aan de Buitenschans, niet ver van waar zich thans het Rijksmuseum bevindt. Het was een houten gebouw, met een grooten tuin, omringd door open veranda’s, er voor. Toen het plaats moest maken voor hetgeen er thans staat, stichtte Van Lier een zomer-theater in de Fransche Laan, eveneens met een tuin er vóór en een café aan de straat. Het theater bestaat nog, onder den naam van Plantage-Schouwburg, welks glorietijdperk was toen Stoel en Spree er den scepter zwaaiden en de Boubers er triomfen vierden. Waar eenmaal tuin en café waren, staat sinds 1900 het gebouw van den Diamantbewerkersbond, een van Berlages schoonste scheppingen.”[7].
Maar: de door Henri Polak genoemde Plantage Schouwburg was geen zomertheater. De Plantage Schouwburg was wel de opvolger van een houten zomertheater dat om de hoek stond, in de Plantage Parklaan.
Hoewel er officieel een einde was gekomen aan het compagnonschap, hielden Abraham en zijn oude vennoot nog jaren contact als het gaat om de theaterwereld. Zo is er in 1868 sprake van een nieuw zomertheater aan de Plantage Parklaan. De namen Van Lier en Schoeman komen beiden voor in de aankondigingen. Waaruit de samenwerking bestond, is niet bekend. In een advertentie in het Algemeen Handelsblad van 26 mei 1868 is sprake van ‘de grote Schouwburg-Loge van de Heeren Schoeman en Van Lier’.
Abraham van Lier is niet iemand die stil kan zitten. Hij wil meer, hij wil vooruit. Zo neemt hij met enige voortvarendheid de modernisering van het Grand Théâtre in de Amstelstraat ter hand. De afronding daarvan is in 1875. Abraham wordt hierin onvermoeibaar genoemd. Terecht, want in hetzelfde jaar opende hij ook zijn zomertheater in de Plantage Franschelaan.[8] In advertenties werd het zomertheater ook wel aangeduid als: ‘Van Lier’s Nieuwe Schouwburg’.[9]
Op 8 mei van 1875 vond de eerste voorstelling plaats. Het gaat om het stuk met de titel: ‘Olimpia of het leven van een Tooneelspeelster’, opgevoerd door ‘De Vereenigde Tooneellisten’. Deze groep stond onder leiding van de heren Willem Stumpff (1826 – 1912) en Louis Jacques Veltman (1817 – 1907). Waar het stuk over gaat en of het een groot succes is geworden, is niet meer te achterhalen. De ‘Vereenigde Tooneellisten’ blijven wel vaste bespeler van de nieuwe schouwburg, zoals zij dit ook al waren bij het Grand Théâtre.
Het zomertheater of ‘Van Lier’s Nieuwe Schouwburg’ voldeed echter niet aan de eisen van Abraham van Lier en hij besluit tot de bouw van een stenen schouwburg: de Plantage Schouwburg.
Succesvolle jaren?
Abraham, ouderen noemden hem familiaar ‘Bram van Lier’, is tot aan zijn overlijden op 7 januari 1887 actief geweest in de theaterwereld. Na zijn overlijden wordt de traditie van Abraham van Lier voortgezet door zijn drie zoons.
N.H. Wolf schrijft in 1912 ter gelegenheid van het 60-jarige bestaan van De Firma van Lier een lang en lovend artikel met een opsomming van vele artiesten die ‘bij Van Lier’ hebben opgetreden. Bij het overlijden van Joseph van Lier schrijft hij: “Toen de oude heer Van Lier in 1887 kwam te sterven, namen de drie zonen het bestuur van schouw burg en gezelschap op zich. En men kan zeggen dat in de familie Van Lier nagenoeg het gehele Nederlandse toneel vertegenwoordigd is geweest. Al wat in binnen- en buitenland groot was, heeft onder hun directie in het Grand Théatre gespeeld, en al wat naam in de Nederlandse toneelwereld had en nog heeft, heeft zijn debuut in het Grand Théatre gemaakt. De grootste beroemdheden ter wereld op toneel- en óók op operettegebied, zijn aan den naam Van Lier verbonden geweest. En men kan uit onze toneelwereld, ten minste van de ouderen, bijna niemand noemen, die niet minstens enige jaren bij hen in engagement is geweest.”[10]
Eén van Abraham’s grootste successen is misschien wel de komst van Sarah Bernhardt naar Amsterdam, naar ‘zijn schouwburg’, het Grand Théâtre, in de Amstelstraat. Ter gelegenheid van het zestigjarig bestaan van De Firma verscheen er in het tijdschrift De Kunst een artikel, waarin werd gesproken over dit succes:
“Sarah is een familielid van de Van Liers, een nicht in verren graad. Te Parijs in het Théatre Français vierde zij haar triomfen, en geboren Amsterdamse als zij is, de Kinsbergen's, een bekende Amsterdamsche artiestenfamilie, behoren tot haar naaste verwanten, meende de heer Van Lier dat zij voor de nodige kontanten wel in haar geboorteplaats zou willen komen spelen. Joseph Schürmann, onze thans wereldbekende impresario, ging met een vorstelijk aanbod namens Van Lier naar Parijs en bracht Sarah naar Amsterdam. Zij had toen nog nooit buiten Parijs gespeeld, Schürmann had nog nooit een toneelster vergezeld: het was het begin van beider internationaal succes!”[11]
Spannend moet het zeker geweest zijn, want kijkend naar de artikelen die in 1880 in de krant verschenen, kwam er niet zomaar iemand langs. Uit alles blijkt dat men zeer onder de indruk was van deze grote artieste. Toen Sarah Bernhardt in maart 1880 naar Amsterdam kwam, was het een drukte van belang op Amsterdam Centraal, waar zij per trein aankwam:
