Terugblik op seizoen 2024/2025

Uit TheaterEncyclopedie
Ga naar: navigatie, zoeken


Dit artikel is een bewerking van het artikel Een democratie in het klein: ontschotting in de podiumkunsten, dat Shira Keller schreef voor het Theaterjaarboek 2024/2025.

Om in het kader van de seizoensprijzen tot hun oordeel te komen, brengen de juryleden van de zeven Schouwburg- en Concertgebouwdirecties (VSCD) jaarlijks tientallen, sommigen zelfs honderden uren door in schouwburg- en concertzalen. Als er dus iemand zicht heeft op de trends en ontwikkelingen in de sector, dan zijn zij het. Wat dit jaar zoal opviel? De opmars van activistisch theater. Cross-overs. Veel reprises, minder aanbod. Het individu als segment van een groter geheel.

Activisme in theater

‘Activisme in het theater’, zegt schrijver en lid van de toneeljury Han van Wieringen. ‘Dat was opvallend, dit seizoen. Je zou bijna van een nieuw toneelgenre kunnen spreken.’ Activisme wil ik toch specifiek noemen, zegt hij, want in theorie is theater helemaal niet zo geschikt voor morele eenduidigheid. ‘Het is van oudsher het domein van de ambivalentie.’ Toch wisten veel makers een gelukkig huwelijk te sluiten tussen stellingname en kunst, vindt Van Wieringen. ‘Dat heeft te maken met het huidige politieke klimaat enerzijds – verrechtsing in het westen, oorlog aan de randen van Europa – en het accent op onderbelichte stemmen en verhalen, die per definitie emancipatoire krachten los willen of moeten maken.’

Feministisch gedachtegoed werd in het afgelopen seizoen opvallend vaak ingezet als expliciet thema, wat tot een paar van de beste voorstellingen van het jaar leidde. Zo vestigde Carolina Bianchi in The Brotherhood, het tweede deel van haar Cadela Força-trilogie, op ontzagwekkende wijze de aandacht op systemisch geweld jegens vrouwen. In F*ck Lolita van Het Zuidelijk Toneel gaven regisseur Silke van Kamp en schrijver Annet Bremen het woord aan Lolita, wat ook weleens tijd werd, want in de roman van Vladimir Nabokov – en in veel spin-offs nadien – werd het meisje alleen als object ingezet. ‘En er was My body as a commodity van Anne-Laure Vandeputte, My Fair Human door Club Lam, Battlefield of dreams door Floor Houwink ten Cate, Liberty Bell door Het Zuidland, Mama Dada door Ludwig Bindervoet – allemaal voorstellingen die op zeer uiteenlopende wijze aan de kaak stellen hoe onze samenleving nog altijd onderhevig is aan kwalijke patriarchale structuren.’

Ook in cabaretzalen klonk een feministisch geluid. ‘In Let’s get louder van Stephanie Louwrier bijvoorbeeld’, zegt Rosalie Fleuren, recensent en jurylid van de cabaretjury. ‘Die voorstelling ging over de vraag in hoeverre je als vrouw je stem mag verheffen en, aan de andere kant, over hoe eerlijk en kwetsbaar je mag zijn. Soundos vertelde in Witte Ruis hoe recensenten haar prezen als ze zich van een zachte, ‘vrouwelijke’ kant liet zien. Haar boosheid werd minder geapprecieerd, en omdat die emotie kennelijk zo moeilijk ligt, was haar redenering, kun je juist vrouwelijke woede zien als een vorm van kwetsbaarheid.’

Ook mannelijke woede vond zijn weg naar het cabaretpubliek: in Noodzakelijk Kwaad bijvoorbeeld, waarin René van Meurs een avond lang het podium biedt aan zijn eigen onredelijkheid, en in De kwaadste niet van Jochen Otten. Fleuren: ‘Otten ziet eruit als zo’n kleine, boze kikker. Hij zet die uitstraling heel geraffineerd in om ‘de boze man’ op de hak te nemen. In al zijn voorstellingen parodieert hij stereotypen van mannelijkheid.’

