Rudi van Dantzig: Volgens Rudi van Dantzig

Uit TheaterEncyclopedie
Ga naar: navigatie, zoeken

Logo eenlevenlangtheater2.jpg

Rudi van Dantzig. Herkomst foto: Het Nationale Ballet.

Eenlevenlangtheater Rudi van Dantzig:


Citaten van Rudi van Dantzig

Rudi van Dantzig stond onder journalisten lange tijd te boek als 'geen gemakkelijke prater'. "Eerlijk en open kunnen praten over dingen is voor mij vrijwel onmogelijk. Dat is ook het fascinerende aan die talkshows, dat mensen in het openbaar praten over zaken die ze waarschijnlijk tegen vader, moeder of echtgenoot niet kunnen zeggen en wel daar, voor de hele wereld. Ik heb het me altijd afgevraagd waarom ik een gesprek recht voor zijn raap zo moeilijk vind. Angst om verlaten te worden, maakt dat ik weinig mensen in mijn directe omgeving toelaat." (Geciteerd uit: Vreemdeling in eigen landschap van Ingrid Hoogervorst, Den Haag 2000)

Toch heeft Van Dantzig in de loop der jaren verschillende gesprekken gevoerd waarvan de weerslag in de media verscheen. Op deze website worden regelmatig citaten van hem aangehaald om een onderwerp te duiden of te illustreren, maar hieronder kunt u nog enkele andere, memorabele uitspraken van hem lezen over onderwerpen die elders op de site niet of nauwelijks aan bod komen.

Portret van Rudi van Dantzig 118235.jpg Portret van Rudi van Dantzig 118225.jpg Portret van Rudi van Dantzig 118227.jpg

Rudi van Dantzig. V.l.n.r. Foto Siegfried Regeling, 1964; Foto Maria Austria/MAI, 1965; Foto Bob van Dantzig, 1975. Collectie TIN.

Noodzaak of niet

"Schrijven is voor mij geen noodzaak, dans en balletten maken wel. Godzijdank, ik zou als schilder of schrijver een eenzelvig mens zijn geworden. Ik ga niet naar de kroeg, ga weinig uit. Als ik de danswereld niet zou hebben gehad, was ik verschrikkelijk vereenzaamd. Nog steeds droom ik over mijn ouderlijk huis. Dan lig ik in mijn zolderkamertje en voel enorme angst om alleen gelaten te worden. Een zwart gat, iets verschrikkelijk eenzaams. Dat gaat blijkbaar nooit meer over." (Geciteerd uit: Vreemdeling in eigen landschap van Ingrid Hoogervorst, Den Haag 2000)

Over Toer van Schayk

Het antwoord van Rudi van Dantzig op de vraag van een journalist van Trouw (10 augustus 2005) wie hem door de donkerste periodes heen heeft geholpen:

Toer van Schayk. Door er te zijn. We waren geen grote praters maar begrepen elkaar goed, meer dan wie ook, denk ik. We woonden tien jaar samen. Ik voelde een grote bewondering en vriendschap voor hem. En nog."

Over Sonia Gaskell

Sonia Gaskell, 1965. Fotograaf onbekend

"Als ik bij Gaskell thuis kwam, was het een erg aardige vrouw. In de studio was ze een monster. Ze kon je behandelen als vuilnis, als een volkomen mislukking, alsof je totaal niet bestond. Dat zat me zeer dwars. Een bikkelharde vrouw, die wel ontzettend goed was en bezeten van dansen. Ze heeft mensen letterlijk uit de grond gestampt, ook mij. Ze heeft me bijna alles van dansen geleerd. In die tijd was ze God voor me. Ik hield van haar, maar ik verafschuwde de manier waarop ze met mensen omging."