“Bovendien was het perron zwart van de menschen, en daar de trein van 12.7 eerst te ongeveer 12.30 aankwam, heerschte er aan het station eene buitengewone levendigheid, maar nog meer daar buiten, waar de politie handen vol werks had, om voor de rijtuigen vrij baan te houden. Na begroeting in de wachtkamers en aanbieding van een aantal prachtige bloemruikers en kransen (terwijl op het perron het orkest van den heer Stumpff de Fransche en Nederlandsche nationale liederen speelde), reden de gevierde kunstenares en zij die haar vergezellen, benevens de beide directeuren, in open rijtuigen met vier paarden bespannen naar Brack's Doelenhotel, gevolgd dooreen paar rijtuigen met belangstellenden. Na al de hartelijke en waardeerende woorden in het station gewisseld, werd dit troetelkind der Parijzenaars door een nieuwsgierige Amsterdamsche volksmenigte, zoo dicht opeen, dat de paarden slechts met moeite voort houden, op gepaste wijze, ingehaald. Velen die langs den Nieuwendijk, op het Damrak en op den Dam de komst van Sarah Bernhardt afwachtten werden teleurgesteld, omdat de rijtuigen langs den Haarlemmerdijk en de Herengracht den weg namen. Bij haar komst in het hotel werd zij alweder met de Marseillaise begroet.”[12]
Bij het overlijden van Abraham van Lier zou je meerdere artikelen verwachten over zijn verscheiden. De enige krant die echter een artikel wijdde aan zijn overlijden is Het Nieuws van den Dag. In het, bijna kolomlange, artikel wordt aangegeven welke rol hij heeft gespeeld in de Amsterdamse theaterwereld.[13] De enige andere krant die zijn overlijden in ieder geval nog heeft gemeld, was ‘Het Soerabaijasch Handelsblad’ van 17 januari 1887.
In latere jaren, bijvoorbeeld bij het vijftig- en zestigjarige bestaan van De Firma, wordt wel nog altijd uitgebreid teruggeblikt op de oude ‘Bram van Lier’. Vooral Nathan Wolf zou zijn naam nog regelmatig noemen in zijn artikelen over ‘De Firma van Lier’.
Bij het veertigjarige bestaan is er al sprake van een terugblik in ‘Het Algemeen Handelsblad’. De zoons van Abraham hebben dan net vijf jaar de leiding in handen van De Firma. Al de lof die hun wordt toegezwaaid en de bloemen die hen worden aangeboden, komen de vader toe, aldus de oudste zoon Isouard.[14]
Is de aandacht voor het veertigjarige jubileum nog bescheiden; bij het vijftigjarige jubileum pakken meer kranten uit. Het ‘jubilee-Van Lier’ wordt niet alleen in de krant gevierd, ook het Grand Théâtre en de hele omgeving is in feesttooi gestoken. En in al de artikelen die verschijnen, ontbrak de naam van Abraham van Lier niet.[15]
Omdat het jubileum over meerdere dagen werd gevierd, verschenen er ook nog vervolgartikelen. De algemene tendens in deze genoemde kranten is toch hun waardering voor de vader en zijn zoons en wat zij toch maar tot stand hebben gebracht. De enige krant die wat kritischer is, is de krant ‘Het Volk, dagblad voor de arbeiderspartij’, die onder andere verklaren: “Het was àl beter. Maar ik heb nu den bodem bereikt. Er kan nog een laagje ranzigheid zijn overgebleven en daar pas ik voor.”[16]
Groots uitpakken is echter vooral weggelegd bij het zestigjarige jubileum. En dan vooral in het tijdschrift ‘De Kunst; een algemeen geïllustreerd en artistiek weekblad’. Het is met name de al eerder genoemde journalist en hoofdredacteur Nathan Wolf die lange artikelen heeft gewijd aan bijvoorbeeld het zestigjarige jubileum. Op 30 maart 1912 is er zelfs een speciaal nummer, bijna in haar geheel gewijd aan “Het Feest der Van Liers”. Het artikel is niet in een paar woorden te vatten. Nathan Wolf schetst het verleden, de successen en verhalen over in zijn herinneringen memorabele voorstellingen. Een kort fragment over het belang van de Van Liers:
“De plaats die de directie Van Lier en het Grand Théatre innemen in de Nederlandse toneelwereld is dan ook een zeer bijzondere. En gezegd moet, dat de uitnemende tradities die de oude heer Van Lier aan zijn schouwburg verbond, en die door alle artiesten op zo hoge prijs werden gesteld, door zijn drie zoons, wanneer en waar hun dat mogelijk was, steeds zijn voortgezet. Een artiest is nu eenmaal een ander mens dan een gewone krentenkoopman; met kleine attenties krijgt men méér van hem gedaan dan met de correctste vormen en de promptste betalingen: hij is, meer dan een ander, voor een vriendelijkheid gevoelig. Dat heeft de oude heer Van Lier altijd overdacht en daar denken zijn zonen óók immer aan: hun artiesten gaan vóór het publiek. Van het publiek moeten zij het hebben, ja, — maar de artiesten moeten zorgen dat het komt; en als dezen goed behandeld worden, hebben zij voor hun directie wat over, — leven zij als 't ware met deze mee. En dat is eene wisselwerking die beiden partijen ten goede komt.” [17]
In dit nummer ook een artikel in het Duits over de “Deutsche Kunst im Grand Théâtre”, geschreven door Dr. Curt Elwenspoek.