Van Wieringen: ‘Dat is net zo goed van belang bij het deconstrueren van patriarchale structuren: herdefiniëring van het begrip ‘mannelijkheid’. Dat kwam bijvoorbeeld heel mooi ter sprake in de monoloog Dear Frail Male van Just van Bommel. Daarin liet hen zien wat mannen zichzelf en elkaar aandoen, door zich te voegen naar een gedateerde en destructieve mannelijke norm.’

Een andere expliciet activistische voorstelling, aldus Van Wieringen, was Moeder Courage van Het Nationale Theater, waarvoor hij zelf de vertaling leverde en waarin regisseur Liesbeth Coltof ondubbelzinnig opriep om in opstand te komen tegen de genocide in Gaza. En Lisa Weeda confronteerde toeschouwers met haar installatie Dans Dans Revolutie met de absurditeit van de manier waarop we ons in dit digitale tijdperk tot oorlogen verhouden. Van Wieringen: ‘Zij maakte voelbaar hoe uitzinnig het is om oorlogsgeweld – in dit geval in Oekraïne – live via je telefoonscherm tot je te kunnen nemen. Bijna alsof we de grenzen tussen entertainment en realiteit niet goed meer kunnen waarnemen.’

Boodschap boven de vraag

Waarom zouden theatermakers steeds vaker de boodschap verkiezen boven de vraag? Van Wieringen moet denken aan de voorstelling Three Times Left is Right van Studio Julian Hetzel. ‘Daarin ging het om een echtpaar – hij links, zij radicaal rechts – waarvan de man, gespeeld door Josse De Pauw, zich niet verzette tegen de opvattingen van zijn echtgenote (Kristien De Proost), uiteraard ook bedoeld als politieke metafoor. De manier waarop De Pauws personage zijn eigen waarden door zijn vrouw liet schenden werd steeds absurder, tot hij zelfs passief lag mee te kijken hoe zij zijn ingewanden uit zijn buik sneed en ze door een worstmachine haalde. Dat is wat er gebeurt, zegt Hetzel, als je radicalisering beantwoordt met passiviteit: je wordt tot worst gemaakt waar je bij staat.’ De verkennende, zichzelf mild bevragende blik voldoet misschien niet altijd, wil Van Wieringen maar zeggen. ‘We leven in een hoog gepolariseerd klimaat. Ik kan me voorstellen dat veel toneelmakers op dit moment statements verkiezen boven vragen, gewoon omdat radicalisering, zoals Hetzel dus treffend liet zien, nu eenmaal vraagt om een stevig weerwoord.’

Verbinding in het cabaret

Ook in cabaretprogramma’s ging het afgelopen seizoen opvallend vaak over polarisatie, maar hoewel het genre zich in principe prima leent voor boude statements, zette de cabaretier (Fleuren: ‘toch vaak een tegenstem’) daar dit jaar vooral de roep om verbinding tegenover. Volgens Fleuren kun je de manier waarop cabaretiers zich tot de toenemende verdeeldheid in de samenleving verhielden grofweg in drie categorieën verdelen.

Fleuren: ‘Enerzijds had je makers die de kloof tussen groepen mensen zelf tot onderwerp maakten. Zo had Jan Jaap van der Wal het in Mijn vlakke land over de verschillen tussen Belgen en Nederlanders, die respectievelijk conservatief en vooruitstrevend zouden zijn. Anne Neuteboom besprak in En dan nu, aan de hand van een persoonlijke anekdote over een ex-vriendje, de kloof tussen arme en rijke Nederlanders. Veldhuis & Kemper plaatsten in Kunnen het niet laten een progressieve tegenover een conservatieve Nederlander, en verwerkten daarbij zelfs letterlijk een kloof in het toneelbeeld. Je moet met elkaar in gesprek blijven, was de boodschap, ondanks alle verschillen, anders wordt de afstand tussen jou en de ander alleen maar groter.’

