Hans Croiset: Biografie - De diepte in

Uit TheaterEncyclopedie
Ga naar: navigatie, zoeken

Logo eenlevenlangtheater2.jpg

Hans Croiset, 1965. Foto Godfried de Groot. Collectie TIN.


Eenlevenlangtheater Hans Croiset:

De diepte in

Hans Croiset, 1970. Foto: Wouter van Heusden. Collectie TIN.

Hans Croiset had zich aan het einde van zijn tweede seizoen als artistiek leider bij Toneelgroep Theater in Arnhem meer dan bewezen. Hij kon het organisatorisch aan en wist hoe hij een geoliede mise-en-scène moest maken. In nauwe samenwerking met zijn acteurs en vormgevers maakte hij voorstellingen die vol zaten met ingenieuze vondsten en geestige invallen, tot groot enthousiasme van het Arnhemse en Nijmeegse publiek dat Toneelgroep Theater meer en meer in het hart begon te sluiten. Maar was Croiset ook in staat om de diepte in te gaan? Kon hij zijn publiek ook betoveren met een ingetogen, intieme voorstelling waarin het op millimeterwerk aankwam? Die vraag stelde hij zichzelf aan het begin van seizoen 1966-1967.

Het antwoord moest in september geleverd worden: op het programma stond Spoken van Henrik Ibsen, kamermuziek voor vijf acteurs, zich afspelend in een enkele ruimte waar de noodlottige afloop stapje voor stapje dichterbij komt. Als hij Spoken tot een succes zou weten te maken, kon hij zijn leerjaren als afgesloten beschouwen. Croiset zag deze productie dan ook als een lakmoesproef, niet in de laatste plaats omdat hij met twee gastacteurs werkte die tot de oude generatie behoorden. Binnen dit concept konden Josephine van Gasteren als mevrouw Alving en Johan Schmitz als dominee Menders tot grote hoogten stijgen. Croiset zelf trouwens ook. Hij nam noodgedwongen de rol van Oswald voor zijn rekening en gebruikte zijn aanwezigheid op het toneel om Van Gasteren 'klein' te houden. En dat lukte wonderbaarlijk goed. De superlatieven waren in de recensies niet van de lucht. Croiset bewees met deze voorstelling niet alleen dat hij het register van intimiteit en psychologische verfijning beheerste, maar ook dat Ibsen - mits op deze manier gespeeld en aangekleed - nog lang niet afgeschreven hoefde te worden.

Het Theater aan de Rijn in 2008. Foto: Jan Wamelink. Bron: website Gelderlander.nl.

Intussen was een langgekoesterde wens van Toneelgroep Theater in vervulling gegaan: op 3 september 1966 had de commissaris van de koningin het Theater aan de Rijn geopend. Daarmee kreeg het gezelschap niet alleen de beschikking over eigen decorateliers, repetitieruimtes en een kantine voor het personeel, maar ook over een eigen kleine zaal, een ruimte 'waarin niets vast stond, naast de wanden en de deuren'. Theater aan de Rijn was iedere zondagavond geopend en jonge acteurs met regieambities experimenteerden er met modern repertoire. In de seizoenen die kwamen zou overigens ook in de grote zaal geëxperimenteerd gaan worden met nieuw repertoire van bijvoorbeeld Lodewijk de Boer en Peter Handke. Opvallend is dat Croiset binnen het gezelschap ruimte creëerde voor modern repertoire, maar zichzelf bezig bleef houden met klassiekers en moderne klassiekers. Zijn belangrijkste taak was zorgen dat het gezelschap optimaal functioneerde, dat het publiek zo goed mogelijk bediend werd en dat de regisseurs en acteurs zo veel mogelijk aan hun trekken kwamen. Daarna kwamen pas zijn eigen bezigheden en wensen als regisseur.

Maar in interviews uit die tijd valt bij Croiset ook een zekere terughoudendheid te bespeuren met betrekking tot dat moderne repertoire. Deze had te maken met zijn overtuiging dat de voorstellingen van Toneelgroep Theater in de eerste plaats voor het publiek in de provincie gemaakt werden. En dat publiek was volgens Croiset nog niet aan die nieuwe stukken toe. Aanvankelijk werd het Theater-repertoire onderverdeeld in verantwoord amusement versus strijdbaarheid, maar in de brochure voor seizoen 1968-1969 benoemden Croiset en Hoomans dat wat ze, in een intussen hechte samenwerking, nastreefden als 'volkstoneel'.

Croiset profileerde zich bij Toneelgroep Theater voornamelijk als artistiek leider en als regisseur, maar daarbij was hij natuurlijk ook nog steeds acteur. In totaal zou hij in zijn Arnhemse periode een dozijn rollen spelen, aanvankelijk twee per seizoen, later een. Hoewel Planchon en Vilar, zijn grote voorbeelden uit die jaren, ook regisseur én acteur waren, speelde Croiset over het algemeen alleen als het niet anders kon. Soms kreeg hij de bezetting van een stuk slechts rond door ook zichzelf in te schakelen, of hij nam een rol over omdat er iemand ziek werd. Zijn optreden in De heilige Johanna en Spoken - stukken die hij regisseerde én waarin hij een rol voor zijn rekening nam - gaf hem de mogelijkheid om de voorstelling onder controle te houden en bepaalde acteurs te blijven regisseren. Achteraf vindt Croiset het onbegrijpelijk dat hij die combinatie van regisseren en acteren destijds heeft aangedurfd, ook al omdat het spelen hem met de jaren steeds moeilijker afging, en hij zijn handen vol had aan zijn eigen rollen: "Het is ook geen gelukkige combinatie. Omdat je zelf moet spelen heb je als regisseur minder aandacht voor de medewerkers. Daardoor doe je zowel de medewerkers als het stuk onrecht aan."

