John Kraaijkamp: Biografie - Rust

Uit TheaterEncyclopedie
Ga naar: navigatie, zoeken

Logo eenlevenlangtheater2.jpg

John Kraaijkamp sr. in Duizend Clowns, 1965. Foto: Maria Austria/MAI. Collectie TIN.


Eenlevenlangtheater John Kraaijkamp:

Rust

John Kraaijkamp, jaren '70. Fotograaf onbekend. Herkomst onbekend.

John Kraaijkamp sr. groeide op in de Amsterdamse Kinkerbuurt. Hij raakte er al jong verzeild in het Amsterdamse amusement-circuit, trad op in revue's, bioscopen en café's. Hij bleef in de stad wonen en als hij niet optrad was hij vaak in café's als Eylders bij het Leidseplein te vinden. Kraaijkamps imago van vrolijke Frans en gangmaker komt maar gedeeltelijk overeen met zijn karakter. Rijk de Gooyer over hem: "Kraay is de komiek van ons beiden. Maar verder is Johnny meer een alleenganger. Ik heb graag mensen om mij heen. Kraay kan alleen zijn. In zichzelf gekeerd, uren zitten turen naar zijn dobber of zomaar thuis zijn." (Haarlems dagblad 18 december 1970) Na een aantal behoorlijk wilde jaren, waar ook in de pers druk over geschreven werd, werd het verlangen naar rust steeds groter.

Na twee mislukte huwelijken, enkele depressies en een afgezworen alcoholprobleem kocht Kraaijkamp in 1969 zijn eerste huisje buiten de stad, in Oud-Maarssen. "Daar zit ik rustig in mijn tuintje naar de hemel te kijken. Het is een heel andere sfeer dan in de stad. In de stad kende ik de buren boven me niet eens, maar hier stond de man, die naast me woont, na een half uur al mijn heg te knippen. Je hoeft ook niet bang te zijn, dat je mijn huis niet kunt vinden, want het hele dorp wist binnen een dag, dat er een artiest was neergestreken. Ons kent ons. Ik ben alleen bang dat mijn zoon het op den duur niet zal volhouden. John is nou 16, een echt stadskind is ie. Die gaat hier in het groen gegarandeerd kapot, die barst straks van de heimwee naar lijn 10. (...) "Voor mezelf blijf ik het liefst in dat boerendorp zitten. Ver weg van de roddels en de achterklap. Ze hebben de gekste verhalen over mij verteld. Ze hebben geroepen en geschreven, dat ik een notoire alcoholist was. Ik een alcoholist! Omdat ik zo nu en dan een flinke borrel dronk? Goed, ik geef het toe, als ik de smaak te pakken had, dan ging ik door. Zo ben ik. Ik wist geen maat te houden en ik zoop me feestelijk onder de tafel. Als ik dan de volgende dag niet op mijn werk kwam, stonden de kranten gelijk vol. Dezelfde toffe jongens, die bij me over de vloer kwamen om over mijn succes te schrijven, trapten me met hetzelfde enthousiasme de grond in. (...) Daarom heb ik er een grote punt achter gezet. Je ziet mij niet meer in de stad. Ik zit thuis. Ik voel me happy. Mijn enige hobby is nog leven, ik wil gewoon een fijn leven. En drinken is er niet meer bij. Ik heb wel een flesje thuis voor de gasten, maar ik raak het zelf niet meer aan. De laatste acht maanden heb ik zelfs geen rumboon gegeten." (Finale, 23 augustus 1969)

Zijn rust vond hij niet alleen binnenshuis. Zo veel mogelijk tijd bracht hij door op zijn boot, al dan niet met een vishengel in de hand: "Ik heb een fijn jachtje - gemaakt door Jaap Tromp, de beste schepenmaker die ik ken - en daar ga ik volgende maand mee naar Ierland varen om te vissen. Ik heb navigatielessen en ik vind varen op zee prettig. Dan heb ik met niemand iets te maken." (Telegraaf 28 maart 1972)

Tijdens de opnames van de film Geen Paniek in 1972 ontmoette hij zijn derde vrouw Mai Lun en samen kregen ze een dochtertje. Dit nieuwe gezin bracht hem de rust waarnaar hij verlangde. De kalmte in zijn privéleven liep parallel met de verdieping van zijn theaterwerk. Zijn rol als Koning Lear bij het RO Theater vormde een keerpunt.

Varen op de Vecht.