De tweede categorie is wat Fleuren de troostrijke tak van cabaret zou willen noemen. ‘Die bestaat uit mooie, persoonlijke verhalen – over ADHD, door Thomas van Luyn (De Grote ADHD Experivaganza), over de angst voor verlies door Yentl en De Boer (Rekhalzen), over euthanasie door Kim Schuddeboom (Doe maar rustig), over de worsteling met verslaving door Saman Amini (Onaantastbaar), over hoe je als slachtoffer van seksueel misbruik afleert om je grenzen aan te geven door Sara Kroos (Prikkelarme kermis). Het waren verhalen die je als toeschouwer inzicht gaven in de persoonlijke ervaringen van de vertellers, en op die manier je empathie voor mensen in hun situatie vergrootten. Ook dat is een manier om de kloof tussen jou en de ander te dichten.’

En dan is er nog een derde invalshoek, zegt Fleuren, waarbij cabaretiers hun eigen engagement in hun voorstellingen tot thema verhieven. ‘Jan Beuving schreef voor 2025-1 een prachtig lied over het lijden van Aleksej Navalny. Hij vergeleek zichzelf daarin met de Rus en verweet zichzelf een gebrek aan engagement. Tim Fransen hield in Onbekommerd een heel mooi opgebouwd betoog over wegkijken, waarin hij engagement tegenover amusement plaatste. Misschien is het kenmerk van activisme wel dat je jezelf vanuit een soort morele superioriteit buiten schot houdt, redeneerde hij, en is dat niet júist gevaarlijk? Kunnen we ons dan niet veel beter gewoon een beetje laten entertainen, al was het maar omdat dat ons helpt zonder al te veel spanningen de dagen door te komen?’

Ecologisch bewustzijn

Ook theatermakers stellen zich lang niet allemaal activistisch op, haast Van Wieringen zich te zeggen: ‘Voor veel makers is juist het verwerpen van conflict en binaire tegenstellingen de kern van hun onderzoek. Denk aan voorstellingen als A beauteous evening, warm and free van De Warme Winkel, Er rent een berg voorbij van Plankton, SONGOFSONGS door Boogaerdt / Van der Schoot, NOW WE ARE EARTH / An orchestra van Nicole Beutler. Allemaal producties waarin pogingen gedaan worden de wereld voor te stellen als een plek waarin de mens zichzelf niet langer centraal stelt, maar wordt voorgesteld als onderdeel van de planeet, gelijkwaardig aan andere organismen. Werken waarin specifiek naar alternatieven wordt gezocht.’

Zo’n theatrale vertaling van ecologisch bewustzijn dook afgelopen seizoen ook in verschillende dansvoorstellingen op, zegt Lynn Bartels, jurylid van de VSCD Dansprijzen. ‘We hebben dit jaar bij hoge uitzondering een heel ensemble genomineerd voor de meest indrukwekkende dansprestatie, omdat de groep echt als één geheel danste. Het was een prestatie van het collectief’, vertelt ze. Het gaat om Into the Hairy, een zeer esthetische, technische choreografie van Sharon Eyal, uitgevoerd door dansers van het Nederlands Dans Theater I en haar eigen gezelschap S-E-D. Het ensemble zou, zo meldt het juryrapport, ‘een haast telepathische vorm van samen bestaan’ belichamen.

Ook in Ties Unseen van Christos Papadopoulos, ook een choreografie voor het Nederlands Dans Theater, was de groepsdynamiek belangrijker dan het individu, vertelt Bartels. ‘Het ensemble bewoog zich in die voorstelling heel organisch, heel vloeiend door de ruimte, als een school vissen. Ik associeerde hun manier van bewegen met zeeanemonen. Wat mij erin aansprak, was het gebrek aan hiërarchie, en hoe dat raakte aan de notie dat alles met elkaar verbonden is. Dat we ons in een ecosysteem bewegen waarin iedereen gelijk is en we elkaar allemaal nodig hebben.’

Intergenerationele verhalen

Niet alleen de ‘zeeanemonen’ van Papadopoulos en de symmetrische tableaus van Eyal lieten de mens zien als onderdeel van een groter geheel. Ook in de tijd, zo toonden verschillende makers, is het individu te beschouwen als schakel in een keten. Bartels: ‘Veel jonge, opkomende dansmakers doen op dit moment onderzoek naar hun culturele achtergrond. Het resulteert in persoonlijk werk, over (voor)ouders, diaspora of de manier waarop trauma’s van generatie op generatie worden doorgegeven.’