Ondanks alle loftuitingen is er ook ruimte voor zorg. Heel summier wordt ingegaan op de financiële situatie van De Firma. Het voortbestaan van het Grand Théâtre staat op het spel. Per direct is er een bedrag nodig van 150.000 gulden. Gelukkig, zo schrijft Nathan Wolf, is er al 80.000 gulden van een obligatielening bijeen gebracht.
In dit geval was Nathan Wolf toch iets te positief. Hij wist dat er sprake was van een overname of een poging daartoe en benoemt dit ook in het kort. Hij noemt hier ook al de naam van de Consul-generaal van Griekenland, Rudolf Lehmann. Daarover verderop meer.
Tot slot mag één naam niet worden vergeten. Het gaat om de dertienjarige Albert van Lier, de zoon van Joseph van Lier en de enige erfgenaam van De Firma. Albert van Lier zou later furore maken als pianist en cabaretier.
Problemen in De Firma van Lier (1895)
Het mag dan zo zijn dat het goed leek te gaan met het Grand Théatre; minder gaat het met de Schouwburg in de Plantage. Tussen 1892 en 1895 zijn er weinig voorstellingen. Wel zijn er enkele bijeenkomsten voor goede doelen. Formeel was de schouwburg tot begin 1895 in handen van De Firma van Lier. De zoons van Abraham van Lier richtten zich in deze periode echter vooral nog op de exploitatie van hun Grand Théâtre in de Amstelstraat.
Dan verschijnt er op 21 februari 1895 een kleine advertentie in Het Nieuws van den Dag. In de advertentie staat dat de schouwburg in de Plantage, inclusief de inventaris, te huur is. Op 7 mei 1895 is er echter een openbare executieverkoop. De opbrengst is 45.000 gulden. De kopers zijn een zekere Nijkerk en Duitz. Dit lijkt een groot bedrag, maar de investeringen waren aanzienlijk hoger: “Dit geheele terrein met al den opstal heeft gekost: ƒ 65.000 de grond, ƒ 60.000 de schouwburg en ƒ 17.000 koffiehuis, enz. Alles tezamen heeft het dus ongeveer ƒ 100.000 minder opgebracht. Of de schouwburg in wezen zal blijven, is nog niet te bepalen. Vermoedelijk niet.”[18]
Op de een of andere manier is de kwestie van het waarom van de gedwongen verkoop uit het nieuws gebleven. Gelukkig zijn er de notariële akten. Het gaat om vier verschillende, maar letterlijk aan elkaar gebonden akten. Wat was er aan de hand? Abraham van Lier had op 23 april 1883 een hypothecaire lening afgesloten voor maar liefst 175.000 gulden. Onderpand of waarborg waren de twee schouwburgen in de Amstelstraat en de Plantage Franschelaan. Helaas konden Abraham en na zijn overlijden in 1887 zijn erfgenamen (zijn drie zoons, zijn dochter en haar man) niet voldoen aan de voorwaarden. Zij bleven in gebreke op het gebied van aflossing en betaling van rente. Vandaar dan ook dat de hypotheekverstrekker, i.c. de NV Hollandsche Hypotheekbank, een procedure heeft gestart om de ‘Firma van Lier’ tot betaling te dwingen. Omdat dit niet is gelukt, wordt gestart met de procedure tot het te gelde maken van de onderpanden. Opvallend is dat in de vier notariële akten gesproken wordt over zowel de schouwburg in de Amstelstraat als de schouwburg in de Plantage Franschelaan. Waarom uiteindelijk de schouwburg in de Amstelstraat buiten de verkoping is gebleven, is niet duidelijk.
Meer problemen voor De Firma
De Firma is daarmee weer terug op het eerste en oude adres in de Amstelstraat. Het is aan de drie zoons van Abraham van Lier om de erfenis van hun vader overeind te houden. Dat is helaas niet gelukt. Hoewel er financiële steun was toegezegd, blijken het loze beloften. De hypotheekhouder kan dan blijkbaar ook niets anders dan over te gaan tot verkoop van het Grand Théâtre. Kort voor het grote jubileumfeest, zoals hiervoor beschreven, moeten de drie broers het beroemde theater verlaten. In een lang artikel na het overlijden van Isouard van Lier in 1913 wordt gesproken over de catastrofe van het Grand Théâtre die hem persoonlijk de nekslag heeft gegeven. Uit dit artikel blijkt verder dat er een nieuwe directeur is. Het is iemand met een bekende naam: Herman Heyermans.[19]
Die genoemde nekslag hangt zeker samen met de catastrofe die over de familie Van Lier is heen gekomen. De catastrofe was eigenlijk al in 1911, het jaar voor het grote jubileumfeest, begonnen. Misschien is losbarsten een beter woord, want in 1911 zijn er financiële strubbelingen tussen de gebroeders Van Lier en een zekere Rudolf August Louis Lehmann. Het ging om het beheer en het bestuur van de Maatschappij tot Exploitatie van het Grand Théâtre. Blijkbaar was de heer Lehmann de enige aandeelhouder van deze Maatschappij. Nathan Wolf noemde hem in het eerder genoemde artikel over het 60-jarige jubileum al ‘de vorige eigenaar’.
