Louis Bouwmeester: Repertoire - Het Nederlandsch Tooneel

Uit TheaterEncyclopedie
Ga naar: navigatie, zoeken

Logo eenlevenlangtheater2.jpg

Louis Bouwmeester als Herodes. Foto: Frits Geveke. Collectie TIN.

Eenlevenlangtheater Louis Bouwmeester:

(De Koninklijke Vereeniging) Het Nederlandsch Tooneel

Louis Bouwmeester als Shylock in De Koopman van Venetië, de rol die hem legendarisch maakte en die hij voor het eerst bij Het Nederlandsch Tooneel vertolkte in 1880. Collectie TIN.

In 1876 werd de Vereeniging Het Nederlandsch Tooneel door drie welgestelde heren opgericht: bankier, literator en toneelschrijver H.J. Schimmel, bankier Abraham Wertheim en G. van Tienhoven, de latere minister en burgemeester van Amsterdam. Hun doel was om met dit gezelschap hun ideeën over verheffing en ontwikkeling van het toneel in de praktijk te brengen. Er kwam bijvoorbeeld geen toneeldirecteur, maar een Raad van Beheer van gegoede burgers, die een zekere continuïteit moest veilig stellen. Door toneelminnende burgers bij elkaar te brengen, zou de bekwaamheid van de acteurs verhoogd worden, zouden schrijvers worden aangemoedigd nieuwe drama's te schrijven en zou de toneelkritiek gestimuleerd kunnen worden. Tevens wilden de drie oprichters het toneel op de kleine burgerman en de massa heroveren. Hun devies was 'beschaving'.

Om deze doelen te verwezenlijken had H.J. Schimmel in eerste instantie een paar jaar eerder, samen met Jan Nicolaas van Hall, 'Het Nederlandsch Tooneelverbond' opgericht. Eén van de meest concrete resultaten was de oprichting van de Toneelschool in 1874 in Amsterdam, behalve door het Verbond ook gefinancierd door koning Willem III. De koning bevond zich ook regelmatig onder de bezoekers van voorstellingen van Het Nederlandsch Tooneel in Den Haag en in 1881 verleende hij het gezelschap het predikaat 'Koninklijk'.

De Koninklijke Haagsche Schouwburg was de thuisbasis van de Koninklijke Vereniging 'Het Nederlandsch Tooneel', maar het gezelschap speelde ook in de Amsterdamse Stadsschouwburg. Daar zorgde de Vereniging ervoor dat een Nederlandse variant ontstond naar het grote voorbeeld van nationaal toneel van de Comédie Française.

Louis Bouwmeester had in 1879 de overstap gemaakt van volksacteur naar het voorname gezelschap 'Het Nederlandsch Tooneel'. Deze overstap had opzien gebaard, maar Bouwmeester pastte, met zijn volksacteur-achtergrond perfect binnen de doelstellingen van de oprichters van Het Nederlandsch Tooneel. Hij liet zien dat een zich schor schreeuwende volksacteur zich wel degelijk kon ontwikkelen tot een invoelend en verfijnd toneelspeler.

Bouwmeester maakte zijn debuut bij het gezelschap als de knecht Jasper in de Franse eenakter Niemand sterft van blijdschap (La joie fait peur) van Delphine de Girardin, waarin één van de hoofdrollen werd vertolkt door de grote Maria Kleine-Gartman. Al snel zou Bouwmeester echter zelf de hoofdrollen spelen. In september 1880 speelde hij voor het eerst zijn Shylock in De Koopman van Venetië van William Shakespeare. Uiteindelijk zou hij over een periode van 43 jaar deze rol zo'n 2000 keer over het voetlicht brengen. Maar ook met zijn rollen in stukken van bijvoorbeeld Sophocles, Molière, Vondel, Langendijk en Hauptmann heeft hij een belangrijke bijdrage geleverd tot de bloei van het toenmalige Nederlandse toneelleven. Zijn carrière bij Het Nederlandsch Toneel zou 23 jaar beslaan. Het Nederlandsch Tooneel zelf zou tot in het derde decennium van de twintigste eeuw blijven bestaan.

