Ko van Dijk: Volgens anderen

Uit TheaterEncyclopedie
Ga naar: navigatie, zoeken

Logo eenlevenlangtheater2.jpg

Ko van Dijk. Fotograaf onbekend. Collectie TIN.


Eenlevenlangtheater Ko van Dijk:

Volgens anderen

Ko van Dijk, 1970. Foto: Max Koot. Collectie TIN.

Minder vaak dan Ko van Dijk zelf aan het woord komt, zijn er zo nu en dan ook mensen uit zijn omgeving in de loop der tijd door de media gevraagd naar hun visie op Van Dijk's carrière, werkwijze en karakter.


Ook de journalisten zelf werpen soms een interessante blik op Ko van Dijk. Al deze zienswijzen bieden vaak een net iets andere invalshoek. Hieronder vindt u enkele citaten.

Volgens Lex van Delden

Acteur Lex van Delden jr.: "Het is waarschijnlijk niet overdreven om te stellen dat ik reeds aan het toneel wilde voordat ik ooit een toneelstuk had aanschouwd. Van kindsbeen af speelde het theater namelijk een grote rol in mijn bestaan doordat mijn moeder Jetty, het jongere zusje van Ko, vaak sprak over haar in 1937 overleden vader, ter onderscheiding Grote Ko genoemd, die in zijn tijd een bijna even beroemd acteur was geweest als zijn zoon het naderhand zou worden. Ik leefde trouwens haast letterlijk in de schaduw van mijn grootvader, want zijn door Bernardine Schregel vervaardigde portret in de titelrol van Vondels “Gijsbreght van Aemstel” hing boven mijn bed in mijn kamer, totdat ik het wegschonk ter opname in de schilderijencollectie van de Amsterdamse Stadsschouwburg. Voorts werd mijn verbeelding sterk geprikkeld door de vele oude toneelfoto’s die mijn moeder in dozen bewaarde.

(Kleine) Ko en mijn moeder gingen nauwelijks met elkaar om, maar de verering voor Grote Ko hadden ze onmiskenbaar gemeen, en door die kleurrijke verhalen van haar werd in mij het verlangen gewekt om later deel uit te maken van de theaterwereld, ook al kon ik nog niet bogen op persoonlijke omgang er mee. De schijnbaar onoverbrugbare afstand tussen broer en zus was eigenlijk wel wonderlijk, mede aangezien mijn vader, de componist Lex van Delden, herhaaldelijk muziek heeft geschreven voor producties waar Ko aan meewerkte - bijvoorbeeld voor Shakespeare’s “Macbeth” -, maar die betrekkelijke intimiteit werd kennelijk niet voortgezet in hun privé-leven, hoewel we af en toe wel degelijk bij elkaar over de vloer kwamen. Ik zal een jaar of zes zijn geweest, toen mijn vader me voor het eerst meenam naar de Stadsschouwburg, maar het zou ettelijke jaren duren voordat ik Ko in levenden lijve zag acteren. Ik had bijna geschreven: ‘voordat ik Ko in levenden lijve kon bewonderen’, maar daar kwam het die eerste keer in feite niet van. Ik had al heel wat toneelvoorstellingen bijgewoond - in mijn beleving alle magische ervaringen, die mijn in aanvang ongefundeerde liefde voor het toneel alleen maar aanwakkerden. Bovendien had ik mensen dikwijls met ontzag horen praten over mijn oom, zoals na de televisie-uitzending van Rod Serlings “Requiem voor een zwaargewicht”. We hadden thuis geen televisie, dus was het drama ons ontgaan, maar daags er na was ik er als ‘klaarovertje’ getuige van dat mensen elkaar spontaan op straat aanspraken om uiting te geven aan de heftige emoties die Ko van Dijk de avond tevoren in hen had losgemaakt. Mijn verwachtingen waren dan ook hoog gespannen voorafgaand aan de door mijzelf uitgekozen opvoering van Shakespeare’s “Coriolanus” in de Stadsschouwburg met Ko in de titelrol. Die belevenis liep helaas uit op een lichtelijk onthutsende teleurstelling. Zoals gezegd, had ik tot dan toe alle door mij bijgewoonde toneelvoorstellingen, de ten onrechte verguisde “Gijsbreght” incluis, ondergaan als wonderen van volmaaktheid, maar het was Ko, die een element van twijfel introduceerde in mijn beoordeling van hetgeen het theater had te bieden. Ik geloof niet dat ik een geheim verraad, als ik hier vertel dat Ko bij wijlen enorm ‘schmierde’, en zo kon het gebeuren dat ik, enigszins aan de zijkant van de stalles gezeten, voor het eerst in mijn leven een acteur malle smoelen zag trekken tegen zijn collega’s, terwijl ik in de veronderstelling verkeerde aanwezig te zijn bij een belangrijke culturele manifestatie, en het vergde een grondige innerlijke worsteling voordat ik die ongezochte bezoedeling van het weinig reële beeld dat ik tot op dat moment had gehad van het toneel kon duiden als een in wezen futiel bagatel...