In 1911 had hij zijn aandelen verkocht aan Bernardus Albertus Mullens, van de Maatschappij Albert Frères. De gebroeders Van Lier werd eervol ontslag verleend als directeuren van de Maatschappij. Tegelijkertijd was wel afgesproken dat de door de broers Van Lier geplande en contractueel vastgelegde optredens gewoon plaats zouden vinden.
Maar dat gaat niet zoals afgesproken. Op 1 september 1911 staat in het het Grand Théâtre het stuk “Kom je ook op de Bruiloft van Mietje?” geprogrammeerd. Al wekenlang wordt reclame gemaakt voor de opening van het nieuwe theaterseizoen. De ‘Gebroeders A. van Lier’ worden nog genoemd als de directie van het Grand Théâtre.
Maar, zoals het Algemeen Handelsblad van 2 september 1911 zou schrijven, de hele bruiloft zou geen doorgang vinden. De krant wijdt een lang artikel rondom de verwikkelingen die zich afspeelden rond de geplande voorstelling.
Hieronder enkele fragmenten: “En zo geviel het gisteravond in de Amstelstraat dat de bruiloft niet doorging, niettegenstaande noch Mietje, noch de bruigom terugkrabbelden. Eigenlijk had het veel van een revue, de geschiedenis met de theaterdirecties, pseudo of echt, de deurwaarders, heus echt en de acteurs helaas echt. Maar om de teleurstelling en de terneergeslagenheid van de Gebroeders Van Lier trok het tragikomische weinig aan. Wat er eigenlijk gebeurd was, nu heel duidelijk was 't niet. De heer B. A. Mullens (Albert Frères), die gisteravond het Grand Théâtre in de Amstelstraat heeft laten sluiten en daardoor de voorstelling van het Ensemble Sober en Hesse heeft onmogelijk gemaakt, meende in dit stadium van de moeilijkheden aan de Pers geen inlichtingen te mogen geven. En de heer Leon van Lier gaf door de teleurstelling overstelpt een moeilijk te volgen relaas.”[20]
Dit is dan de beschouwelijke beschrijving, maar wat speelde er zich nu feitelijk af?
“Doch omstreeks half zeven verscheen plotseling de heer Mullens met een deurwaarder en de bij dergelijke werkzaamheden benodigde huisbewakers, doorboorde de deuren aan de frontzijde van het Grand Théâtre, doorkettingden die deuren en zeiden alle aanwezigen aan het gebouw te verlaten. De heren Van Lier ten zeerste verrast lieten de beslaglegging aanvankelijk toe, en toen een hunner per telefoon een rechtskundig raadsman wilde raadplegen, werd de telefoon stuk gerukt. De reeds aanwezige artiesten en de Gebroeders van Lier met hun personeel bleven in het gebouw, mochten het wel verlaten, doch hadden dan de zekerheid er niet in te mogen terugkeren. De verwarring was groot. Veel werd er gedelibereerd doch noch de artiesten van het ensemble Solser en Hesse, noch het publiek, dat langzamerhand talrijk kwam opzetten, mocht binnenkomen. Voor het gebouw was een grote oploop. Het eerste bedrijf dezer ongewone vertoning eindigde dat de bruiloftgangers langzamerhand afzakten en de beslaglegging een feit was. ”[21]
De voorstelling ging dus uiteindelijk ook niet door, maar in het theater vond nog wel een tweede bedrijf plaats. De ter plaatse aanwezige journalisten wisten het theater toch binnen te komen. Er was nog een tweede deurwaarder aangekomen, uitgenodigd door de heren Solser en Hesse. Ook de raadsmannen van beide partijen waren verwittigd. Namens de gebroeders Van Lier (de eisers) was dit mr. Godfried Parser, namens de heer Mullens (de gedaagde partij) trad mr. Carel Daniël Asser op.
Er volgt een procedure in kort geding voor de vicepresident der Rechtbank, jhr. mr. Joan Cornelis Reynst.
In dit kort geding wordt duidelijk dat de gebroeders Van Lier al vanaf 1 september 1909 het theater voor een jaar in huur hebben van gedaagde partij, i.c. Mullens. In de twee jaren daarna wordt de regeling van huur gecontinueerd en loopt daarmee in principe door tot augustus 1912. Aan de voorwaarden was niets veranderd. De betaling zou geschieden per avond en was vastgesteld op 40 gulden.
Aan deze voorwaarden pleegde gedaagde Mullens inbreuk door een aantal van ‘zijn trawanten’ het theater binnen te vallen met als doel het theater af te sluiten. Het publiek kon niet naar binnen; het theaterpersoneel - waaronder de gebroeders Van Lier - kon niet naar buiten. De deuren werden met hangsloten en kettingen afgesloten.
Het gaat hier om wederrechtelijke binnendringing en vrijheidsberoving.