Foto's

Portret van Louis Bouwmeester sr. als Shylock in De Koopman van Venetië 369618.jpg Portret van Louis Bouwmeester sr. als Shylock in De koopman van Venetië 371838.jpg

Portret van Louis Bouwmeester sr. als Shylock in De koopman van Venetië, Links: Fotograaf onbekend, 1905; rechts: Foto: Frits Geveke, ca. 1920;

Portret van Louis Bouwmeester sr. als Richard III 369616.jpg Madame Sans-Gêne 95245.jpgPortret van Louis Bouwmeester sr. als Koning Oedipus laatste acte 369672.jpg

V.l.n.r. Louis Bouwmeester als Richard III, 1884. Foto: Corn. Koene; Theo Mann-Bouwmeester en Louis Bouwmeester sr. Fotograaf: H.C. de Graaf; Louis Bouwmeester als koning Oedipus, 1896. Foto: Albert Greiner. Collectie TIN.

Portret van Louis Bouwmeester sr. en Lena Kley in Voerman Henschel 365910.jpg Portret van Louis Bouwmeester sr. als Coriolanus in de gelijknamige voorstelling 366092.jpg Portret van Louis Bouwmeester sr. als Herodes in de gelijknamige voorstelling 365993.jpg

V.l.n.r. Louis Bouwmeester met Lena Kley in Voerman Henschel. Foto: S.A. Schotel; Louis Bouwmeester in Coriolanus, 1899. Foto: Albert Greiner.; Louis Bouwmeester sr. als Herodes in de gelijknamige voorstelling, 1901. Foto: Frits Geveke. Collectie TIN.

Selectie van de voorstellingen Louis Bouwmeester bij de (Koninklijke) Vereeniging Het Nederlandsch Tooneel