Geciteerd uit: Vrij Nederland, 14 mei 1988

In een interview met datzelfde tijdschrift van 29 september 1979 herinnert Van Dantzig zich:

"Toen ik hoorde dat ze stervende was ben ik naar Parijs gegaan... Ze had een mooie jurk aangedaan, kon nauwelijks meer staan. Was verschrikkelijk ziek, kanker aan de lever. Ze vond alles wat ik deed niet goed. Ze kon nooit zeggen dat ik iets goed deed. Ik was eraan gewend, ik was gehard. Ik dacht: is dat de vrouw waar ik zo bang voor was? Zo iets kleins en treurigs. Toch snakte ik er ook toen nog naar om van haar te horen dat ik iets bereikt had met de groep... Ze heeft een ontzettend grote rol in m'n leven gespeeld. Mijn dansleven is bij haar begonnen. Ik bewonderde haar, maar ik heb altijd in conflict met haar geleefd."

Over vrijheid

Op 25 april 2005 hield Rudi van Dantzig in het Provinciehuis in Haarlem de Willem Arondéus-lezing. Het thema was 'Kun je zijn wie je bent of is die vrijheid lastig geworden?'. Van Dantzig schreef in 2003 een boek over de kunstenaar en verzetsman Willem Arondéus. Hij besloot zijn verhaal met de woorden:

"De wereld van de dans, waar ik uit voorkom, was misschien de beste opleiding tot het juiste -en wat mij betreft mooiste- voorbeeld van vrijheid om jezelf te zijn. In de dans, het klassieke ballet in elk geval, beleef je die roes van vrijheid binnenin jezelf, maar je weet ook donders goed dat die vrijheid intens samengaat -en afhangt- van anderen. Van andere elementen, andere disciplines, andere mensen.

Er staat een tijd voor de deur waarin het 'ik' niet meer op prijs wordt gesteld, dan zal het 'wij' alles zijn wat nodig is om de samenleving gezond en op poten te houden. Samenleving, dat woord spreekt voor zich: we zullen moeten praten, luisteren, toegeven, begrijpen, accepteren. Het zal een langdurig, moeilijk en vaak onplezierig proces van vallen en opstaan worden, van geven en inschikken. Van afstand doen van verworven rechten en van individuele vrijheid. Van het op de tweede plaats zetten van dat kostbare 'ik' en denken in meervoud."

Geciteerd uit: Trouw, 27 april 2005

Buitenstaander

"Mijn positie in het leven wordt bepaald door een groot buitenstaanderschap. Wat ik niet prettig vind. Overal buitenstaan is pijnlijk. Ik vind het fascinerend mensen te observeren, maar dan zou ik lucht willen zijn, onzichtbaar. Nu zit ik er altijd als een toeschouwer bij, als publiek. Ik verberg me achter een muur van charmes waarop vaak woedend wordt gereageerd." (Geciteerd uit: Vreemdeling in eigen landschap van Ingrid Hoogervorst, Den Haag 2000)

Over Nurejev

Rudi van Dantzig (rechts) en Rudolf Nurejev (midden) tijdens de repetitie van Monument voor een gestorven jongen, 1968. Foto: Nationaal Foto Persbureau. Collectie TIN.

Van Dantzig en Nurejev waren 25 jaar bevriend en werkten regelmatig samen. Ze waren niet altijd eens. Van Dantzig in een interview met De Volkskrant: "Nurejev inspireerde mij als danser totaal niet. Hij kon niet kwetsbaar zijn op een podium. Rudolf weet hoe vreselijk ik dat schmieren van hem vond. Als ik daar iets van zei, antwoordde hij: "Ik ben een held en ik zal tot het eind vechten om in de ogen van het publiek een held te zijn." Confrontaties die geregeld eindigden met een ontploffende Nurejev: "Hij kon zo hard met deuren slaan, dat het stucwerk uit de muren vloog. Dan vertrok hij zonder iets te zeggen en kwam een uur later terug met de vraag in welk restaurant we gingen eten. De zin ‘Waar gaan we eten?’, was altijd de vredespijp." (Geciteerd uit: De Volkskrant, 17 januari 2008)

Over politici

"Mijn leven is al met al een leven van luxe. Ik heb groot respect voor leden van de Socialistiese Partij die een groot deel van wat ze verdienen in de partijkas storten. Je moet van goeden huize komen wil je dat kunnen opbrengen. Ik weet niet of ik ertoe in staat zou zijn."