Net als zijn vader hield hij van vissen, en het was altijd een jongensdroom om ooit nog eens langs de Vecht te kunnen wonen. "Ik heb er mijn hele leven naar verlangd dat ik eens langs de Vecht zou kunnen wonen. Als ik wil ontspannen gooi ik mijn hengel uit, en alles valt van me af. Mensen die niet vissen kunnen zich dat niet voorstellen, maar als je zoals ik een beroep met veel stress hebt, is dit ideaal." Een tijd lang deed hij aan onderwatersport. Later stopte hij met duiken, maar met het vangen van vissen is hij altijd door blijven gaan. Zo beschreef hij begin jaren tachtig zijn hobby forellen vangen. "Ik vang ze met een vlieghengel. Die werp je uit zo ver je kunt en dan moet je het snoer in beweging houden zodat het lijkt of de vlieg net boven het water danst. Die vliegen, die maak ik zelf van draad, tule en veertjes. (...) Ik gebruik een gladde haak, zo’n beest zwemt meteen weer weg, is het binnen een minuut vergeten." Op de vraag of dat niet naar is voor vissen reageert Kraaijkamp fel. "Kom nou zeg, als jij een injectie in je been krijgt sterft je been dan af? ’t Gaat mij om de sport. Het is moeilijk en spannend." (Vrij Nederland, 14 juli 1984)

Beer vangt zalm in Alaska

"Komende zomer (1989, red.) ga ik met een stel Amsterdamse vrienden in Alaska zalm vangen. Dat is avontuur. We gaan met kano's de rivier op, trekken door de woestenij, klimmen over beverdammen en moeten in de bergen beren van ons lijf houden. Dat is niet zonder gevaar. Zo lui en zo loom beren lijken, zo gevaarlijk zijn ze in werkelijkheid. We slapen in tenten, in de open lucht. Dat is een heerlijke ontspanning voor me. Alleen met club ouwe gabbers die elkaar al jaren kennen. Er gaan twee ervaren gidsen mee, maar wat er precies gaat gebeuren, kan niemand je natuurlijk zeggen. Ik ben blij dat ik tegenwoordig weer de rust kan vinden om te ontspannen." (geciteerd uit: Panorama, 16 december 1988)

"Het liefst zit ik op m'n boot , hierheen varen of daarheen, met een paar gezellige mensen, onbenullige dingen doen. Een van m'n grootste wensen is om nog es naar Ierland te zeilen. Met de hulp van mijn vrouw en een paar vrienden ben ik tot het eiland Wight gekomen. Maar ik wil ook nog es de zuidkust van Ierland halen en dan de Shannon op. Zalm vangen die vers roken in een ouwe ton... Maar op het ogenblik ligt het schip nog niet in het water. En als het schip rust, rust ook de schipper. Vandaar die luiheid, denk ik. Ik was zelfs m'n eigen auto niet. Dat láát ik doen. Ik ben het wel es van plan, hoor, maar als ik dat kouwe water voel... Ik schrap het spiegeltje schoon, krab aan m'n kont en ga weer naar binnen. Ik ben gewoon een luiaard." (Het Vrije Volk, 11 april 1975)

"Mijn hobby is met Henk Peters, Johnny de Jong en Claire naar Duitsland gaan om forellen te vangen en kunstvliegen te maken. Dat vind ik echt prachtig! Ik ben trotser als ik een mooie kunstvlieg maak dan een goeie grap." (VARA-gids, 10 december 1983)

Het Rosa Spier Huis in Laren. Bron: website RosaSpierhuis.nl

Ondanks zijn vis- en vaarhobby, de huizen buiten de stad, het gelukkige gezinsleven met echtgenote Mai Lun en dochter Sanne, bleef Kraaijkamp bij tijd en wijle onrustig. Een huis in het buitenland zou de gewilde rust moeten brengen, in een land waar de mensen hem niet zouden kennen en om de haverklap aan zouden spreken zoals in Nederland. In 1995 emigreerde hij naar Zuid-Afrika. Hij had behoefte aan een plek waar hij niet dag en nacht herkend werd. Die rust beviel hem echter toch niet heel goed: een jaar later keerde hij alweer terug in Nederland. Hij kon de schijnwerpers niet missen.

De laatste jaren van zijn leven woonde Johnny Kraaijkamp in het Rosa Spier Huis, een rusthuis voor artiesten in Laren. Hij bewoonde er het oude appartement van Maarten Toonder. Zijn zoon Johnny: 'Pa was daar ongelukkig. Maar dat is nu helemaal bijgedraaid. Hij wordt er prima verzorgd en kan alles doen wat hij leuk vindt. Pa heeft er een ultramodern surroundsysteem en een enorme flatscreen-tv waar hij dagelijks dvd's op kijkt. Ik weet niet of hij dat zelf kan bedienen, maar dat wordt dan voor hem gedaan." De Telegraaf, 9 mei 2007