Hans Croiset: Biografie - Jeugd en opleiding

Uit TheaterEncyclopedie
Ga naar: navigatie, zoeken

Logo eenlevenlangtheater2.jpg

Hans Croiset, 1965. Foto Godfried de Groot. Collectie TIN.


Eenlevenlangtheater Hans Croiset:

Jeugd en opleiding

Hans Croiset, 1937 (2 jaar oud). Fotograaf onbekend. Privécollectie.

Henri Julien - roepnaam Hans - Croiset werd op 15 oktober 1935 in Amsterdam geboren als eerste zoon van de acteur, regisseur, voordrachtskunstenaar en toneelauteur Max Croiset en de actrice Jeanne Verstraete. Er zullen er maar weinig zijn op wie de kwalificatie 'telg uit een acteursgeslacht' meer van toepassing is. Max Croiset was de zoon van voordrachtskunstenaar Hijman Croiset en Jeanne Verstraete een dochter van de acteur Jules Verstraete, op zijn beurt weer de zoon van de bekende Vlaamse actrice Marie Verstraete en de toneelleider, regisseur en acteur Willem van Zuylen sr.. Max en Jeanne hadden elkaar leren kennen op de Toneelschool. Na hun afstuderen in 1934 waren ze allebei geëngageerd door de Amsterdamsche Tooneelvereeniging van Albert van Dalsum en August Defresne. Ze trouwden nog datzelfde jaar.

Na twee jaar bij dat Amsterdamse gezelschap onder contract te hebben gestaan en twee jaar bij de Nederlandsche Tooneelgroep, stapten ze in 1938 over naar het Haagse Residentie Tooneel. Dat was ook het moment dat het gezin Croiset zich in Den Haag vestigde, inclusief een tweede zoon, Jules, die op 9 oktober 1937 ter wereld was gekomen. De broertjes zullen hun vader en moeder met de oppas vast wel eens hebben opgewacht aan de achterkant van de schouwburg, maar voordat ze zich konden realiseren wat het betekende om ouders te hebben die 'aan het toneel' waren, brak de oorlog uit. Kort daarop gingen Max en Jeanne uit elkaar. Jeanne Verstraete trad in het huwelijk met Jacques de Haas, een collega bij Het Residentie Tooneel, waarmee ze later nog een dochter, Paula, zou krijgen. Na eerst een aantal maanden bij hun grootouders te hebben gewoond en daarna een tijdje bij hun moeder en haar nieuwe man, werden de jongens uiteindelijk aan de zorgen van de huishoudster Fietje Zeijlmans toevertrouwd.

Jeugdfoto van Hans Croiset en Jules Croiset, 1942. Foto: onbekend. Herkomst: Privécollectie.

Jeanne Verstraete verdween voor lange tijd uit hun leven. Hans en Jules zouden haar pas begin jaren vijftig weer terugzien. Ook met hun vader, die als joods acteur vanaf 13 september 1941 niet meer mocht optreden en zich vervolgens gedwongen zag onder te duiken, werd het contact schaars. Hans en Jules kwamen uiteindelijk terecht in een huis aan de Scheveningse Badhuisweg waar mamma Fietje een pension ging voeren. Toen de Duitsers in de loop van 1943 een groot deel van Scheveningen lieten evacueren in verband met de aanleg van de kustverdedigingswerken, werden tienduizenden inwoners per trein richting Oost-Nederland afgevoerd.

De jongens en hun pleegmoeder belandden in Ede waar ze ruim een jaar bleven. Met de slag om Arnhem, in september 1944, kwam de oorlog heel dichtbij. De gevechten op de Ginkelse Heide richtten grote verwoestingen aan in de woonwijk waar ze waren ondergebracht, maar hun huis bleef als een van de weinige overeind. Het was uiteindelijk de naderende hongerwinter die mamma Fietje in december 1944 deed besluiten om Ede te verlaten. Na een barre tocht belandden de drie tenslotte op een boerderij in het Friese Roodkerk. Wat de oorlog in ieder geval tot gevolg had was dat Hans en Jules opgroeiden als buitenkinderen, die zich urenlang op de heide en in de weilanden wisten te vermaken. In interviews heeft Croiset die periode later wel eens als de gelukkigste van zijn jeugd gekwalificeerd.

Jeugdfoto van Hans Croiset, Jules Croiset en Seth Gaaikema verkleed als dwergen, 1942. Foto: onbekend. Herkomst: Privécollectie.

