Hans van Manen: Biografie - Carrière

Uit TheaterEncyclopedie
Ga naar: navigatie, zoeken

Logo eenlevenlangtheater2.jpg

Hans van Manen. Fotograaf onbekend. Collectie TIN.

Eenlevenlangtheater Hans van Manen:

Carrière

Hans van Manen, toneelkapper 1949. Herkomst: Privécollectie.

Op veertienjarige leeftijd stapte Hans van Manen de schouwburg aan het Leidseplein binnen. Het Muziektheater bestond nog niet en de meeste balletten waren in de Stadschouwburg te zien. Hij kwam - als hulpje - in dienst bij de grimeur en toneelkapper Herman Michels van de schouwburg. Dat was zijn toegang tot de wereld van toneel en dans. Na zijn lagere school volgde Van Manen een kappersopleiding bij de bekende toneelkapper Michels, een beroep dat Van Manen ook enige tijd zou uitoefenen. Niet direct een goede vooropleiding tot danser, maar hij kwam in elk geval in de buurt van de door hem zo bewonderde dansers, die in de Stadsschouwburg optraden.

Hans van Manen begon zijn danscarrière pas in 1951. Terwijl hij als toneelkapper in de Schouwburg werkte, zag in hij 1950 de danser Jaap Flier dansen. Achteraf gezien was dit een omslagpunt in zijn leven. Hij werd verliefd op de danser en op de danskunst en besloot zijn leven hier nu echt aan te wijden. Hij sloot zich aan bij het Ballet Recital van Sonia Gaskell. Zij zag wel iets in de jonge Van Manen en besloot hem op te leiden tot danser.

Toen Hans van Manen tegen toneelkapper Michels zei dat hij ophield met het vak en ging dansen, zei Michels: "Ja, dat heb ik altijd al geweten. Waar denk jij nu van te kunnen leven?" "Ik weet het niet". "Als je één avond in de week voor me blijft werken mag je je salaris houden".

Balletles bij Sonia Gaskell in de Zomerdijkstraat in Amsterdam. Rechts achter Hans van Manen. Foto: Simon Pot. Collectie TIN.

In deze jaren pakt Van Manen van alles aan om maar op het podium te mogen staan. Overdag trainde hij met Gaskell, ’s avonds probeerde hij andere dingen. In de avonduren verdient hij geld als toneelkapper in de stadsschouwburg en hij maakt zelfs nog een periode deel uit van het cabaret van Wim Sonneveld, waarin hij af en toe flinke stukken tekst had. Hij werkt mee aan The Wim Sonneveldshow, opgenomen in de BBC-studido's en aan de voorstellingen Rim Ram I en Rim Ram II van het Cabaret Wim Sonneveld. Het waren zware jaren zonder rust, maar "achteraf had ik de ervaring die ik bij Sonneveld heb opgedaan voor geen goud willen missen. Ik ben in die tijd over een heleboel dingen heengestapt. Ik heb toen werkelijk veel geleerd". (De Tijd 1963)

V.l.n.r. (vooraan): Joop Doderer, Wim Sonneveld, Hans van Manen; (achteraan): Joekie van der Valk, Conny Stuart, Marijke Morley in Rim Ram, Cabaret Wim Sonneveld 1958. Foto: Lemaire en Wennink/MAI. Collectie TIN.

In 1952 kon hij overstappen naar het Ballet van de Nederlandse Opera. Een briljant danser zou hij echter nooit worden. Gelukkig ontdekte hij al gauw dat hij ook een ander talent bezat: choreografie. In 1957 maakt hij zijn eerste ballet: Feestgericht bij het Ballet van de Nederlandse Opera; dit ballet werdt later ook door het Nederlands Dans Theater uitgevoerd. Feestgericht werd een groot succes: honderden keren was het te zien in de theaters en de voorstellling kreeg in 1960 de staatsprijs voor choreografie.

Hans van Manen en Gérard Lemaitre aan de Cote d’Azur, 1960 Parijs. Herkomst: Privécollectie.

Aan het eind van de jaren vijftig besloot Hans van Manen zijn heil over de grenzen te zoeken. Hij kan zich als danser bij het gezelschap van Roland Petit aansluiten. Dit gezelschap onderscheidde zich door het gebruik van theatrale elementen in de voorstellingen. Zo maakten zij veelvuldig gebruik van rekwisieten, als sigaretten en telefoons. Dit was iets dat Van Manen erg aantrok. Bovendien maakte hij kennis met de balletten van George Balanchine, een choreograaf die als een van de eersten een brug sloeg tussen klassieke en moderne dans.

Van Manen danst in deze periode onder meer in Cyrano de Bergerac en Les Forains. Petit en Van Manen zoeken echter ook andere manieren om hun kunsten te tonen aan een groter publiek. In 1959 spelen zij samen in de dansfilm: Un, deux, trois, quatre, geregisseerd door Terence Young. Ook Maurice Chevalier en Gérard Lemaitre spelen mee in de film. Documentaire scènes in Parijs en de stem van een verteller (Chevalier) verbinden vier dramatische choreografieën van de hand van Roland Petit: Carmen (1949), La croqueuse de diamants (1950), Deuil en 24 heures (1953) en Cyrano de Bergerac (1959).

