Interview: Jan van Hemert blikt terug op zijn carrière
20 oktober 2020 - Interview door Milco Feijnenbuik
Bij binnenkomst liggen er al een aantal ontwerptekeningen klaar op de bank. “Dit zijn een paar hele goede vind ik zelf. Deze stelt bijvoorbeeld precies Siberië voor.” Ook in de rest van het huis – aan de muren, op het bureau, in lijstjes – is veel van zijn werk terug te zien. We zijn thuis bij decorontwerper, -schilder en decorateur Jan van Hemert (87 jaar), in zijn huis in Amsterdam Nieuw-West waar hij al sinds zijn 27e woont. “Het interieur is gewoon door de toneelwereld gekomen. Als je daarin werkzaam bent, kan je makkelijk vragen van: ‘jongens, kunnen jullie bij mij in de kamer even dit doen?’”
In het huis is de geschiedenis van bijna zeventig jaar werk in het theater op verschillende plekken terug te zien. Zo’n lange periode staat garant voor vele verhalen en anekdotes, waar Van Hemert graag over vertelt. Bijvoorbeeld over ontmoetingen met oude bekende: “Ik liep laatst na afloop van de voorstelling Was Getekend, Annie M.G. Schmidt langs de Stadsschouwburg terug naar de tram, en toen stond er een oude bekende daar bij de artiesteningang een sigaretje te roken. ‘Hallo, leef jij nog?’ vroeg hij licht verbaasd. Ik was helemaal verbaasd dat hij mij nog herinnerde, maar hij vond het altijd gezellig.”
De magie van Carré
Jan van Hemert werd op 16 februari 1933 geboren in Haarlem, als jongste van vier kinderen. Zijn vader overleed in het jaar dat hij werd geboren (“De laatste jaren denk je soms wel eens wat hij ervan zou hebben gevonden dat mijn spullen nu bij het museum liggen.”). Op vierjarige leeftijd verhuisde hij naar Overveen, waar zijn passie voor tekenen al snel kwam bovendrijven. Van Hemert: “De juffrouw van de lagere school is nog eens bij mijn moeder geweest toen ik in de tweede klas zat. Zij heeft toen tegen mijn moeder gezegd dat ik een hele speelse jongen was, maar dat ik me niet erg concentreerde op het leren en altijd kaboutertjes en elfjes aan het tekenen was. Het zou volgens haar niet gek zijn als ik een keer zou blijven zitten. En ja hoor: de derde klas heb ik twee jaar gedaan.”
Op zijn veertiende werd hij door zijn tien jaar oudere broer Wim van Hemert, tevens decorschilder, meegenomen naar Theater Carré: “Tom Manders (toen nog werkzaam als decorontwerper, red.) had hem gebeld of hij kon komen. De revue voor Heintje Davids moest worden gemaakt, maar Tom kon zelf niet. Mijn broer heeft toen gevraagd of ik mee mocht komen naar Carré, want ik had vakantie. Dat Carré heeft zo’n indruk op me achtergelaten, met die houten trap naar de schildersvloer, en de grote schuifdeur waardoor het decor naar beneden werd getakeld. Toen ik daar kwam, was ik verkocht. Ik zei tegen mijn moeder: ‘Dat wil ik.’ Mijn broer zei toen dat ik kon komen helpen op het atelier, zodat ik kon zien wat er allemaal gebeurde.”
Na goed advies van zijn moeder om eerst zijn school af te maken, en het diploma van de kunstnijverheidsschool voor grafisch ontwerper op zak, kwam Van Hemert vanaf zijn zeventiende in de praktijk terecht. Samen met zijn broer kwam hij bij Firma W.J. van Doesburg terecht, die onder meer decors ontwierp voor verschillende gezelschappen. Al snel werd hij gebeld door Meyer Hamel, oprichter van de Hoofdstad Operette: “Omdat er een operette geschilderd moest worden (de eerste reprise van In ’t Witte Paard, red.), en mijn broer op dat moment bij de Snip & Snap Revue zat, werd ik gevraagd om naar Amsterdam te komen. Willy Alberti speelde als portier mee in de voorstelling.” Voor de tweede en derde reprise zou Van Hemert overigens het decor ook ontwerpen.