"Waarom wordt iemands overtuiging soms zo weinig serieus genomen? Ik bewonder politici als Brinkman en Lubbers die op onbegrip en cynisme stuiten, gejend worden en toch serieus blijven. Ze hebben een olifantehuid, en flink wat eelt op de ziel."

(Geciteerd uit: De Volkskrant, 17 juni 1994)

Het verschil tussen dansers en acteurs

Toneelgroep De Appel uit Den Haag vroeg Rudi van Dantzig een toneelstuk te schrijven en te regisseren. In een interview ten tijde van de première van Toen gij naakt en bloot waart beschrijft hij zijn ervaring met de acteurs:

"Acteurs zijn wezenlijk anders in hun denken dan dansers. Het decor hier bij de Appel is er al twee maanden en nog zitten we soms uren om de tafel te praten over wat nou wat is en of het echt water is of niet. Acteurs willen van elk snoertje, van elke bloem op het toneel weten waarom het er ligt en wat ze ermee moeten doen. Dansers zien het decor meestal pas twee dagen voor de première en maken er geen woord aan vuil. Je zet de muziek aan en ze dansen."

" Ja, dit is absoluut het moeilijkste dat ik ooit heb gedaan. Ik ging soms naar huis met het gevoel dat ik was afgemaakt, dat ik was aangerand, verkracht. Je hebt zo'n stuk met zorg geschreven en of het nou goed of slecht is, ik ben er toch van gaan houden. Tijdens de repetities zijn er veel botsingen geweest en even heb ik gedacht: ik kom hier niet meer terug. Niet uit rancune, maar omdat het misschien beter was voor de spelers."

Geciteerd uit: De Volkskrant, 16 oktober 1998

De grote drie

In een interview met Eindhovense Schouwburg komen de grote drie van Het Nationale Ballet ter sprake: Hans van Manen, Toer van Schayk en Van Dantzig zelf. Van Dantzig:

"We hebben alledrie een andere visie op de dans, gelukkig ook maar, dat maakt die 'gouden periode' zoals die werd genoemd ook begrijpelijk. Maar van ons drieën ben ik de meest traditionele, vrees ik; dramatisch en emotioneel. Dat is denk ik de bron van waaruit ik werk, waar ik in vastzit, ook."

Bron: website Schouwburg Eindhoven, interview door Caroline Ludwig, 23 april 2008

Collective Symphony 215225.jpg

Hans van Manen, Rudi van Dantzig en Toer van Schayk, 1965. Foto Particam Pictures/MAI. Collectie TIN.

Over zijn schrijverschap: doodongelukkig op het Boekenbal

"Met mijn boek Voor een verloren soldaat werd ik in één klap tot schrijver gebombardeerd. Niet door mezelf overigens. Ik heb altijd gezegd: pas als ik niet meer put uit mijn herinneringen maar uit mijn fantasie, durf ik een beetje te zeggen dat ik schrijver ben. In de schrijverswereld heb ik me nooit willen laten opnemen. Naar het Boekenbal ga ik niet. Ik zou me er doodongelukkig voelen. Ik kan niet tegen verzamelingen mensen. Idioot natuurlijk, als choreograaf, die ook nog de naam heeft dat hij graag met grote groepen aan de slag gaat."