Gelukkig heb ik Ko vele malen daarna mogen aanschouwen in onvergetelijke creaties van de meest uiteenlopende personages! Niet de geringste daaronder was zijn meesterlijke portrettering van Spoel in Shakespeare’s “Een Midzomernachtsdroom” in een enscenering door de toenmalige Nederlandse Comedie, die ik samen met mijn moeder van het schellinkje in de Stadsschouwburg bekeek. Ko leverde daarin zo’n briljante prestatie - komisch en ontroerend tegelijk -, dat mijn moeder geen weerstand kon bieden aan de drang om hem daar na afloop mee te complimenteren, ondanks haar gemengde gevoelens jegens haar broer. Ko reageerde uiterst hartelijk op die toenadering, en zo begon er een periode waarin we op vriendschappelijke voet met elkaar omgingen, al was die van vrij korte duur.

De hernieuwde verwijdering tussen ons deed mij besluiten om mij pas weer in Ko’s nabijheid te begeven, wanneer hij mijn vader zou spelen - zo arrogant was ik kennelijk tòèn al! Verrassend genoeg stond het lot me toe om dat voornemen ten uitvoer te leggen: in 1971 nam Ko de rol van de deurwaarder Dreverhaven op zich in Walter van der Kamps knappe televisiebewerking van Bordewijks roman “Karakter”, waarin ik zijn buitenechtelijke zoon Jacob Katadreuffe gestalte mocht geven. Het moge bekend worden geacht dat er in het boek sprake is van een getroubleerde relatie tussen een man (Dreverhaven) en een bij hem als huishoudster in dienst geweest zijnde vrouw (Joba), die vroeger een verhouding hebben gehad waaruit een zoon is geboren, maar die allengs vijandiger tegenover elkaar zijn komen te staan. Walter van der Kamp, die tevens de regie voerde, kon natuurlijk niet weten dat Andrea Domburg, die hij had gevraagd voor de rol van Joba, en Ko in het verleden jarenlang ongehuwd hadden samengewoond en elkaar sedertdien niet bepaald toegenegen waren (om het mild uit te drukken). Voeg daarbij de ietwat stroeve verstandhouding tussen Ko en mij, en de kiem voor een explosieve situatie was gezaaid! Onbedoeld kon Walter van der Kamp derhalve profijt trekken van de reeds bestaande spanningen tussen zijn drie hoofdrolspelers, en dat heeft zeker vruchten afgeworpen, want de serie was een eclatant succes. Wat mij van de samenwerking met Ko in die productie bovenal is bijgebleven, is de generositeit waarmee hij me tegemoet trad. Dat blijkt onder meer uit de confrontatie tussen vader en zoon, die op de website valt te zien: Ko geeft daarin zijn eigen personage natuurlijk het volle pond (en hòè!), maar tegelijkertijd geeft hij mij - zoveel minder ervaren dan hij - alle steun bij het invullen van mijn karakter. Het zegt veel over de overgave waarmee hij zijn vak beoefende… mits hij zich daartoe gedreven voelde.

Sindsdien heb ik blijvend mogen verkeren in de wijde kring rond Ko, een door mij als hoogst vererend ondergaan voorrecht. Een der grootste complimenten die ik ooit heb ontvangen was overigens afkomstig van Ko. Om hem niet de indruk te geven dat ik een slaatje wilde slaan uit het feit dat ik zijn volle neef was, zweeg ik in het openbaar over onze familierelatie. Enige tijd na de uitzendingen van “Karakter” werd ik er tot mijn verbazing echter op aangesproken door een mij vreemd echtpaar. Op mijn vraag hoe die mensen er van afwisten, legden zij uit dat Ko het hun zelf had verteld! Ik heb het altijd opgevat als een bewijs van zijn goedkeuring van mijn verrichtingen als Katadreuffe, en tot op de dag van vandaag stemt dat me intens dankbaar en gelukkig!" (Londen, januari 2007)