De Hoofdstad Operette
Het was het begin van een lange carrière, waarin Van Hemert veel voor de Hoofdstad Operette heeft gewerkt. “Karel Bruckman ontwierp in die tijd de decors voor de Operette, dus in eerste instantie hielp ik met schilderen. Daar werd ik steeds handiger in. Op een gegeven moment vroegen ze mij om de positie van Bruckman over te nemen, want ze wilden een jonger iemand hebben. Dat vond ik zo zielig voor hem, dat ik toen heb voorgesteld dat we Der Bettelstudent met zijn tweeën zouden doen. Ik heb toen de buitenscènes ontworpen, en hij de binnenscènes.”
Uiteindelijk nam Van Hemert het stokje helemaal over van Brückman. Jarenlang werkte hij dag en nacht door (Van Hemert: “Uiteindelijk was het toch altijd wel een klus hoor, want ik maakte ook zelf de werktekeningen voor de timmerlui. En ze hadden zeventien man in dienst daar.”). Op zijn tweeënveertigste kreeg hij een burn-out. “Er werd toen bij het Slotervaartziekenhuis tegen me gezegd dat ik niet moest denken dat ik nog 27 was. Toen ben ik daarmee gestopt. Ik werkte nog wel door tot elf uur, maar daarna ging ik naar huis om te slapen.”
Het proces van het ontwerpen van een nieuwe voorstelling, kende een vast verloop. Van Hemert: “In november kreeg ik vaak te horen welke operette ze in augustus wilden gaan doen. Vervolgens had ik de tijd om erover na te denken. Vaak ging ik in februari of maart naar Gran Canaria. Dan nam ik mijn tekenboek mee en bij goed weer ging ik zitten krabbelen. In april gingen we dan naar Wenen toe, waar Alexander Pichler (regisseur van veel van de Hoofdstad Operettes, red.) woonde en waar ook de kostuums werden gemaakt. Dat gebeurde bij Lambert Hofer, die ook al die Sissifilms hebben gedaan. Hij keurde dan de ontwerpen goed. Hij vond het allemaal even prachtig. We gingen toen ook vaak daar naar het theater, maar als ik de decors dan zag, dan vond ik dat zo antiek. Dat wilde ik nooit doen, dacht ik toen.”
Gelukkig voor Van Hemert kreeg hij de vrijheid om naar eigen inzicht decors te ontwerpen: “Alexander Pichler gaf me die vrijheid, omdat ik ondertussen al veel ervaring had met het schilderen ervan. Dat was wel fijn, dat je niet de drang van een baas voelt. Een keer heb ik me vergist in mijn ontwerp, maar gelukkig is dat uiteindelijk met een nieuw ontwerp goed gekomen.”
Waar sommige ontwerpers voor inspiratie afreizen naar verre oorden, putte Van Hemert voornamelijk uit zijn eigen fantasie. “Heel soms heb ik wel boeken gekocht, om bijvoorbeeld de sfeer te zoeken van een Chinese omgeving. Maar ik ben bijna nooit gaan reizen om inspiratie op te doen. We zijn voor Der Zigeunerbaron wel vanuit Wenen een dag naar Hongarije geweest, maar dat leek in wezen best op de rietvelden bij Zaandam.”
Vrijheid als freelancer
Tijdens zijn carrière heeft Jan van Hemert er nooit voor gekozen om ergens in dienst te gaan. De vrijheid om zelf te kunnen bepalen wat hij wilde doen, vond hij erg fijn. Dat eigen ondernemerschap zat er al vroeg in: “In militaire dienst tekende ik een gezicht voor de soldaten voor één gulden.”
Het betekende voor Jan van Hemert dat hij minder financiële zekerheid had. Het gevolg was dat hij zich in zijn carrière met veel meer dan alleen theater heeft beziggehouden: reclameplaten, boeken, revues voor bedrijven, modeshows. Van Hemert: “Ik heb me altijd laten betalen per vierkante meter. Ik heb daarom naast het theater ook veel televisie gedaan (bijvoorbeeld de KRO-revues en De Kleine Waarheid, red.). Dat betaalde goed. Je bent freelancer, dus je wilt ook wel wat. Ik zei altijd: als ik twee operettes in het jaar zou doen, dan had ik een aardig zakcentje. Maar twee operettes tegelijk ging niet voor mij, want ik ging er altijd helemaal in met mijn werk. Dus televisie- en beurswerk deed ik er vaak naast. Voor modeshows een decortje eromheen maken enzo.”