Mr. Godfried Parser komt met de volgende eisen:
“1e – de gedaagde zal worden veroordeeld om onmiddellijk met gezegde onrechtmatige handelingen op te houden en mitsdien de deuren die gedaagde heeft doen sluiten weder te openen en verder alle andere hiervoren omschreven handelingen na te laten en alle lieden het Grand Théâtre te doen verlaten, desnoods met uitzondering van een portier en een bureaulist, met machtiging op eisers op ingeval gedaagde aan deze veroordeel onmiddellijk voldoet, zelf deze veroordeling ten uitvoer te leggen met behulp van de sterke macht;
2e – de gedaagde zal worden veroordeeld tot betaling van ƒ 3000 voor elken dag dat hij daarmede in gebreke blijft;
3e – de gedaagde zal worden veroordeeld in de kosten.”[22]
Genoemde krant schetst vervolgens de geschiedenis in de relatie tussen de Van Liers, Lehmann en Mullens:
“Mr. Godfried Parser, voor de gebroeders Van Lier, deed uitkomen dat de broeders Van Lier, gelijk bekend is, niet altijd gouden vruchten hebben geoogst als directeuren van het Grand Théâtre. Het theater heeft met grote tegenspoed te kampen gehad. En iedereen weet ook dat de heren Van Lier vroeger gesteund zijn geworden door den heer Rudolf Lehmann, die hun de bedragjes die ze nodig hadden verschafte. Wat misschien niet iedereen weet is, dat de heer Lehman in het theater de baas heeft gespeeld voor het geld dat hij verschaft aan Van Lier en dat hij daar zijn vermaak in zocht om achter de schermen op te treden zoals hij dat verkoos, zodat dit in zekeren zin kon beschouwd worden als een tegenprestatie.
Daarna is het theater verbouwd. Er was meer geld voor nodig. Het theater werd toen een naamloze vennootschap, waarin de Gebroeders Van Lier en de heer Lehman wat aandeeltjes namen. In 1906 wist de heer Lehman door allerlei handelingen en exploiten en bedreigingen de Gebroeders Van Lier te dwingen tot afgifte van alle aandelen. Het bleef echter nog altijd vriendschappelijk. De Naamloze Vennootschap heeft ten doel het exploiteren van onroerende goederen, terwijl de naamloze vennootschap aan de Gebroeders Van Lier verhuurde het exploiteerden van het theater.”[23]
De Van Liers trokken duidelijk aan het kortste eind, maar dachten via de eerder genoemde huurovereenkomst de erfenis van hun vader te kunnen voortzetten. Het zou gaan om een mondelinge overeenkomst waarbij de nodige getuigen aanwezig waren, waaronder de commissarissen van Lehmann (trawanten noemt de krant ze) en namens Van Lier Dr. Hans Edmund (directeur van de N.V. Het Duitsche Toneel) en hun neef Friedrich Abraham Kokosky (advocaat).
De overeenkomst komt in lastig vaarwater als blijkt dat de heer Mullens aangeeft alle aandelen te willen kopen. Hoewel de Van Liers hem waarschuwen dat een koop voor hem slecht zal uitpakken - zij exploiteren tenslotte het theater - gaat hij over tot de koop. Hij doet dit onder andere omdat Lehmann ‘de enormiteit’ (enorme blunder) begaat door het bestaan van elke huurovereenkomst te ontkennen. Dit speelt zich allemaal af kort voor 1 september 1911.
Op 31 augustus 1911 wil Mullens de sleutels van het theater hebben; hij is de enige aandeelhouder. Daaraan kunnen en willen de Van Liers niet meewerken, omdat de volgende dag een voorstelling gepland staat. Zij zijn bereid tot een schikking maar daar lijkt Mullens niet toe bereid. Het gevolg is dat Mullens en zijn ‘werklieden’ het Grand Théâtre min of meer zijn binnengevallen. Een vorm van eigenrichting!
Tijdens het kort geding worden van beide zijden argumenten aangevoerd. Zo staat de mondelinge afspraak onder druk, want hoe kan het nu toch dat een dergelijk belangrijke overeenkomst met mogelijke financiële consequenties niet in een akte wordt vastgelegd. Een dergelijke schriftelijke akte zoals wel is geschied in 1910, aldus de raadsman van Mullens.
De president jhr. mr. Reynst van de rechtbank geeft beide partijen de overweging mee om te komen tot een afspraak. Hij zou anders dezelfde dag, maandag 3 september 1911, komen tot een uitspraak. In de loop van de middag meldden beide partijen dat de zaak geregeld was en dat geen vonnis werd verlangd.
“Naar wij vernemen is er tussen partijen een schikking getroffen, waarbij bepaald wordt dat het gebouw ter dispositie blijft van de Gebroeders Van Lier totdat de rechter omtrent de quaestie zal hebben beslist. ledere partij reserveert zich echter hierbij haar rechten.”[24]
Nog geen week later gaat het echter opnieuw mis. Mullens laat op 7 september, kort voor aanvang van de voorstelling ‘Die Moderne Eva’, beslag leggen op de kas. De voorstelling is wel doorgegaan, maar ook de advocaten zijn weer aan het werk gegaan. De kwestie wordt ‘opnieuw in der minne geschikt’, vastgelegd wordt dat “…de heren Van Lier het Grand Théâtre tot het eind van het zomerseizoen van den heer Mullens In huur zullen houden met recht van aankoop.”[25]
In ieder geval betekent dit voor de gebroeders Van Lier dat eerder genoemde jubileumfeest door kan gaan. Aanvankelijk stond het feest gepland voor januari 1912, daarna voorzichtigheidshalve verschoven naar februari, om uiteindelijk op 25 en 26 maart 1912 te worden gevierd. Het is een dubbel jubileum: de gebroeders Van Lier vieren hun 25-jarige directeurschap van het Grand Théâtre en het 60-jarige jubileum van de Firma van Lier. Directeurschap overigens met enig voorbehoud; in feite waren ze niet meer dan huurders, huurders tegen wil en dank.