De voorstelling JAH bijvoorbeeld, waarin choreograaf Dalton Jansen zich richtte op de relatie met zijn vader. Bartels: ‘In dat werk ontkrachtte hij onder andere westerse stigma’s rondom de Rastafaricultuur, en liet er de zachte kant van zien.’ Roshanak Morrowatian is een Iraanse maker die hedendaagse dans maakt met Iraanse invloeden. Haar voorstelling Alphabets of Flesh ging over wat het betekent om in diaspora te zijn en wat dat met een lichaam doet. Faizah Grootens, die in Tender Resistance onderzocht hoe je de zachtheid in je lichaam kunt vasthouden in een wereld die steeds meer verhardt, verwerkte een voice-over met teksten in Papiamentu. Choreograaf Cheroney Pelupessy doet in haar werk onderzoek naar haar Indonesische en Molukse wortels. Ze houdt zich bezig met onderwerpen als intergenerationeel trauma, of de band met haar moeder, waarbij ze zich laat inspireren door elementen van traditionele Javaanse dans.

Bartels: ‘Je ziet bij die makers interessante cross-overs ontstaan tussen verschillende dansstijlen. Een ander voorbeeld daarvan is Melisa Diktaş, een veelbelovende danseres van Koerdisch-Indonesische afkomst, geboren in Nederland, die in Dat wat ontembaar is traditionele Koerdische dans met urban contemporary danstechnieken combineerde. Kalpana Raghuraman, sinds afgelopen seizoen Creative Associate van Het Nationale Ballet, mixte in We are all hybrid westerse hedendaagse dans en ballet met Indiase dansvormen als Kathak en Bharatanatyam. Rutkay Özpinar heeft een Turkse achtergrond en verbond in zijn werk Dark Matter ballet met club- en street styles én onderzoek naar Turkse dans.’

Queer verhalen

Een tweede groep die zich emancipeert, aldus Bartels, bestaat uit queer makers die het podium nemen voor hun verhaal, en die met hun werk ook voor hun publiek een safe space creëren. ‘Daarvan was Connor Schumachers Raging Against Various Elements (R.A.V.E.) afgelopen seizoen een uitzonderlijk voorbeeld.’

Deze diverse groep jonge makers brengt nieuwe narratieven naar de Nederlandse podia’, zegt Bartels. ‘Hun werk zit vol referenties die nog niet altijd herkend worden door de traditionele kijker. Het vraagt om een open houding. Het is een welkome en ook noodzakelijke ontwikkeling.’

Interdisciplinariteit

Net als Bartels benoemen ook veel andere juryleden de toename van cross-overs in hun sector. In de jeugddans bijvoorbeeld, zegt Janneke Schmeitz, programmeur en festivalcoördinator van het internationale dansfestival schrit_tmacher (Heerlen, Aken en Eupen) en lid van de VSCD Jeugddansjury: ‘Theater, dans en muziek smelten steeds vaker samen tot een multidisciplinair geheel.’ Afgelopen seizoen gebeurde dat bijvoorbeeld in de voorstelling Loev (8+) van Ryan Djojokarso, vertelt ze, ‘waarin vier dansers van Danstheater Aya en vier mooi in de voorstelling geïntegreerde musici van Maat Saxophone Quartet op karikaturale wijze het thema liefde vormgaven.’

Hiphop neemt ook een steeds grotere plaats in binnen de jeugddans, zegt Schmeitz, en vermengt zich met andere danstalen. ‘Bijvoorbeeld in Home, een choreografie van Denden Karadeniz voor ISH Dance Collective, en in Romeo & Julia van HNTjong en Illusionary Rockaz Company, met een choreografie van Shailesh Bahoran.’

