Theo Mann-Bouwmeester: Biografie - Het laatste tijdperk

Uit TheaterEncyclopedie
Ga naar: navigatie, zoeken

Logo eenlevenlangtheater2.jpg

Theo Mann-Bouwmeester, 1895. Fotograaf onbekend. Collectie TIN.


Eenlevenlangtheater Theo Mann-Bouwmeester:


Het laatste tijdperk

Getekend portret van Theo Mann-Bouwmeester door Lizzy Ansingh uit 1905. Collectie TIN.

Na het overlijden van haar laatste echtgenoot, Godfried Mann, stort Theo zich als altijd op haar werk. Behalve haar werk bij de Koninklijke Vereeniging Het Neederlandsch Tooneel, geeft ze ook lessen aan particulieren en heeft ze de zorg voor haar twee kleinzoons Theo Jr. en Phil Frenkel. Bij de Koninklijke Vereeniging stelt ze zich soepel en flexibel op. Steeds vaker gaan de grote sterrenrollen aan haar voorbij, en hoewel haar dat aan haar hart gaat, is Theo ook nuchter en realistisch, ze heeft intussen een leeftijd bereikt waarop bepaalde rollen beter door een nieuwe, jonge lichting vertolkt kunnen worden. Graag geeft ze jonge actrices als Rika Hopper en Emma Morel de kans zich te bewijzen, wat niet wegneemt dat ze best vaker zelf in stukken zou willen staan waarin wel ruimte is voor een eerste actrice van haar kaliber en leeftijd.

Theo's spel was nog even krachtig en rijk als altijd, ook in de kleinere rollen en ook in moderner stukken dan het romantische repertoire waarmee ze groot geworden was. Het publiek vond evenwel dat de Koninklijke Vereeniging Theo Mann-Bouwmeester en collega-actrice Betty Holtrop-van Gelder te weinig en te kleine rollen gaf. In het voorjaar van 1907 stuurden 75 Haagse abonnementhouders en vaste bezoekers van het gezelschap de Raad van Beheer open brieven waarin ze aandrongen op meer en beter werk voor beide actrices. In een ingezonden stuk in de krant bedanken beide actrices de brievenschrijvers: "Ook wij betreuren de vijf vruchteloze, voor ons onherroepelijk verloren jaren, waarin we zo goed als niet voor ònze, voor de Nederlandse toneelspeelkunst hebben kunnen uitvoeren. En stilstand is voor ons achteruitgang, niets-doen in onvoorwaardelijk de dood! Helaas, wij zijn volslagen machteloos!"

Theo Mann-Bouwmeester (midden), met de leden van de rederijkerskamer Vreugdendaal te Breda, waar zij één keer per jaar speelde en regisseerde, 1893. Fotograaf onbekend. Collectie TIN.

Er is een algemene tendens waarin publiek en critici het gezelschap een ongelukkige repertoirekeuze verwijten. Dat is niet alleen nadelig voor actrices als Theo Mann-Bouwmeester en Betty Holtrop-Van Gelder, maar ook voor het gezelschap zelf, dat wegens teruglopende kaartverkoop met financiële tekorten te kampen heeft. Er wordt veel over geschreven in de kranten en tijdschriften, maar een echte oplossing komt er niet. Het maakt het werk bij De Koninklijke er niet plezieriger op, maar het geeft Theo volop tijd een bijdrage te leveren aan het amateurtoneel. Ze deed dat al sinds 1881 bij de Rederijkerskamer in Breda, door adviezen te geven bij de keuze van het repertoire, rolbezetting en regie. Ook speelde ze één keer per jaar mee in voorstellingen als Fédora en Margaretha Gauthier. Daarnaast hield ze zich in de loop der jaren bezig met studententoneel en begon ze na het overlijden van haar echtgenoot Godfried Mann met het geven van lessen aan particulieren.

Theo Mann-Bouwmeester bij haar 40-jarig (eigenlijk: 45-jarig) jubileum op 15 november 1911. Fotograaf onbekend. Collectie TIN.