Uit alles blijkt desondanks dat het feest luisterrijk wordt gevierd. Maar bij de direct betrokkenen moet toch een gevoel van onzekerheid bestaan over de toekomst van de Firma.
En dit gevoel wordt inderdaad bewaarheid. De uiterste datum, 7 januari 1913, dat het Grand Théâtre weer in handen van de Van Liers had kunnen komen, gaat voorbij zonder dat er een koop tot stand is gekomen.
Daarmee is er een eind gekomen aan 61 jaar Firma van Lier.
Hoe ging het verder met de drie broers en hun zuster: Isouard, Lion en Joseph en Fannij Sara van Lier.
Isouard van Lier
Isouard van Lier (danser en acteur) is geboren op 09 juli 1846. Hij overlijdt op 14 november 1913, nog in hetzelfde jaar dat de Firma heeft opgehouden te bestaan. Er wordt wel gezegd dat hij gestorven is van verdriet. Maar dat de afloop van de zaak voor de heren Lehmann en Mullens pijnlijk moet zijn geweest, dat lijkt wel duidelijk.
Voor een uitgebreid verslag van zijn begrafenis, zie: Het Nieuws van den Dag: kleine courant van 18-11-1913[26].
Isouard trouwde pas op latere leeftijd. Toen hij 41 was, trouwde hij met de veertigjarige Anna Elisabeth Maria van Baartz uit Berlijn. Het huwelijk vond plaats op 30 maart 1888. Elisabeth overleed in 1922. Zij hadden en pleegzoon: Wilhelm Heinrich Otto Deuckert.
Lion van Lier
Lion van Lier is geboren op 10 april 1851 en overleed op 3 december 1930. Hij krijgt in het tijdschrift De Kunst een mooi en lang artikel over zijn nalatenschap, geschreven door Nathan Wolf. Het artikel gaat niet alleen over Lion, maar zeker ook over zijn vader en zijn broers. Groot is het respect voor wat zij betekend hebben voor de Amsterdamse toneelwereld. Lion was vooral bekend als theaterdirecteur, maar als acteur en schrijver van toneelstukken mag hij ook zeker niet worden vergeten. In tegenstelling tot zijn beide broers heeft hij het verlies van hun Grand Théâtre kunnen verwerken. In de woorden van Nathan Wolf: “Slechts Lion, optimist die hij was, en zich aanpassende aan den veranderden toestand, heeft zijn leven tot bijna zijn tachtigste jaar in blijmoedigheid geleefd. Hij had zich verzoend met het noodlot en bracht in latere jaren vaak een deel van den avond in het Grand Théatre door, het andere deel vertoefde hij — tot op den avond van den brand — afwisselend in „Flora" en in „het Paleis" .... nadat hij zijn katten had verzorgd in het toneelpakhuis, waar het archief en het oude familiebezit der Van Liers, met al wat aan hun geschiedenis en die van het Grand Théatre verbonden is, bewaard wordt.”[27]
Het is overigens niet zo dat Lion van Lier zich helemaal had teruggetrokken. In de jaren twintig van de twintigste eeuw heeft hij ook nog een politieke carrière geambieerd. Zo was hij lijsttrekker van de Kiesvereniging Aller Belang voor de Tweede Kamerverkiezingen in 1922 en kandidaatsraadslid voor de Neutrale Partij tijdens de gemeenteraadsverkiezingen in 1927. Volgens dezelfde bron (Huygens KNAW) had hij ook een bureau voor auteursrechten.[28]
Vergeten was hij overigens allerminst. Als hij in 1926 75 jaar oud wordt, wordt een feestcommissie in het leven geroepen om een groot jubelfeest te organiseren. Het feest wordt gevierd in het Centraal-Theater in de Amstelstraat. Het tijdschrift De Kunst wijdt er een lang artikel aan.[29] In het daaropvolgende nummer van 24 april 1926 wordt ‘De Ode aan Lion van Lier’ geplaatst.
Het overlijden van Lion van Lier gaat eveneens niet ongemerkt voorbij. Er is veel aandacht voor en opvallend vaak zijn er ook afbeeldingen bij de teksten. Voor een lange necrologie verwijs ik naar het Algemeen Handelsblad van 4 december 1930.[30]
Lion is twee keer getrouwd; in beide gevallen was hij al op zekere leeftijd. Zo trad hij op 16 maart 1888 in het huwelijk (hij was 36) met Mathilde Eleonore Hentschel (37 jaar oud, afkomstig uit Goschütz, Duitsland). Na haar overlijden in 1909 hertrouwt Lion een jaar later, hij is dan 59, met Gusta Maria van Waardt. Gusta Maria overlijdt een jaar na haar man, in 1931.