Ook in het jeugdtheater is de golf van multidisciplinaire producties niet te stuiten, vertelt Marion Visser, programmeur van het Bijlmer Parktheater en voorzitter van de VSCD Jeugdtheaterjury. Ze noemt als voorbeeld de voorstelling A Country Inside my Head (12+), van HNTjong, waarin film, theater en documentaire samenkwamen. Visser: ‘En je had het prachtige Lennox, een emanciperende voorstelling van Right About Now, over een jongen wiens vader lijdt aan de sikkelcelziekte. Daarin werden opera, hiphop en een soort jazz met elkaar gecombineerd, met ook een belangrijke rol voor het decor, en de geweldige kostuums.’ De voorstelling Terecht van Wabi Sabi Theater, over het gevangenissysteem en de bevooroordeelde manier waarop we kijken naar (ex-)gedetineerden, was een mix van dans, muziek, tekst en decor, met ook een belangrijke rol, op het podium, voor componist, Martin Franke.’ De voorstelling werd niet alleen genomineerd voor De Gouden Krekel, de prijs voor de meest indrukwekkende jeugdtheaterproductie, maar ook voor twee Jonge Zwanen: die voor meest indrukwekkende jeugddansproductie én (dankzij danseres Amber Veltman) de meest indrukwekkende jeugddansprestatie. Visser: ‘Wat interdisciplinair werk zo krachtig maakt, is dat de communicatie tussen al die kunstvormen maakt dat de inhoud bij het publiek luider binnenkomt. Omdat de thematiek vanuit verschillende disciplines tegelijk wordt benaderd, is het alsof die via een luidspreker tot je komt.’

Volgens Van Wieringen heeft de ontschotting in de kunsten ook een inhoudelijke betekenis. ‘Die mengvormen’, zegt hij, ‘zeggen iets over verworven begrip rondom verbondenheid. In de voorstelling Normality no more bijvoorbeeld, een samenwerking tussen Conny Janssen Danst, Via Berlin en het Ragazze Quartet. Daarin smolten muziektheater, moderne dans en klassieke muziek samen in een verhaal dat het wilde hebben over het vervagen van de kunstmatige grenzen tussen normaal en vreemd, neurotypisch en neurodivers. Het was prachtig, om totaal ongelijke grootheden in dat werk te zien samenwerken. Een soort democratie in het klein. Ook het prachtige Voor ze verdwijnen van Het Houten Huis en Theater STAP, wat locatietheater, muziektheater en objecttheater genoemd kan worden, houdt zich niet alleen in vorm maar ook inhoudelijk bezig met het bevragen van grenslijnen. In die voorstelling reageerde een kaboutervolk, gespeeld door mensen met het Syndroom van Down, heel gewelddadig op een baby die niet het Syndroom van Down had. Een fascinerende spiegel voor onze omgang met ‘de ander’. Misschien gaan cross-overs intrinsiek altijd wel over een grondinzicht over hoezeer ‘alles met alles’ verbonden is.’

Klassieke muziek

Ook in de klassieke muziekwereld wordt er fanatiek geëxperimenteerd met de fusie van verschillende stijlen, aldus pianist, programmeur van SPOT Groningen, artistiek directeur van Oranjewoud Festival en jurylid van de VSCD Klassieke Muziekjury Yoram Ish-Hurwitz. Hij noemt het Nederlands Kamerkoor, dat met Kamerata Zuid een programma presenteerde met Eloi Youssef, voormalig frontman van de band Kensington. Zanger Daniël Lohues werd aangetrokken door Holland Baroque, voor een programma waarin zijn eigen liedjes werden afgewisseld met werken van Bach, Telemann en Händel. ‘En Amsterdam Sinfonietta, drie acrobaten van Bencha Theater en drie dansers van ISH Dance Collective verenigden de krachten in het prachtige Het Barre Land, waarbij ze zich lieten inspireren door het gedicht van T.S. Eliot.’