Ondanks het feit dat de werkrelatie met De Koninklijke niet optimaal was, vierde Theo op 15 november 1911 haar 40-jarig jubileum met het door haar gekozen stuk De demimonde, waarin ze de rol van baronesse Suzanne d'Ange speelde. Het was één van haar glansrollen uit haar Van Lier-tijd.

Oorkonde bij de uitreiking van de Theo Mann Bouwmeesterring. Collectie TIN.

Na afloop vond een huldiging plaats en werd zij, namens de Amsterdamse burgerij, vereerd met de Theo Mann-Bouwmeesterring. (Deze ring bestaat nog steeds en wordt steeds aan andere actrices doorgegeven) Maar eigenlijk was dit 40-jarig jubileum haar 45-jarig toneeljubileum.Toen vijf jaar daarvoor eigenlijk haar 40-jarige toneelcarrière gevierd had moeten worden, had ze daar niet zo'n behoefte aan. "Ik wil u dat thans wel verklappen, want ik ben nú de ijdelheden te boven, die ik tien jaren geleden nog niet was ontgroeid. Toen was het de tijd, om mijn veertigjarige tooneelloopbaan te herdenken, maar ik liet den jubileums-datum en de gelegenheid voorbijgaan; ik voelde me nog véél te jong om een feest te vieren, waaraan 't cijfer 40 verbonden was. Vijf jaar later al vond ik het kinderachtig, dat ik zóó had gedacht, toen ik zes-en-vijftig was. Ik voelde wel, dat ik in mijn tooneelloopbaan niet ineens van de vijf-en-twintig op de vifjtig kon springen; wist ook niet, of ik wel de gezondheid en de kracht zou hebben, ooit het gouden jubilee te herdenken. Zoo is 't toen gebeurd, dat ik 15 november 1911 mijn veerigjarige tooneelloopbaan heb bejubeld, die eigenlijk mijn 45-jarige was (...)"

Theo Mann-Bouwmeester en Louis Bouwmeester in Adrienne Lecouvreur, 1917. Foto: M.M. Couvée. Collectie TIN.

Het 50-jarig jubileum volgde om die reden sneller dan veel mensen hadden gedacht: begin 1917 vierde Theo Mann-Bouwmeester haar 50-jarig jubileum. Opnieuw koos ze een glansrol uit haar tijd bij het gezelschap van Van Lier: Adrienne Lecouvreur. Twintig jaar daarvoor had ze de rol voor het laatst gespeeld, met haar broer Louis, die ook bij de jubileumvoorstelling naast haar op het toneel zou staan. De rol was er één vol passie, extase, verontwaardiging en smart en op 66-jarige leeftijd kon Theo Mann-Bouwmeester alle registers van haar actrice-zijn benutten. Het publiek was laaiend enthousiast. Na de voorstelling werd ze in een rijtuig rondgereden, omringd door studenten die fakkels droegen. Menig acteur of actrice zou een 50-jarig jubileum als mooie afsluiting van een prachtige carrière hebben gezien, maar Theo Mann-Bouwmeester dacht nog niet aan stoppen. Ook de moeizame verhouding met de Raad van Beheer deed haar niet stoppen met dat wat ze het liefste deed: toneelspelen.

Groepsportret ter gelegenheid van het 50-jarig toneeljubileum van Theo Mann-Bouwmeester in januari 1917. Fotograaf onbekend. Collectie TIN.