Volgens Henk van Ulsen

Acteur Henk van Ulsen: "Juist in dat zoeken naar al die mensen om hem heen zat een diepe grond van eenzaamheid. Ko is altijd een 'alleen kind' gebleven. Als hij dat speelde, dat eenzame kind, was hij ook op z'n best. Dan kon hij verschrikkelijk ontroeren. Hij voerde een gevecht in zijn bestaan, een strijd voor zijn 'zijn als Van Dijk'. Die strijd vocht hij uit op het toneel. Hij wilde op eigen kracht aan de aarde ontstijgen. Ko voelde zich getergd door wat er in het leven gebeurt, gekweld. Dat riep een tegenkracht bij hem op die beslist malicieus genoemdkan worden. Hij had een waanzinnig talent voor de kwaadaardige kant van het bestaan. Zoals hij Frank de Vijfde speelde, op een Brando-achtige manier. Die godfather-kant had hij heel sterk, een mafiose superioriteit.

Wanneer hij je een matig acteur vond, probeerde hij je op het toneel bewust te verpletteren. Dat was een heel kwaadaardige kant van Ko. Hij kon je op het toneel zo enorm laatdunkend aankijken, dat je als acteur verschrikt dacht: 'Wat is er mis met mij?'

geciteerd uit: HP/De Tijd 20 december 1991

Volgens Wil Beets

Wil Beets was twintig jaar Ko van Dijk's vaste kleedster.

"Hij kwam steevast klokke half zeven de schouwburg binnen en bulderde dan al van verre de kalk van de kleedkamergang. "Wiiiiiilllllll! Ik wil gekleed worden!" Ach god, die Kootje, ik vond hem een engeltje, echt. Maar hij was soms moeilijk, hoor. Dan dacht ik weleens: vent, ontplof toch. Dan stond hij zó tegen je te schreeuwen dat je de kleedkamer uitliep. Maar als hij dan bijvoorbeeld in de tweede acte van Danton speelde, ging ik toch altijd even stiekem kijken. Dat was zo fantastisch, dat mocht je niet missen. En zag hij mij dan vanuit een ooghoek in de coulissen staan, dan draaide hij zich een kwartslag en speelde hij het voor mij. Dat was Ko ten voeten uit. Een schat."

Geciteerd uit: HP/De Tijd 20 december 1991

Volgens Guus Verstraete

Ko van Dijk en Guus Verstraete leerden elkaar kennen bij de kinderrevues van Minny Heijermans. Ze zouden tot Van Dijk's dood bevriend blijven. Verstraete over Ko van Dijk:

"Hij was een zeldzaam fenomeen. Als Ko het toneel opkwam, keek je naar niemand anders. Hij was het vleesgeworden toneel, één groot mysterie. Zulke mensen kom je maar zelden tegen. Toneel was alles voor hem. Het nam hem helemaal in beslag. Hobby's had totaal niet. Ja, praten en lezen over toneel.

Wat hij leuk vond, dat deed hij. En hij vond heel veel leuk. Dat sommige dingen niet van hoog literair gehalte waren, liet hem volledig koud. Denk niet dat dit een versnippering van talent tot gevolg had. O nee, Ko liep over van talent. Dat was bij hem één oneindig groot reservoir, waaruit je onbeperkt kon putten."

Geciteerd uit: HP/De Tijd 20 december 1991

Volgens zijn moeder Jetty van Dijk-Riecker

Jetty van Dijk-Riecker: "Mijn zoon Ko lijkt in veel dingen op zijn vader. Hij is ook een sterke persoonlijkheid. Als kind was hij een lange, magere spriet. Grote Ko heeft hem nooit overhoord, de jongen moest de school op eigen kracht doorworstelen. Dat is niet zo'n succes geworden. Mijn man zei altijd: 'Als deze jongen aan het toneel komt, dan wordt het niks.'.

Ko Junior sprak met een Amsterdams accent en had helemaal niet zo een behoefte om op de planken te staan. 's Avonds als wij in de schouwburg speelden lag hij in bed. Tenminste, dat dachten we. Maar de jongen had een sleutel, kwam zijn bed uit, ging naar de schouwburg - vlak bij ons thuis en stond achter de coulissen naar grote Ko te kijken. De volgende dag hoorde je dan: 'Pa, u speelde gisteravond uw rol heel anders dan de avond daarvoor.'