In vergelijking met veel andere landen, zegt Ish-Hurwitz, is de Nederlandse benadering van klassieke muziek bijzonder vrij en creatief. ‘Vergeleken met Duitsland, of Frankrijk, zijn Nederlanders minder hiërarchisch bedraad, er is minder eerbied voor tradities’, legt hij uit. ‘Aan de ene kant is dat jammer – in Duitsland wordt het belang van cultuur veel vanzelfsprekender gevonden. Maar aan de andere kant betekent het dat er onder Nederlandse gezelschappen continu de noodzaak wordt gevoeld zich te vernieuwen. Dat levert sprankelend nieuw werk op. Neem het Nederlands Kamerkoor. Tido Visser, een enorm creatieve artistiek directeur – hij neemt dit jaar afscheid – ensceneerde tijdens corona De tranen van Petrus van Orlando di Lasso. Vanwege de destijds geldende covid-maatregelen moest er een vorm komen die besmetting tegenging. Visser plaatste alle zangers in een soort plastic zuilen. Dat was niet alleen een inventieve praktische oplossing, het was vooral een waanzinnig mooi beeld, dat benadrukte hoe geïsoleerd de personages zich voelden.’

Andere voorbeelden van ensembles met die vrijzinnige Hollandse schwung: ‘Het Nederlands Blazers Ensemble. Bijna al hun programma’s hebben een bijzonder thema of bijzondere vorm. Afgelopen seizoen maakten ze in de aanloop naar de passietijd een programma waarin ze traditionele Perzische muziek, Johann Sebastian Bach en Arvo Pärt met elkaar verbonden, als een soort – ik citeer de publiciteitstekst – ‘panreligieuze eredienst’. Het jonge gezelschap Pynarello, dat twee jaar geleden De Ovatie won, is ook continu bezig oude, klassieke conventies te doorbreken. Zij kwamen afgelopen jaar met het programma Guilty Pleasures, waarin ze Mozart combineerden met muziek van Frans Bauer en popsongs uit de jaren tachtig en negentig afwisselden met de Air van Bach.’

Wat Ish-Hurwitz wel belangrijk vindt om te benoemen is dat vernieuwing hem in de klassieke muziek niet per se in de grote gebaren hoeft te zitten. ‘Je hoeft niet met een popartiest samen te werken om vernieuwend te zijn. Voor mij persoonlijk gaat interessante klassieke muziek altijd over vernieuwing. Mijn theorie is dat werken die de tijd overleven zo gelaagd zijn, dat er altijd wel een laag uit op te diepen valt die resoneert met de huidige tijd.’ Zo blijft zo’n stuk in elke nieuwe interpretatie weer opnieuw geboren worden, en daarmee een nieuwe betekenis krijgen. ‘Alleen al het feit dat de musici en het publiek uit deze tijd stammen, maakt dat een stuk ‘van nu’ wordt. Dat kan hem in heel subtiele dingen zitten. Klankkleur, dynamiek en tempi bijvoorbeeld. We leven in een veel snellere tijd dan vijftig, zestig jaar geleden. Als je nu een opname van de Matthäus Passion uit de jaren zestig beluistert, dan schrik je ervan hoe traag die toen gespeeld werd. Dat zou nu echt niet meer kunnen.’

Jeugdtheater

Uiteraard reikten makers uit de jeugdtheatersector hun jonge publiek ook dit jaar weer tal van maatschappelijk relevante thema’s aan. Visser: ‘Verschillende makers vertelden bijvoorbeeld over de opkomst van technologie, die natuurlijk al decennia aan de gang is, maar met de snelle ontwikkeling van AI weer nieuwe vormen aan is gaan nemen, en nieuwe vragen opwerpt. In Kind of Human (14+), van Theater Sonnevanck en Theater Oostpool, nam een jongen contact op met een bureau dat zijn overleden zus weer tot leven kon wekken, in de vorm van een soort robot. Die voorstelling ging niet alleen over rouw, maar ook over de vraag wat er níet vervangbaar is door technologie. Over onze behoefte aan intermenselijk contact. Daarover ging ook BestFriends (7+), van De zAAk A, over vriendschap met een robot, en wat er dan mist.’

In de jeugddans viel daarnaast de aandacht voor het thema duurzaamheid op. Schmeitz: ‘Zoals in de Oerol-voorstelling Waste me (13+) van Maas theater en dans, waarin Cecilia Moisio de aandacht vestigde op de schrikbarende hoeveelheid afval die we jaarlijks produceren. En in Bout! (6+) van Plan D-, waarin Andreas Denk en zijn team je lieten nadenken over de vraag wat je relatie is tot de spullen die je bezit, en soms klakkeloos weggooit. Op meta-niveau was het een hoopvolle voorstelling over hoe alles, ook objecten, een tweede kans verdienen.’