  • 2 september 1879: Jasper in Niemand Sterft van Blijdschap (La joie fait peur) van Delphine de Girardin. Met: Maria Kleine-Gartman, Anna Sablairolles en Sophie van Biene. De voorstelling ging in première in het Grand Théâtre in Amsterdam. De goedkopere rangen van het theater zaten vol met Bouwmeesters bewonderaars die hem van het volkstoneel uit de Salon kenden. Bouwmeester was "op van de zenuwen", maar toen hij opkwam stelde het applaus, dat juist in de goedkopere rangen startte, hem gerust. Bovendien bleek het applaus aanstekelijk, ook de rest van de zaal klapte mee. Zijn vertolking van Jasper was het tegendeel van wat de meesten, die hem alleen kenden van-horen-zeggen, hadden verwacht. Geen melodramatisch gebulder en geschreeuw, maar een fijnzinnig optreden dat door zijn gevoeligheid en ingehouden spel geheel in harmonie was met het spel van de drie vrouwen in het stuk: Maria Kleine-Gartman, Anna Sablairolles en Sophie van Biene. Journalist Taco H. de Beer schreef over Bouwmeesters vertolking van Jasper in Het Tooneel: "Bouwmeester was als Jasper de held van den avond. Ik weet niet hoe Régnier de rol creëerde, noch hoe Got hem speelde, maar ik weet wel, dat Bouwmeester geheel de oude getrouwe was, die Jeanne (allerliefst door Anna Sablairolles gespeeld) verbiedt om te weenen en zelfs dreigt te stikken in zijn tranen. Het is Jasper, die duizend middelen en uitvluchten bedenkt, eerst om te troosten, daarna om voor te bereiden op de onverwachte blijdschap. Het is Jasper, die vroolijk schijnend om zijn smart te verbergen, uitvluchten en zelfs onwaarheden verzint om zijn vreugde niet te laten blijken. Het is Jasper, die eingelijk het stuk door zijn sterk geteekende tegenstellingen tot een blijspel maakt. Bouwmeester behaalde een schitterenden triomf naast Mej. v. Biene (de lijdende minnares) en Mevr. Kleine als de moeder. Hij werd met een krans vereerd. Niet minder groote triomf viel hem in den Haag ten deel. Zoo werd dan door de vertolking van een zoo kleine rol Bouwmeesters roem gevestigd, die in het verloop der jaren tot een zoo hoog standpunt zou worden opgevoerd, als zelden door een tooneelspeler behaald was en zou worden (...)." Dat het 'betere' publiek en de critici hem blijkbaar volledig geaccepteerd hadden, was een geruststelling voor Bouwmeester zelf, maar ook voor de directie van Het Nederlandsch Tooneel. Na dit debuut kreeg Bouwmeester in de volgende acht maanden twaalf hoofdrollen te spelen.
  • 4 september 1880: Shylock in De koopman van Venetië van William Shakespeare. Louis Bouwmeesters optreden als Shylock sloeg in als een bom bij het toneelminnende Amsterdamse publiek. Het werd zijn belangrijkste rol; hij zou Shylock gedurende zijn hele toneelcarrière meer dan 2000 keer spelen. Met zijn barokke stijl en intense beleving kreeg hij niet alleen het Nederlandse publiek enthousiast, maar wist hij ook op de toeschouwers in Europese steden als Berlijn, Londen, Wenen en zelfs Stratford-on-Avon, de geboorteplaats van Shakespeare, een diepe indruk achter te laten. De recensenten die de voorstelling op 4 september 1880 zagen, waren uitbundig in hun lof: "Deze creatie is ongetwijfeld de schoonste triomf, ooit door de heer Bouwmeester behaald; hij ontvange onze warme hulde en onze innige dank." "Met alle erkenning van de zeldzame talenten van de heer Louis Bouwmeester hadden we toch niet verwacht dat hij zó de allerstoutste verwachtingen overtreffen zou, als hij heeft gedaan toen hij de Shylock speelde."
  • oktober 1884: Richard III in Richard III van William Shakespeare. Richard III was Bouwmeesters vijfde Shakespeare-rol. Zijn vertolking van Richard III leidde tot een hevige pennenstrijd tussen de verschillende critici. Het ene kamp vond dat het misdadige karakter van Richard III gestileerd en niet realistisch moest worden uitgebeeld, zodat de al te scherpe kantjes enigszins verdoezeld zouden worden. Het andere kamp waardeerde juist Bouwmeesters felle en afschrikwekkende vertolking van de koning. In 1896 speelde Bouwmeester de rol nogmaals, en opnieuw laaide de discussie op. Criticus J. Vriesendorp schreef daarop dat het publiek de voorstelling zélf moest gaan zien "om te begrijpen dat er krachten zijn die alles omver kunnen gooien. Laat er nog eens voor een enkele keer oproer zijn in uw binnenste en als ge er dan geweest zijt, blijft dan desnoods jarenlang weer weg, want heel dikwijls gebeurt er zo-iets in onze saaie tijd niet meer".
  • januari 1890: Cyrus Blenkarn in De Fabrieksbaas (The Middleman) van Henry ArthurJones. Het stuk was een groot succes voor Het Nederlandsch Tooneel, en voor Louis Bouwmeester persoonlijk. De voorstellingen van De Fabrieksbaas werden op 19 en 20 februari 1890 onderbroken toen de verjaardag van koning Willem III werd gevierd met de opvoering van De Terugkomst van de Koloniaal van Maaldrink en De Oude Korporaal van Dumanoir d'Ennery. Maar op de ochtend van 20 februari brak er brand uit in de Stadsschouwburg in Amsterdam. De schouwburg werd totaal verwoest en het Nederlandsch Tooneel werd dakloos. Met geïmproviseerde requisieten en decors kon De Fabrieksbaas echter al na twee dagen hervat worden in het Zomertheater van de Van Liers in de Plantage Franselaan.