Na zijn Franse tijd keert Hans van Manen terug op de Nederlandse podia. In 1960 werd hij danser en choreograaf bij het pas opgerichte Nederlands Dans Theater. Enkele jaren daarna nam hij zelfs de artistieke leiding over van dit jonge gezelschap. Bij het Nederlands Dans Theater experimenteerde hij flink met allerlei dansvormen: van lichtvoetige jazz tot gestileerde dramatische balletten. Daarbij onderzocht hij veelvuldig de functies van het decor, improvisaties en de verhouding tussen dans en muziek. Daarbij schuwde hij het gebruik van moderne muziek als pop niet. Het Nederlands Dans Theater verwierf zichzelf in deze jaren de reputatie van één van Europa’s meest vooruitstrevende balletgroepen.

Han Ebbelaar en Alexandra Radius in Twilight, Het Nationale Ballet, 1972. Foto: Particam Pictures/MAI. Collectie TIN.

Begin jaren zeventig raakte Van Manen in conflict met de groep en stapte op. Als niet gebonden choreograaf had hij nu de kans om bij allerlei gezelschappen, in binnen- en buitenland, voorstellingen te maken. Daarbij werden zijn oude choreografieën steeds vaker opgevoerd. Tot veler verrassing trad hij na deze ongebonden tijd in 1973 in dienst van Het Nationale Ballet. Beroemd zijn de balletten die hij daar maakte met zijn muze Alexandra Radius en Han Ebbelaar, waaronder Twilight en Adagio Hammerklavier. Zijn choreografieën kregen hier weer een traditionelere aanpak, maar hij verloochende daarbij zijn eigen ontwikkelde stijl niet.

Van Manen en Het Nationale Ballet gingen in 1988 uit elkaar. De verhuizing van het Nationale Ballet naar Het Muziektheater bracht spanningen met zich mee. Van Manen raakte in onmin met de leiding en keerde weer terug naar zijn oude stek: het Nederlands Dans Theater. Hij werd daar huischoreograaf. Een andere grote choreograaf, Jiri Kylian, was daar inmiddels artistiek directeur geworden. Velen vroegen zich dan ook af hoe de samenwerking tussen deze twee grootheden zou verlopen. De terugkeer werd echter een groot succes. Hij maakte onder meer het succesvolle stuk Simple Things, waar de Volkskrant over schreef: "Met Van Manens helderheid en muzikaliteit, en de ongelofelijke lichtheid en kracht van de Nederlands Dans Theater II-dansers, is dit verhaal niet mis te verstaan." (De Volkskrant 16 november 2001)

Sinds 2003 werkt Van Manen weer als freelance choreograaf. Die onzekerheid heeft hij lang willen ontlopen, liever werkte hij lange tijd met dezelfde mensen. Dat is intussen anders. "Ik word geen huischoreograaf meer, nergens. Het is niet nodig. Als ik bij NDT, Het Nationale Ballet of Introdans werk, heb ik niet het idee dat ik freelancer ben. Ik ken die groepen door en door en dan maakt het niet uit of ik vast geëngageerd ben of niet. Alleen voor die gezelschappen wil ik nog nieuw werk maken, niet in het buitenland."(Parool, 29 mei 2004). Hij pendelt dan ook heen en weer tussen de diverse gezelschappen.

Om Nederlands grootste choreograaf te eren met zijn 75ste verjaardag, organiseerde Het Nationale Ballet in de herfst van 2007 het ‘Hans van Manen Festival’. Tijdens het festival dansten gerenommeerde dansgezelschappen uit de hele wereld de balletten van Van Manen. Het Nederlandse publiek had de mogelijkheid om voor eens en altijd te zien waarom zijn choreografieën zo veel betekend hebben voor de dans in binnen- en buitenland.

Hans van Manen. Foto: Hans van Manen. Collectie TIN.

Van Manen heeft ook een kant die minder bekend is. Sinds 1973 heeft hij zich ook intensief bezig gehouden met fotografie. In 1979 was zijn werk voor het eerst te bewonderen in een galerie in Amsterdam. In 1986 verscheen het eerste fotoboek van Hans van Manen onder de titel Portrait. Hij fotografeerde veel van zijn dansers. Naakte lichamen figureerden prominent in zijn foto’s. Juichende kritieken vielen hem ten deel. Desondanks hield hij er begin jaren negentig toch mee op.

"Op een gegeven moment werd het zó succesvol, ik had zo veel tentoonstellingen, dat kon ik niet meer aan. Ik had twee of drie fotosessies per week en stond elke nacht tot drie, vier uur in de donkere kamer. Overdag deed ik hetzelfde als nu. Dat ging gewoon niet meer en daarom ben ik er van de ene op de andere dag mee opgehouden. In de galerie van Benno Premsela heb ik nog een laatste tentoonstelling gemaakt en die was meteen hélemaal uitverkocht. Te gek voor woorden. Sindsdien heb ik geen foto meer gemaakt. Ja op vakantie, maar daar houdt het mee op." (bron: Parool, 29 mei 2004)