Hij is een sterk observator, Ko junior. Altijd geweest. Toch heb ik vaak gedacht en gezegd: 'Nee, jongen, dat zeg je met een verkeerde klank en daar leg je het veel te dik op.' Het is moeilijk, als je zo'n sterke, vitale man bent, gezegend met zoveel talent, om je op het toneel in te tomen."

Geciteerd uit: Eva 2 maart 1968 (interview met Jetty van Dijk-Riecker)

Volgens Paul van Gorcum

Hoewel Ko niet katholiek was, voelde hij zich erg verbonden met dat geloof. Als wij met z'n allen in de kerstnacht naar de mis gingen, was hij 's middags al om een uur of vier bij ons, en dan genoot hij van de grote kerstboom, de speciaal voor Peter-Jan en Kees opgezette kerststal en de klassieke kerstmuziek die zcht op de achtergrond hoorbaar was. 's Avonds ging hij dan bij voorkeur een uur vóór de mis begon naar de kerk toe, omdat hij persé op de eerste rij wilde zitten, om alles maar goed te kunnen zien en heel diep te ondergaan. Vaak raakte hij dan zo ontroerd, dat de tranen over z'n wangen liepen. Dan was Ko dicht bij zijn God...

Hij geloofde heel intens - op zijn volstrekt eigen wijze. De nachtmis was voor hem een Heilig Gebeuren. Hij kon het op zulke momenten echt betreuren dat hij niet katholiek was, vond het jammer dat hij niet ter communie kon gaan. De mensen in onze kerk waren er aan gewend dat Ko incidenteel met ons meekwam, ze wisten ook wel dat Ko geen katholiek was, maar men accepteerde hem, lieten hem met rust, men had respect voor zijn behoefte daar te zijn."

geciteerd uit: Tony van Verre ontmoette Ko van Dijk (Bussum 1978)

Volgens AnneWil Blankers

Actrice Anne Wil Blankers: "Met hem reizen, was een bron van plezier. Wat heb ik vaak vreselijk moeten lachen, met hem maar ook óm hem: wat een prachtig verteller was hij. Steeds terugkerende vraag: wat ga jij straks eten? Hij verheugde zich steeds weer op de maaltijd vóór de voorstelling. Ik herinner me een voorval op weg naar Groningen, we maakten een stop onderweg rond thee-tijd. Ko had trek in thee met veel lekkers. Maar het was erg warm en iets fris zou er ook best ingaan. Toen bestelde hij in een adem een thé-complet en een sorbet. Toen we na twintig minuten weer in de bus stapten, had hij alles geconsumeerd."

geciteerd uit: Tony van Verre ontmoette Ko van Dijk (Bussum 1978)

Volgens Anne Wil Blankers

Actrice Anne Wil Blankers: "Ko als regisseur was een groot feest. Zijn lezing - met voor iedere rol een eigenaardigheid - was zo voortreffelijk dat iedereen vond, dat hij het stuk maar in z'n eentje moest spelen. De repetitie-periode was voor mij bijna nog heerlijker, dan het spelen zelf. Manden voor prima ideeën voerde hij aan, hij stimuleerde je en had aandacht voor iedereen, ook voor de kleine rollen. Kortom, het was altijd een bijzonder vruchtbare periode."

geciteerd uit: Tony van Verre ontmoette Ko van Dijk (Bussum 1978)

"Als Ko je vertrouwde en jouw manier van werken hem aanstond, stond je in zijn goede boekje. Maar hij werd echt dol als hij moest werken met mensen die hij 'quasi' vond. Dan nam hij geen blad voor de mond. Soms dacht ik: 'Nee Ko, nu ga je echt te ver. Dit kan niet.' Dan moest hij een acteur regisseren in wie hij geen enkel vertrouwen had. Heel demonstratief draaide hij die dan de rug toe, om na tien minuten luidkeels te vragen: 'Eh? Is-ie al klaar?' Dat was echt vernietigend."

geciteerd uit: HP/De Tijd 20 december 1991

Volgens Willy Levie

Verslaggever Willy Levie van Het Vrije Volk: "Ko van Dijk kènt z'n vak, maar ook alle leukigheidjes en alle verrottigheden van het toneel. Niet altijd kent hij zijn eigen grenzen. Zijn primitief toneelinstinct, zijn weergaloos aanvoelvermogen en zijn persoonlijke eerzucht doen hem wel eens op paden belanden, waar hij een bepaald publiek wel, maar de Kunst géén dienst mee bewijst.