Hans Croiset (links) en Jules Croiset in 'Het verhaal van de dierentuin', 1965. Foto: Wouter van Heusden. Collectie TIN.

Op het moment dat Croiset bewezen had dat hij het artistiek leiderschap aankon, veranderde zijn positie in de Nederlandse theaterwereld. In plaats van jonge, lastige querulant werd hij een gerespecteerd collega wiens voorstellen serieus in overweging werden genomen. In januari 1970 - toen de acties van Aktie Tomaat waren opgeschort en de minister de toneelwereld had opgeroepen om zelf met een oplossing voor de problemen te komen - nam Croiset plaats in een commissie van drie die namens de Vereniging van Nederlandse Theatergezelschappen (VNT) een advies zou opstellen over hoe het nu verder moest. Die commissie presenteerde in maart een vergaand plan: per 1 september 1970 zouden alle gezelschappen hun laatste seizoen ingaan. Daarna moesten er nieuwe plannen worden voorgelegd aan een commissie die zou beoordelen welke artistiek leiders welke schouwburgen mochten gaan bespelen. Nog geen twee weken later maakte Croiset bekend dat hij het per 1 september 1971 voor gezien zou houden als artistiek leider van Toneelgroep Theater. Hij benadrukte bij die gelegenheid dat zijn besluit los gezien moest worden van het kort daarvoor gepresenteerde toneelplan.

Toelichting op toneelplan aan de VNT-leden raad te Amsterdam, met v.l.n.r. de acteurs Kommer t Mannetje , Carl van der Plas en Hans Croiset. Bron: website Europeana.eu.

Het is zeker niet onwaarschijnlijk dat Croiset al langer rondliep met de gedachte om bij Toneelgroep Theater weg te gaan. Hij had buitengewoon intensieve jaren achter de rug en de combinatie van artistiek leider, regisseur en acteur begon hem steeds zwaarder te vallen. Hij voelde zich leeggewerkt, het werd wellicht tijd om bij te tanken. Daarbij leed ook zijn gezin onder zijn voortdurende uithuizigheid. Zijn vrouw had zich nooit thuis gevoeld in de Arnhemse nieuwbouwwijk waar ze sinds 1966 woonden, en zijn drie kinderen - Alexander van acht, Julien van zes en Esther van vier - zag hij nauwelijks. Alleen tijdens de lange vakanties in Griekenland kon hij intensief aan het gezinsleven deelnemen. Maar als hij op 16 maart 1970 tekst en uitleg geeft in Theater aan de Rijn rept hij daar niet over. Wel over stage lopen in het buitenland, bij Strehler of Planchon, en over weer meer gaan spelen. Later ontstaat het plan om met zijn gezin voor langere tijd naar Amerika te gaan.

Maar er zullen bij zijn vertrek nog een aantal andere zaken mee hebben gespeeld. Had hij, toen hij op het punt stond om naar Arnhem te gaan, niet uitgesproken dat een artistieke leiding na vijf tot zeven jaar plaats moest maken voor een nieuwe lichting? En was zijn taak bij Toneelgroep Theater niet min of meer afgerond? Het gezelschap had zijn bestaansrecht herwonnen middels een aantal zeer geslaagde voorstellingen en draaide goed: de publieke belangstelling steeg en het vormingswerk voor de jeugd en de SP's vonden een brede weerklank. Daarbij greep ook bij Toneelgroep Theater het democratiseringsvirus om zich heen. In 1969 was er een herstructureringscommissie ingesteld die de opdracht had om tot een opener besluitvorming te komen. Croiset was daar buitengewoon sceptisch over. Natuurlijk: acteurs moesten meedenken over het te spelen repertoire, over hun eigen rollen en konden altijd met voorstellen komen, maar naar Croisets oordeel was een gezelschap als Toneelgroep Theater te groot en waren de taken te complex voor een volledig gedemocratiseerde organisatievorm. Op de keper beschouwd is dat wat Croiset verwoordde in een interview met een verslaggever van De Gelderlander als waarschijnlijk de belangrijkste reden voor zijn vertrek uit Arnhem. Croiset wenste zijn voorgenomen vertrek dus los te zien van het toneelplan dat hij kort tevoren gepresenteerd had. Maar als hij aan het denken was over een ander soort gezelschap, dan is het evident dat hij geen beter moment had kunnen kiezen om uit het oosten te vertrekken.

In de zomer van 1971 nam Croiset definitief afscheid van Arnhem. Hij kon terugkijken op zeven zware maar geslaagde jaren. Belangrijker dan zijn vijftien regies en twaalf rollen was het feit dat hij zich het métier van de artistiek leider had eigen gemaakt. Nu leek het tijd om een paar stappen terug te doen. Maar nog vóór Croiset in de zomer van 1971 definitief afscheid nam van Arnhem, was al duidelijk dat van uitrusten en stage lopen niet veel terecht zou komen.


Tekst afkomstig uit het boek 'Hans Croiset, theatermaker' van Rob van der Zalm i.s.m. Xandra Knebel. Theater Instituut Nederland in coproductie met P.S. Items, 2005.