Voor een van die beurzen, de Hannover Messe, maakte hij zijn grootste doek: “Dat was voor een firma met garnalenpelmachines. Zij wilden de Zaanse Schans hebben. Dat doek werd uiteindelijk vijftien bij negen meter. Daar heeft de Firma Doesburg uiteindelijk nog een molen voorgezet, en een haringkar. Zoiets heb ik ook in Madrid gedaan met Hollandse huisjes. Dat soort klussen waren ook gewoon leuk om te doen.”
Maar ook binnen de theaterwereld werkte Van Hemert voor verschillende gezelschappen. Voor Het Nationale Ballet schilderde hij bijvoorbeeld de achterdoeken voor enkele balletten waarin Rudolf Nurejev danste. Van Hemert: “Voor de stukken met Nurejev zochten naar een Romantische schilder. Rudi van Dantzig belde mij toen op met de vraag of ik dat wilde doen. Ik zette op al mijn doeken op de achterkant mijn naam en telefoonnummer. Rudi had een paar van mijn doeken gezien en wist mij zodoende te bereiken. Ik kreeg toen via Sonia Gaskell een ontwerp van Alexandre Benois en dat schilderde ik dan na. Ik heb daar onder andere Blown in A Gentle Wind geschilderd.”
Werken met nieuwe generaties
Ondanks verschillende aanbiedingen vanuit het buitenland (Londen, Berlijn), is Van Hemert altijd in Nederland blijven werken. Na zijn vijfenzestigste is Van Hemert het iets rustiger aan gaan doen, en maakte hij onder meer een reis naar het Egyptische Luxor: “Als je die poppetjes ziet die op de wanden van al die koningsgraven geschilderd zijn; ik heb echt mijn ogen uitgekeken. Hoe is dat mogelijk? En ik bijvoorbeeld ook in Istanbul geweest. Maar allemaal na mijn vijfenzestigste. Daarvoor kon ik geen risico lopen, want dan had ik geen inkomsten.”
Van rustig met pensioen gaan, wilde Van Hemert echter niets weten. Zo werkte hij bijvoorbeeld nog mee aan verschillende voorstellingen voor het Nationaal Jeugd Musical Theater, waarbij verschillende generaties samenkwamen. “Bij Oorlogswinter werd ik gevraagd of ik allemaal tekeningen wilde maken, die vervolgens zouden worden omgezet naar digitale bestanden voor op de videoschermen. Kijk, die techniek zegt me niets, maar dat ik tekeningen moest maken, dat is alleen maar leuk om te doen. Dat waren vaak wel vijf tekeningen per week, en alles op schaal getekend. Dat was wel een klus. Dat omzetten in de computer gebeurde door twee jongens van de academie in Antwerpen. Zij bedankten me op de première en vonden het fantastisch dat ik die tekeningen had gemaakt. Ik zei toen: ‘Zeg nou gewoon Jan. We hebben het toch samen gedaan?’ Maar toen zeiden ze: ‘Nee, u blijft meneer Jan van Hemert voor ons.’”
Ook bij de jonge castleden van het gezelschap maakte zijn werk veel indruk. “Bij de voorstellingen die ik voor het Nationaal Jeugd Musical Theater heb gedaan, was ik vaak buiten op de parkeerplaats het decor aan het schilderen. De kinderen die meespeelde, zaten vaak in pauzes om mij heen en vol bewondering te kijken hoe ik dat deed.”