In augustus 1945 keerden mamma Fietje en de jongens terug naar de Badhuisweg in Scheveningen. Daar werden de wonden die de oorlog geslagen had zicht- en voelbaar, en groeide het besef dat velen de oorlog niet hadden overleefd. Ze waren door het oog van de naald gekropen. Tot gesprekken daarover kwam het niet. De oorlog was immers voorbij, er moest geleefd en geleerd worden én er moest weer aan cultuur worden gedaan. Samen met zijn pleegmoeder bezocht Hans de zomerconcerten in het Kurhaus. Ook via de radio - die werd aangeschaft toen Jules langdurig ziek werd - maakte hij kennis met de wereld van de klassieke muziek. Hun vader reisde in de eerste naoorlogse jaren rond met soloprogramma's en bezocht hen één keer per week. Via hem moeten de eerste toneelverhalen zijn binnengedruppeld. De eerste keer dat Hans bewust geconfronteerd werd met de toneelwereld was toen hij omstreeks zijn elfde getuige was van een solo-optreden van zijn vader in de Haagse bioscoop City. Croiset herinnert zich dat hij later zijn eigen versie van het Oedipous-verhaal naspeelde met Jules en Seth Gaaikema, wiens ouders kennissen van zijn vader waren.

Het eerste schouwburgbezoek volgde in 1950: De rechtvaardigen van Camus bij De Haagsche Comedie, het gezelschap waaraan Max Croiset sinds het begin van seizoen 1950-1951 verbonden was. Niet lang daarna werden de matinees in De Koninklijke Schouwburg een vast zondagmiddaguitje. Croiset zag sommige voorstellingen drie keer en herinnert zich nog de overweldigende indruk die onder andere De ernst van Ernst en De revisor in de regie van Pjotr Sjarov op hem maakten. Ook zijn eerste kennismaking met De Nederlandse Comedie in het najaar van 1952, staat hem nog helder voor de geest, al was het maar vanwege het stijlverschil waarmee hij toen voor het eerst geconfronteerd werd. Hij ervoer de Amsterdamse manier van spelen aan het begin van de voorstelling even als zó hevig, dat hij bang was achteruit te worden geblazen. Het moet ergens in deze periode zijn geweest dat hij zijn vaders hulp inriep bij het instuderen van een voordracht die hij op school moest houden. Kort daarna deed hij dat opnieuw, voor een optreden met Het lachen, naar een verhaal van de Russische schrijver Andrejev, op de atletiekvereniging.

Hans en zijn vader Max Croiset. Fotograaf onbekend. Herkomst: Privécollectie.

Tot op dat moment was het voor Hans Croiset geen uitgemaakte zaak geweest dat ook hij aan het toneel zou gaan. Hij was net zo gegrepen door de muziek die hij in die jaren beluisterde, de (vooral) Franse films die hij zag en de vele boeken die hij las – alles van het door zijn vader geëiste verantwoorde niveau: geen spektakelfilms maar Wolfgang Staudtes Der Untertan, niet De scheepsjongens van Bontekoe maar De gebroeders Karamazov of La chartreuse de Parme. Daarnaast had hij altijd fanatiek getekend: stripverhalen, maar ook plattegronden van de slag om Troje en van de Akropolis. Eigenlijk wilde hij geschiedenis studeren, maar omdat het op het gymnasium niet ging en hij werd overgeplaatst naar de Paulus Buys Mulo, was die weg afgesloten. Anders dan het gymnasium ging het acteren hem wel gemakkelijk af. Bovendien ervoer hij dat hij met toneel indruk kon maken op de meisjes en - misschien nog belangrijker - de waardering van zijn vader kon oogsten. Aan de verstandhouding tussen Max en Hans Croiset schortte namelijk wel het een en ander. De korte periode die hij bij zijn vader en diens tweede vrouw inwoonde was geen succes.