Joseph van Lier
Joseph van Lier is de jongste van drie ‘Gebroeders’. Hij is geboren op 8 januari 1854 en overleed op 16 juli 1923. In de periode dat zijn vader nog de scepter zwaaide over De Firma was hij voornamelijk actief als regisseur, maar speelde zo nu en dan ook kleinere rollen. Hij groeide, net als zijn broers, op tussen de toneelspelers van zijn ouders; het toneel was hun speelplaats. ‘Kleine Jopie’ was zijn bijnaam, want met zijn 1.46 meter was hij inderdaad aan de kleine kant. Zijn broer Lion was overigens met zijn 1.54 meter niet veel groter. Hun broer Isouard was met 1.58 de grootste van het stel.[31]
Joseph stond al vroeg op het toneel en zijn komische talent werd al vroeg onderkend. Ook in latere, meer romantische rollen, speelde hij altijd wel iemand met een komische ondertoon.
Joseph is twee keer getrouwd. Zijn eerste huwelijk was met Roza of Rosa Theresia Zotz (uit Altona, Duitsland). Na haar overlijden in 1893 hertrouwt Joseph met de Belgische toneelspeelster Rosalia Cuypers op 23 januari 1895. Zij was al enige tijd in Amsterdam en maakt veel indruk en niet alleen op het Amsterdamse toneelpubliek.
Met haar krijgt hij een zoon: Albert van Lier. Hij is voor zover bekende de enige erfgenaam van De Firma. Albert gaat als pianist het podium op en verwerft bekendheid als de helft van het cabaretduo The Juveniles met Herman Tholen.
Samen met zijn vrouw Rosalia vertrok Joseph in 1899 naar de Vlaamse Schouwburg te Brussel. Doch reeds het volgend jaar keerden zij weer naar Amsterdam terug, en twee jaren later werd op luisterrijke wijze het gouden feest van het bestaan van het Grand Théâtre herdacht.
Het huwelijk heeft geen stand gehouden, op 21 april 1911 wordt de echtscheiding uitgesproken. Na deze privésituatie valt een jaar later het doek over De Firma.
In het tijdschrift De Kunst schrijft Nathan Wolf:
“Joseph van Lier is toen nog een tijdje regisseur geweest bij de Hollandia-filmfabriek, waar hij ook menigmaal een komische rol voor de film, uitmuntend, speelde. En verder heeft hij zich in den handel begeven, maar hij droeg zijn innerlijk verdriet met waardigheid. Zijn geluk was zijn zoon: de bekende cabaretier. Toen de ziekte hem verraste, moest hij naar het ziekenhuis worden overgebracht. Van daar uit hebben vele vrienden hem j.l. Donderdag naar zijn laatste rustplaats gebracht.
Doch wie den bescheiden, vriendelijke mens gekend hebben, zullen zich zijner met eerbied herinneren.”[32]
De kranten zijn zeer matig in het memoreren van het belang van Joseph van Lier. Alle kranten beperken zich tot een korte vermelding van zijn ziektebed, het overlijden in het Binnengasthuis en de begrafenis op Zorgvlied. Meestal wordt nog net vermeld dat hij oud-directeur was van het Grand Théâtre.
Het meest uitgebreid is de Nieuwe Rotterdamsche Courant van 20 juli 1923. Daar wordt in ieder geval nog iets meer gezegd:
“Bij het graf heeft Louis de Vries een laatsten groet gebracht aan zijn oud-directeur, die, naar hij getuigde, veel, heel veel, heeft gedaan voor de Nederlandsche toneelspeelkunst. Mr. Kokosky, het woord richtend tot den zoon, zeide dat de overledene, ofschoon klein en nietig van gestalte, zijn leven van verdriet en teleurstelling met groote kracht gedragen heeft. De zoon dankte bewogen voor de belangstelling die zoovelen aan het graf van zijn vader hebben getoond.”[33]
Met de vele aanwezigen bedoelde Albert van Lier bekenden uit de toneelwereld, zoals: Louis Bouwmeester en zijn zoon Rapaël, Meyer van Beem, ‘Papa’ Willem Pieter de Leur, Jacques de Boer, Jan Maandag en Louis de Vries.
Fannij/Fanny Sara van Lier
Fannij/Fanny Sara van Lier is geboren op 1 januari 1850 en overleden op 24 september 1919. In 1869 trouwt zij met de uit Dantzig afkomstige Isidor(e) Kokoskij of Kokosky. Isidor is werkzaam in de manufacturenhandel. Hij zal regelmatig namens zijn vrouw optreden als het gaat om juridische zaken, zoals de ‘verkoop’ van de Plantage Schouwburg. Haar positie in de familie in De Firma is daarmee helaas gekwalificeerd als zijnde ‘niet relevant’ (handelingsonbekwaam) en ondergeschikt aan haar man.
Fanny is, haar familie erfenis getrouw, actief geweest als actrice. Maar een grote carrière heeft zij niet opgebouwd, slechts een enkele keer wordt er naar haar verwezen als actrice. Bijvoorbeeld in het Algemeen Handelsblad van 5 mei 1877 en in het Nieuw Israëlitisch Weekblad van 7 mei 1875.