  • 1892: Jean Darlot in Jean Darlot van Louis Legendre. Bouwmeester deed het publiek rillen en beven bij zijn vertolking van Jean Darlot in dit melodramatische echtbreukstuk. Hij speelt een treinmachinist die zijn ontrouwe vrouw vermoordt en in de drank vervolgens alles hoopt te vergeten. Volgens één van de recensenten speelde Bouwmeester Darlot met 'ontembare woestheid' waarin hij al het meubilair op het toneel dreigde te vernietigen. Zeven jaar later in 1899 zou Bouwmeesters broer Frits de rol ook spelen, zij het minder heftig.
  • 20 november 1896: Koning Oedipus in Oedipus van Sophocles. Regie: dr. M.B. Mendes da Costa. Ondanks de botsingen tussen Mendes da Costa en Bouwmeester tijdens de voorbereidingen van het stuk, en de voorlaatste repetitie deed het ergste vrezen, waren de generale repetitie én de première een enorm succces. "Men vreesde het ergste - maar zodra Bouwmeester, gegrimeerd en in het kostuum van Oedipus, op de trappen van het paleis verscheen en de eerste zinnen van zijn tekst had gezegd, leek het of er een wonder met hem gebeurd was. Van weifeling was geen sprake meer. Daar stond een koning, daar speelde het genie. Zo overweldigend was de indruk van dit onverwacht magistrale spel, dat de anderen soms moeite hadden te spelen. Nooit hebben zijn collega's de grootheid van Bouwmeester zó gevoeld als bij de generale van Oedipus, en de première werd voor Louis een triomf zoals hij nog zelden had beleefd." Niet alleen de collega's van Bouwmeester waren onder de indruk, ook het publiek was verbijsterd: "Er ging een benauwende drukking van hem uit, die het ademhalen schier belette en ieder geluid in de keel deed stokken. Enkele dames wier zenuwgestel niet bestand scheen tegen de ontzettende emotie, door hem teweeg gebracht, die zich door zijn overheersend spel te veel hadden laten meeslepen, moesten bewusteloos uit de zaal worden verwijderd. (...) Het applaus dat aan het slot als een ratelende donderslag losbarstte, was één diepgevoelde uiting van ontzag, van eerbied, ja van vergoding voor de grote man." In 1912 trad Louis Bouwmeester als koning Oedipus op in de film Oedipus.
  • 1898: Voerman Henschel in Voerman Henschel van Gerhart Hauptmann. Met: o.a. Theo Bouwmeester, Sophie van Biene en Lena Kley. Voerman Henschel werd geregisseerd door Louis Chrispijn (1854-1926). Als regisseur was hij voorstander van sober en van pathos ontdaan toneelspel. Bovendien benadrukte hij dat toneelspelen in de eerste plaats een kwestie van samenspelen is. Het decor, de belichting en de kostuums hield hij het liefst eenvoudig en de bedoeling van de auteur van het stuk moest gerespecteerd worden. Ondanks Bouwmeesters voorliefde voor zwaar aangezette rollen en veel pathos, kon hij zich vinden in de vernieuwende regie van Chrispijn en werd zijn Voerman Henschel bijzonder goed ontvangen bij zowel het publiek als de critici. Bouwmeester heeft Voerman Henschel nog lang doorgespeeld, ondanks dat hij zichzelf op een gegeven moment eigenlijk te oud vond worden voor de 45-jarige Henschel.
  • 1899: Coriolanus in Coriolanus van William Shakespeare. Louis Chrispijn (1854-1926) regisseerde Louis Bouwmeester in Coriolanus. Onder zijn regie speelde Bouwmeester ook in een ander stuk van Shakespeare: Antonius in Julius Caesar. Beide stukken werden zeer lovend ontvangen door zowel publiek als critici. Chrispijn had hem ook in King Lear willen laten spelen, maar het lukte hem niet Bouwmeester daartoe over te halen. Volgens Chrispijn was de reden als volgt: "De ontzaglijke eisen die Bouwmeester zichzelfs stelde, waren oorzaak dat er heel wat stukken niet op het repertoire konden komen of, zoals bij een doordrijven van de directie bleek, zonder Bouwmeester geen succes hadden. Zo ook met Koning Lear. Het was een innig verlangen van de heer Van Loghem (directie) en mij om Bouwmeester als Lear te zien. Maar Bouwmeester meende: 'Nee, ik heb zo'n ontzaglijke eerbied voor dat werk, dat ik er niet aan denk, omdat ik mij te klein voel, als persoon. Van koning Lear, ronddolende in lompen, krankzinnig, moet een majesteit uitgaan, hij moet een zo alles-overheersende figuur wezen dat ik mij, als persoonlijkheid, daar niet in zie.' En hij deed het niet, uit louter piëteit."
  • 1901: Daniel Heize in Bond der Jongeren van Henrik Ibsen.
  • 19 december 1901: Herodes in Herodes van Stephen Philips. Op 19 december 1901 vierde Louis Bouwmeester zijn 40-jarig jubileum en hij koos Herodes van Stephen Philips voor de jubileumvoorstelling. Het romantische verzen-drama was het seizoen ervoor een groot succes in Londen geweest.


Bronnen: De Bouwmeesters. Kroniek van een theaterfamilie van Simon Koster (Assen 1973) en Louis Bouwmeester. 50 jaren tooneel 1860-1910. Een overzicht door J.H. v.d. Hoeven (Amsterdam 1910)