Qua vorm viel Schmeitz het interactieve aspect van veel voorstellingen op. Schmeitz: ‘Kinderen worden steeds vaker uitgedaagd om actief in en uit een voorstelling te stappen. In Blob (8+) bijvoorbeeld, een voorstelling van SALLY Dansgezelschap Maastricht en Another Kind of Blue, waarin de dansers met de kinderen uit het publiek samen aan de slag gingen met ‘motion capture-techniek’, een technologie waarbij fysieke bewegingen worden omgezet in digitale animaties. De kinderen werden zo speler in een digitale game. Of – ook van SALLY – in Krijtje mij (4+), waarin de kleintjes al spelend, speurend, hinkelend en huppelend werden uitgenodigd om onderdeel te worden van een met speelse krijttekeningen getekende danstuin.’

Performance

Interactieve vormen, cross-overs: in de wereld van de performance, zegt Berith Danse, directeur van het Amsterdamse Plein Theater en voorzitter van de mime- en performancejury, is het allemaal niets bijzonders. ‘We denken niet: wow, dit seizoen was veel experimenteler dan andere seizoenen, nee, het is inherent aan mime / performance dat makers een vormexperiment aangaan en daarin gewaagde keuzes maken.’ Ook inhoudelijk is er niet direct een trend te ontwaren. ‘De thema’s zijn net zo divers als de makers. Er worden dingen gemaakt die super one-kinded zijn. Onze nominaties dit jaar zijn gewoon niet met elkaar te vergelijken.’

Wat Danse wel opviel, is dat er afgelopen jaar, vergeleken met vorige seizoenen, minder premières waren. Volgens haar heeft dat met de start van de nieuwe kunstenplanperiode te maken: ‘Je kan niet al je energie in een vierjarenplan proppen én een masterpiece neerpleuren. Dus waren er relatief veel hernemingen afgelopen seizoen.’ Iets waar Danse trouwens op zich niets op tegen heeft: ‘Ik ben voorstander van het verlengen van de omlooptijd van voorstellingen. Waarom kan iets wat overloopt van de denkkracht en maakkracht niet gewoon vier jaar draaien?’

Minder aanbod

Ook Fleuren, Schmeitz en Ish-Hurwitz viel de dip in het aanbod op. Volgens Fleuren heeft het ook indirect met de coronaperiode te maken: ‘Tijdens corona werden veel debuten uitgesteld. Daarom kregen we de vorige seizoenen een soort stortvloed aan nieuwe talenten over ons heen. Die golf is nu weer gaan liggen, waardoor het aanbod vergeleken met vorige jaren best schraal was.’ Ish-Hurwitz noemt bovendien de nieuwe regelgeving rondom fair pay in de klassieke muzieksector als mogelijke oorzaak voor een terugloop in het aanbod. ‘Het is natuurlijk een goede zaak dat erop wordt toegezien dat musici voldoende betaald krijgen voor hun diensten, maar je ziet nu gebeuren dat de hogere kosten die dat met zich meebrengt er toch vaak toe leiden dat programmeurs, met name in de kleinere zalen, ervoor moeten kiezen het aanbod af te schalen.’

Waar iedereen het over eens is, is hoe trots we mogen zijn op de Nederlandse podiumkunstensector. Marion Visser: ‘We hebben echt een luxeprobleem, als jury, bij het selecteren van de nominaties. Het jeugdtheater is in Nederland echt van ongekend hoog niveau.’ Datzelfde geldt voor mime en performance, zegt Danse. ‘Na corona is er in de Nederlandse theatersector echt iets opengegaan. Het niveau is ontzettend hoog. Prikkelend, uitdagend. Kijk naar Dries Verhoeven, king of the mime, die in 2008 de VSCD Mimeprijs won. En Miet Warlop, uit België, die we in 2023 bekroonden. Zij mogen dit jaar de Biënnale in Venetië invulling gaan geven. Dat is niet niets, hè? Applaus voor hen. Dat mag wel even genoemd worden.’