Geciteerd uit: De Groene Amsterdammer, 1 april 1998

Wel of geen schrijver

Tijdens een interview naar aanleiding van het verschijnen van zijn verhalenbundel Afgrond:

"Bij mijn eerste twee boeken heb ik geput uit herinneringen, daarom was dit boek voor mij erg belangrijk. Hiermee moet ik bewijzen of ik dit wel of niet kan, of ik een schrijver ben of niet, een beetje. Schrijven is helemaal met jezelf geconfronteerd worden en met stilte en met eenzaamheid. Ik denk dat ik nooit écht een schrijver word.

Geciteerd uit Trouw, 31 januari 1996

Over homoseksualiteit

"Ik ben nu bezig met de dagboeken van Willem Arondéus. Een schilder die in de oorlog het bevolkingsregister in brand heeft gestoken en toen is opgepakt en gefusilleerd. Hij wordt opeens een held, die blijmoedig de dood ingaat. Die dagboeken zijn zo eenzaam, daar herken ik heel veel van mezelf in. Er is een soort woestijn in homoseksualiteit, dat blijft mij boeien, beangstigen, bevreemden. Ik denk dat veel homoseksuelen een onvervulbaar verlangen hebben, er is iets wat niet klopt. Een heleboel homo's zullen me nu op mijn kop slaan, maar anderen zullen dat onmiddellijk herkennen. Aan het eind heeft hij tegen zijn advocate gezegd, zeg maar tegen de buitenwereld dat de homoseksuelen niet alleen maar zachtmoedige lafaards zijn, dat ze ook hun mannetje kunnen staan. Dat heeft hem dus zijn hele leven wel dwars gezeten.

Geciteerd uit Trouw, 31 januari 1996

Over de relatie met zijn ouders

"Voor mij is het gezin inderdaad essentieel; kun je dat tegenwoordig nog zeggen? Ik heb toen ik een jaar of dertien was een brief van mijn moeder gelezen, ik vond 'm in een kast onder de lakens. Mijn vader was tewerkgesteld in Duitsland, en in die brief schreef ze dat ze hem soms haatte, om de manier waarop hij met mij omging, dat hij alleen bezig was met studeren, dat zij bijna niet met elkaar praatten. Ik heb het pas weer gelezen en dat was heel bitter.

"Ik heb gevoeld dat ik een conflictpunt was tussen mijn ouders, terwijl ik toch dol op ze was, en zij ook op mij. Het is ook een schuldgevoel, ik heb ze teleurgesteld, door ze geen echtgenote thuis te bezorgen of kleinkinderen. Dat schuldgevoel kun je niet beredeneren, dat is in je gegroeid. Misschien koester je dat ook nog wel, dat onaffe. Nooit aan een goed beeld voldoen, dat is een deel van jezelf.

Geciteerd uit Trouw, 31 januari 1996

Over zijn leiderschap van Het Nationale Ballet

“Ik was geen echte leider. Het was meer gebaseerd op collegialiteit dan op leiderschap. Ik weet hoe fijn het is voor een danser dat hij in zijn korte beroepsleven zo veel mogelijk kan werken. Als artistiek leider en choreograaf was ik in de positie aan de hele groep werk te kunnen geven. Dat deed ik dan ook en maakte bijvoorbeeld een choreografie voor veertig dansers. Dan was de sfeer goed; het gezelschap gezonder, blijer en positiever. En dan werd ik niet met mensen geconfronteerd die huilden, wit rondliepen, want als ik dat zag voelde ik me echt schuldig.”

“Dat ik daardoor soms mindere dingen op het toneel zette, werd mij in de kritieken wel vaker kwalijk genomen, maar dat kon mij niets schelen. Ja inderdaad, in zekere zin stelden ik de anderen boven mijzelf, lapte ik het artistieke resultaat enigszins aan mijn laars. Niet dat ik maar wat deed, want ik werkte heel bezeten en vol geloof, maar het kon me niet zoveel schelen als de mensen het technisch minder goed zouden doen.”

Geciteerd uit: Relevant # 1, Anja Krabben, januari 2004.