Ko van Dijk heeft een straffe regisseur nodig, die dit wonderlijk oertalent begrijpt en er mee kan omspringen. Zulke regisseurs zijn dun gezaaid in dit land. Een intelligente benadering van dit toneelfenomeen kan deze man nog tot een hoogte doen stijgen, die in de historie van ons vaderlands toneel nog maar door een enkeling wordt bereikt.

Mits...In Shaws Kapitein Brassbounds bekering zet Brassbound (Ko van Dijk) tegen het eind van het stuk: 'Ik ben 'n goed man als ik onder goeie leiding sta!' Woorden die Ko van Dijk op het lijf geschreven zijn."

(geciteerd uit Het Vrije Volk 21 maart 1957)

Volgens een vriend

In een artikel over Ko van Dijk in Het Vrije Volk van 21 maart 1957 haalt verslaggever Willy Levie een niet bij naam genoemde vriend, 'één van z'n beste vrinden die Ko ként', aan wanneer hij Ko van Dijk als toneelbeest typeert:

'Een bezeten toneelbeest. Een fenomenaal talent, gevoed en geleid door een driftig instinct, een ontembare eerzucht en - soms - door een feilloze intuïtie. Een brok ongepolijste primitiviteit met de bekende grote-mond-en-het-kleine-hart, dat zich zelf en anderen tot zulke adembeklemmende hoogte kan opzwepen, dat men met zijn ontroering geen raad weet. Een man die ademt, leeft en liefde bedrijft met het toneel, op het toneel en uitsluitend voor dat toneel. Ja, een bezeten toneelbeest."

Volgens journalist H.J. Oolbekkink

In een artikel over Ko van Dijk in het Parool van 23 februari 1957 schreef journalist H.J. Oolbekkink:

"Een vrouw zei me eens: Als Van Dijk me aankijkt, voel ik me naakt. Een man zei me eens: Als Van Dijk me aankijkt, wil ik hem slaan."

Volgens Ischa Meijer

Ischa Meijer: "Of er werd serieus komedie gespeeld, òf de zaak werd onverbiddelijk in het honderd gestuurd. Wanneer hij een stuk niet zàg, onbegrijpelijk achtte, zoals Goudendarm van Crommelinck, dan was niets hem te min om de collega's uit balans te brengen; en ook dat is eigenlijk een serieuze kant van het vak. Niet zelden zag hij die zijde van zijn talent met een boete van de directie gehonoreerd. 'Vijftig gulden boete, maar wel voor honderd gulden gelachen,' was dan zijn stereotiepe opmerking. In Haarlem hebben ze het eens na de eerste acte al moeten opgeven: ze konden gewoon niet verder van de slappe lach."

Geciteerd uit: Vrij Nederland van 20 mei 1978

Volgens Ank van der Moer

Actrice Ank van der Moer: "Ko had nog een talent behalve dat van een groot acteur. Hij kon je op het toneel schandalig aan het lachen maken, maar zelf vertrok hij geen spier. Ik herinner me dit vooral uit een stuk Wat iedere vrouw wel weet van Barry, ik had daarin de rol van Mary Dresselhuys overgenomen; ze had toen een blindedarmoperatie. Ik smeekte Ko tussen de coulissen geen geintjes meer uit te halen 'alsjeblieft Ko, laat het, schei er mee uit, ik kan het niet verdragen.' Hij zei 'ik doe toch niets', maar in een scène ging hij onder een grote parapluieplant staan en trok de bladeren om zich heen. Het is te kinderachtig om daar slap van het lachen van te worden, maar het was net als vroeger op school: als je niet mocht lachen stimuleerde je dat juist."

geciteerd uit: Tony van Verre ontmoette Ko van Dijk (Bussum 1978)

Volgens Albert Mol

Albert Mol: "De jaren dat Ko met Teddy Schaank getrouwd was, waren gelukkige jaren. Teddy was een lieve, zorgzame vrouw voor haar Kootje en ik heb in die periode menig gezellig avondje in huize Van Dijk mogen meemaken. Niemand van de gasten hoefde op zo'n avond stof voor conversatie aan te dragen, Ko zat op zijn praatstoel, en hij was een meesterlijk verteller. Uniek zoals hij, als een aquarellist in een paar vegen een persoon of een situatie voor je neer kon zetten. En wee degeen die bijvoorbeeld tijdens een repetitie zijn misnoegen had gewekt - die werd onder grote hilariteit feilloos neergesabeld, het geheel verpakt in een grote dosis humor. Dat was ook een uniek talent van Ko."

geciteerd uit: Tony van Verre ontmoette Ko van Dijk (Bussum 1978)