Het waren roerige tijden voor De Koninklijke Vereeniging. De acteurs en actrices hadden zich in twee groepen verdeeld, de 'oude garde' die zich niet kon vinden in de nieuwe benadering en spelkeuze van Eduard Verkade, en de 'nieuwe garde', die dat wel kon. Bovendien ontstond een verschil van mening over het pensioen en de voorwaarden daarvan voor Theo Mann-Bouwmeester. Toen op 4 januari 1920 de toneelspelersstaking uitbrak, steunde Theo de stakers: ze kwam niet naar de Schouwburg om haar rol van Badeloch te spelen. Het conflict over het pensioen werd steeds ernstiger, en de Raad van Beheer gebruikte het feit dat Theo zich onder de stakers had geschaard, als reden om helemaal van het pensioen af te zien. Uiteindelijk raakte ook de minister van Onderwijs, Kunsten en Wetenschappen bij het conflict betrokken, maar ook hij wilde niet bijspringen. Op 1 april 1921 nam de grote actrice afscheid van de Vereeniging, maar nog niet van het toneel. Ze speelde drie rollen bij het gezelschap van Cor Ruys. In deze jaren speelde ze ook in enkele films, meestal door haar zoon Theo Frenkel Sr. geregisseerd. Uiteindelijk kreeg ze op 30 juni 1921 haar eerste pensioen uitgekeerd, maardat werd op 24 juni 1921 al weer stopgezet, wegens de grote financiële problemen waarin de Koninklijke Vereeniging verkeerde. Het ministerie van Onderwijs, Kunsten en Wetenschappen weigerde bij te springen. Uiteindelijk werd vanaf april 1926 een pensioen door de gemeente Amsterdam uitgekeerd. Klikt u hier om enkele van de brieven inzake het pensioen in te zien.

Haar vertrek in 1921 was geruisloos gepasseerd, geen jubileumvoorstelling of huldiging zoals in 1911 of 1917. Gezien de pensioenperikelen had Theo Mann-Bouwmeester op dat moment ook geen behoefte aan een groot feest, maar nadat het pensioen in 1926 eindelijk geregeld leek te zijn, moest dat grootse afscheid er alsnog komen: "Ik moest mijn publiek vaarwel zeggen, nog eenmaal het middelpunt zijn, nog eenmaal die stampvolle zalen zien, het succes genieten, triomf behalen. En dan, eerst dan, de rust."

Na de pensioen-affaire met de Koninklijke Vereeniging het Nederlandsch Tooneel achter zich te hebben gelaten, ondernam Theo Mann-Bouwmeester In de herfst van 1926 een afscheidstoernee door het land. In Den Haag benoemde minister Waszink van O.K. en W. haar namens de koningin tot Officier in de Orde van Oranje-Nassau.

Afscheid in het gebouw voor Kunsten en Wetenschappen in Den Haag, 1926. Foto: Nederlandsch Fotobureau. Collectie TIN.

Na de afscheidstoernee, die op 6 oktober 1926 in Amsterdam afgesloten werd, kon Theo Mann-Bouwmeester, op 76-jarige leeftijd eindelijk rust nemen. Ze had de tijd om zelf voorstellingen bij te wonen, bij Amsterdamse premières zat ze vaak in de zaal. Haar 80-jarige verjaardag vierde ze nog met een groot feest in het Carlton-hotel. Haar dankwoord die avond besloot ze met de woorden: "Vergeet ook de andere bejaarde artisten niet!" Een dag voor ze 89 werd, overleed één van Nederlands grootste actrices. Op eigen kracht en met veel doorzettingsvermogen had ze een bijna 70-jarig bestaan op het toneel weten op te bouwen. Behalve een groot talent had ze een tomeloze energie, ambitie en volharding om minstens een zo groot actrice te worden als haar lichtende voorbeeld Sarah Bernhardt. Ondanks de vele tegenslagen in haar persoonlijk leven lijkt haar dat gelukt te zijn. Om haar te eren werd in 1955 door de Vereniging van Schouwburgen en Concertgebouwdirecties Theo d'Or ingesteld, de toneelprijs voor de beste vrouwelijke hoofdrol. De prijs wordt al bijna zestig jaar na afloop van ieder theaterseizoen uitgereikt.

Theo Man-Bouwmeester heeft een laan naar haar genoemd in Den Haag en een straat in Spijkenisse.

Bronnen: De Bouwmeesters. Kroniek van een theaterfamilie van Simon Koster (Assen 1973), Mijn Jeugd- en Tooneelherinneringen van Theo Mann-Bouwmeester (Amsterdam 1916) en Mijn leven van Theo Mann-Bouwmeester (Amsterdam 1930).