Fanny en Isidor krijgen samen vier kinderen. Eén van hun kinderen, Leentje, overlijdt op jonge leeftijd. Wolfgang de tweede zoon overlijdt in Amsterdam in 1930. Hun zoon Friedrich Abraham is de al eerder genoemde advocaat die de familie heeft bijgestaan in de verwikkelingen rond het beheer van het Grand Théâtre in 1911 – 1912. Friedrich Abraham overlijdt in 1943 in Kamp Westerbork. Ook dochter Helena Sophia is slachtoffer van de Holocaust; zij wordt vermoord in Sobibor.
Auteur: Frits Slicht
- ↑ De Kunst, een algemeen geïllustreerd en artistiek weekblad van 30-03-1912 https://resolver.kb.nl/resolve?urn=dts:2560026:mpeg21:0006 blz 406
- ↑ zie ook: het Algemeen van Handelsblad van 07 januari 1877
- ↑ http://www.iisg.nl/hpw/calculate2-nl.php
- ↑ 'De Kunst' jaargang 4, no 218, 30-03-1912)
- ↑ Zie afkondiging in De Staatscourant van 13 februari 1852
- ↑ Alg. Handelsblad van 7 januari 1877
- ↑ Henri Polak: Amsterdam die groote stad. 1936, blz. 181
- ↑ Algemeen Handelsblad van 07-09-1875 https://resolver.kb.nl/resolve?urn=ddd:010097185:mpeg21:a0012
- ↑ Algemeen Handelsblad van 05-05-1875 https://resolver.kb.nl/resolve?urn=ddd:010097180:mpeg21:a0018
- ↑ De Kunst; een algemeen geïllustreerd en artistiek weekblad jrg 15, 1922/1923, no 808, 21-07-1923
- ↑ De Kunst; een algemeen geïllustreerd en artistiek weekblad jrg 4, 1912, no 218, 30-03-1912 https://resolver.kb.nl/resolve?urn=dts:2560026:mpeg21
- ↑ Het Algemeen Handelsblad van 26-03-1880 https://resolver.kb.nl/resolve?urn=ddd:010104362:mpeg21:a0051
- ↑ Het Nieuws van den Dag, kleine courant van 10-01-1887 https://resolver.kb.nl/resolve?urn=ddd:010086620:mpeg21:a0124
- ↑ https://resolver.kb.nl/resolve?urn=ddd:010145931:mpeg21:a0008
- ↑ De Telegraaf: https://resolver.kb.nl/resolve?urn=ddd:110557203:mpeg21:a0042
Het Nieuws van den Dag: kleine courant: https://resolver.kb.nl/resolve?urn=ddd:010128264:mpeg21:a0067
Het Algemeen Handelsblad: https://resolver.kb.nl/resolve?urn=ddd:010647129:mpeg21:a0019 - ↑ Het Volk, dagblad voor de arbeiderspartij’ van 08-02-1902). https://resolver.kb.nl/resolve?urn=ddd:011127098:mpeg21:p007
- ↑ De Kunst; een algemeen geïllustreerd en artistiek weekblad van 30-03-1912 https://resolver.kb.nl/resolve?urn=dts:2560026:mpeg21
- ↑ Het nieuws van den dag: kleine courant van 08-05-1895
- ↑ Algemeen Handelsblad van 17-11-1913 https://resolver.kb.nl/resolve?urn=ddd:010651404:mpeg21:a0085
- ↑ Algemeen Handelsblad van 2 september 1911 (ochtenblad)https://resolver.kb.nl/resolve?urn=ddd:010338598:mpeg21:a0038
- ↑ Algemeen Handelsblad van 2 september 1911 (ochtenblad)https://resolver.kb.nl/resolve?urn=ddd:010338598:mpeg21:a0038
- ↑ Algemeen Handelsblad van 2 september 1911 (editie van 4 uur ‘s middags)https://resolver.kb.nl/resolve?urn=ddd:010378851:mpeg21:a0015
- ↑ Algemeen Handelsblad van 2 september 1911 (editie van 4 uur ‘s middags)https://resolver.kb.nl/resolve?urn=ddd:010378851:mpeg21:a0015
- ↑ Algemeen Handelsblad van 03-09-1911https://resolver.kb.nl/resolve?urn=ddd:010338599:mpeg21:a0102
- ↑ Algemeen Handelsblad van 11-01-1912https://resolver.kb.nl/resolve?urn=ddd:010974909:mpeg21:a0021
- ↑ https://resolver.kb.nl/resolve?urn=ddd:010109772:mpeg21:a0116
- ↑ De Kunst; een algemeen geïllustreerd en artistiek weekblad jrg 23, 1930/1931, no 1188, 06-12-1930https://resolver.kb.nl/resolve?urn=dts:2936010:mpeg21:0001
- ↑ http://resources.huygens.knaw.nl/repertoriumkleinepolitiekepartijen/PersoonDetail?Id=580
- ↑ De Kunst; een algemeen geïllustreerd en artistiek weekblad jrg 18, 1925/1926, no 951, 17-04-1926 https://resolver.kb.nl/resolve?urn=dts:2853029:mpeg21:0003
- ↑ https://resolver.kb.nl/resolve?urn=ddd:010661518:mpeg21:a0246
- ↑ bron: militieregisters
- ↑ De Kunst; een algemeen geïllustreerd en artistiek weekblad jrg 15, 1922/1923, no 808, 21-07-1923https://resolver.kb.nl/resolve?urn=dts:2844042:mpeg21:0002
- ↑ https://resolver.kb.nl/resolve?urn=ddd:010026690:mpeg21:a0020