Zijn laatste productie was Peter Pan (2016), waar Jan van Hemert alleen nog in adviserende rol bij betrokken was. Toch kon hij het niet laten om ook daar nog te ontwerpen: “Ze lieten me het decor in de studio zien, en ik heb toen wel gezegd dat dat geen typisch Engelse jaren 30-stijl slaapkamer was, en dat ze een lambrisering moesten aanbrengen. Ik heb toen een klein tekeningetje gemaakt, en dat hebben ze toen gedaan. ”
Trots
Terugblikkend had zijn carrière een heel andere wending kunnen nemen. Een blauwe maandag werkte Van Hemert namelijk als danser. “Ik had nooit zin om in de sportschool te zitten, en met dans werd je ook lenig genoeg. Ik heb dus een klassieke opleiding bij de Kennemer dans & balletstudio gehad, maar ben vanaf mijn zeventiende overgestapt op tapdansen. Dat vond ik te gek. Jack Bow heeft ons dat geleerd. Een seizoen heb ik met twee andere meiden van de dansschool op de achtergrond bij het Cocktail Trio meegedanst. Maar het was niet te combineren met het decorwerk, en dat is toch wel mijn nummer één.”
Dat decorwerk had wel enkele gezondheidskwaaltjes tot gevolg. Vanaf 2001 kreeg Jan van Hemert langzaam last van de Ziekte van Dupuytren, waardoor zijn vingers steeds krommer zijn gaan staan; een gevolg van vele jaren met de kwast in de weer zijn. Autorijden mocht hij sowieso nooit (“Ze hebben mij bij het ziekenhuis gezegd dat ik nooit moest gaan autorijden, want ik had fotografische ogen. Die gaan continu heen en weer. Ik kon mij dus altijd goed concentreren op zo’n groot achterdoek, maar op de weg kon ik mij niet concentreren op één richting.”). Toch zit hij nog steeds niet stil. Voor verschillende mensen tekent hij in opdracht, bijvoorbeeld gebouwen in Amsterdam. Hij doet het voor de lol, om bezig te blijven. Pas geleden heeft hij de vloer in zijn keuken gelakt.
Dat een deel van zijn werk sinds enige jaren, op verzoek van de Theatercollectie zelf, is opgenomen in het theaterarchief, vindt hij een bijzonder iets. “Ik was wel een beetje zenuwachtig toen ze hier kwamen. We hebben samen uitgezocht welke producties ze zouden opnemen. Ze kwamen toen onder andere met In ’t Witte Paard, maar dat vond ik eigenlijk zo’n revue-operette. Dat paste niet echt bij de andere producties (onder andere Der Graf von Luxemburg, Eine Nacht in Venedig en Die Csárdásfürstin, red.), die allemaal geïnspireerd waren op een bepaald land. Toen heb ik Orpheus in der Unterwelt voorgesteld, want dat was van een Franse componist.”
Uiteindelijk kijkt Jan van Hemert met plezier en trots terug op wat hij heeft bereikt: “Mijn moeder wist vroeger altijd niet zo goed wat ze met mij aan moest, maar dat is gelukkig helemaal goed gekomen. Ze was altijd helemaal in de zevende hemel bij de premières van de Hoofdstad Operette. Dan kreeg ik een bos bloemen in mijn handen en een fles whisky.”
Hieronder ziet u aan reeks decorontwerpen, afkomstig uit de Theatercollectie van de UvA, die Jan van Hemert heeft gemaakt voor verschillende voorstellingen. Klik op de afbeelding voor meer informatie.
Decorontwerp Das Land des Lächelns 1e akte.
Decorontwerp Das Land des Lächelns 2e akte.
Decorontwerp Der Graf von Luxemburg Prosceniumdoek.
Decorontwerp Der Graf von Luxemburg 1e akte.
Decorontwerp Der Graf von Luxemburg 3e akte.
Decorontwerp Die Csárdásfürstin Bild 1.
Decorontwerp Die Csárdásfürstin Bild 9.
Decorontwerp Eine Nacht in Venedig 2e akte.
Decorontwerp Eine Nacht in Venedig Vaste bouw.
Decorontwerp Eine Nacht in Venedig Venetiaanse Gobelius.
Decorontwerp Orpheus in der Unterwelt Bild 5: Höllenhalle.
Decorontwerp Orpheus in der Unterwelt Bild 8: Höllen can-can.
Decorontwerp Orpheus in der Unterwelt Bild 9: Orpheus Abschied.
Decorontwerp Orpheus in der Unterwelt Bild 11: Paris.