In ieder geval lijkt Hans Croiset in 1952-1953, zijn eindexamenjaar, serieus aan te sturen op een toneelcarrière. Zijn vader doet hem op les bij de acteur-regisseur Bob de Lange, een gewaardeerde collega bij De Haagsche Comedie. Croiset herinnert zich die lessen als buitengewoon belangrijk en ook aangenaam. Ze werkten aan scènes uit Shakespeares King Lear, met Croiset in de rol van Gekke Tom. Ook Betty van Brussel en Luc van Gent, twee andere, jonge acteurs van het Haagse gezelschap, bemoeiden zich met zijn opleiding. Buiten die lessen om is zijn programma ronduit ambitieus. Om te beginnen is daar op school de regie en een hoofdrol - de andere was voor broer Jules - in De ernst van Ernst. In de maand dat De ernst van Ernst werd opgevoerd, waren de repetities voor een andere hoofdrol al in volle gang. Om Hans spelervaring op te laten doen, had zijn vader een lidmaatschap bij de Haagse amateurvereniging ADO-DVS georganiseerd waar hij de hoofdrol kreeg in De Jade Boddhisatva, een toneelstuk in verzen van Bep de Jong- Keesing, naar een gelijknamig Chinees volksverhaal.

Voorstelling 'De Jade Boddhisatva', 1953. Met rechts Hans Croiset en Dolly Boode. Collectie: Toneelgroep ADO-DVS, website: www.adodvs.nl.

Het werd dus toch een carrière aan het toneel. Het is niet helemaal duidelijk waarom Hans - en later ook Jules - niet naar de toneelschool zijn gegaan. In een interview uit 1957 beweert Max dat dit een keuze van de jongens zelf was: "Ze wilden nu eenmaal niet naar de toneelschool. Ze wilden graag meteen de planken op en daarom heb ik ze maar van jongs af aan opgeleid." Achteraf ontkent zijn oudste zoon dat, in diens herinnering was het Max die bepaalde dat de toneelschool niet nodig was. Wellicht vond hij het te duur om zijn twee zoons een opleiding te laten volgen, en daarbij konden ze - als kinderen uit een toneelgeslacht - het vak net zo goed in de praktijk leren. Een andere mogelijkheid is dat hij twijfelde aan het talent van zijn jongens en in de praktijk zou natuurlijk snel duidelijk worden of ze echt aanleg hadden of niet.

Albert van Dalsum, 1950. Foto: Ralph Prins. Collectie TIN.

Omdat Max met ingang van augustus 1952 aan het Rotterdams Toneel verbonden was, liet hij Hans een brief schrijven aan Ko Arnoldi - de directeur van dat gezelschap - met de vraag of hij mocht komen auditeren. In het voorjaar van 1953 meldde Croiset zich bij Café Modern aan het Leidseplein. Het platgebombardeerde Rotterdam was niet populair als woonplaats, en omdat de meeste acteurs van het Rotterdams Toneel Amsterdam als domicilie hadden, werd er daar in een bovenzaaltje gerepeteerd. Dat zaaltje bood uitzicht op de voorgevel van de Stadsschouwburg, waar affiches de afscheidsvoorstelling van Albert van Dalsum, Koning Lear, aankondigden. Omdat Arnoldi de afspraak was vergeten en te laat binnenkwam, verliep de auditie niet erg geconcentreerd. Terwijl Croiset een stuk uit zijn Andrejev-solo deed, druppelden de acteurs en actrices van het Rotterdams Toneel al binnen voor hun repetitie. Om zich onder die lastige omstandigheden te kunnen concentreren, richtte Croiset zich op de Lear-affiches. En terwijl hij zich door zijn tekst heenworstelde, kon hij zich uiteindelijk alleen nog maar afvragen waarom hij die claus van Gekke Tom niet had gekozen. Arnoldi's enige commentaar na afloop was dat het 'wel wat vrolijker had gekund'.

Later werd Croiset nog in Rotterdam verwacht bij mededirecteur Frits van Dijk, maar ook daar kwam hij niet erg gelegen: in de Rotterdamse Schouwburg was een generale repetitie aan de gang voor een herneming van Othello, met Ko van Dijk en Andrea Domburg. Tussen twee bedrijven door deed Croiset de Kerstnacht uit Vondels Gijsbrecht, die hij met zijn vader had ingestudeerd. Frits van Dijk vond het na twee coupletten genoeg. Hans Croiset werd aangenomen als volontair. Achteraf denkt Croiset dat een opleiding aan de toneelschool toch wel goed voor hem zou zijn geweest. In augustus 1953, bij de opening van het nieuwe seizoen, werd hij verwacht bij het Rotterdams Toneel. Hij kwam - met zijn 17 jaar - in een omgeving terecht waar hij inderdaad verreweg de jongste was.

Tekst afkomstig uit het boek 'Hans Croiset, theatermaker' van Rob van der Zalm i.s.m. Xandra Knebel. Theater Instituut Nederland in coproductie met P.S. Items, 2005.