Canon:1893 - Jan Klaassen en Katrijn op de Dam

Uit TheaterEncyclopedie
(Doorverwezen vanaf Canon:1893)
Ga naar: navigatie, zoeken
NB: De onderstaande tabel is alleen zichtbaar voor beheerders van de TE en dient voor het semantisch vastleggen van een op deze pagina betrekking hebbende "Gebeurtenis" (plus bijbehorende info) op een "Tijdlijn"; de gebeurtenis en bijbehorende informatie kan zo (o.a.) weergegeven worden in de "slides" van een tijdlijn.



Gebeurtenis
Titel: Jan Klaassen en Katrijn op de Dam
Afbeelding: media:Repro-g001301.000-1.jpg
Datum: 1893-01-01
Beschrijving: Janus Cabalt was zes dagen per week op de Dam te zien met Jan Klaassen en Katrijn.
Tijdlijn(en): Tijdlijn van het Nederlands Theater
Perso(o)n(en): Janus Cabalt
Productie(s):
Gezelschap(pen):
Theater(s):

Canonlogo.jpgJan Klaassen en Katrijn (bijna) dagelijks op de Dam

Janus Cabalt krijgt toestemming van de gemeente Amsterdam om op de Dam poppenkastvoorstellingen te gaan geven.

In de buurt van het Amsterdamse Rembrandtplein lag in de negentiende eeuw de zogenaamde Duvelshoek: een buurt waar een heel contingent aan waarzegsters, horoscooptrekkers, straatmuzikanten, orgelverhuurders en poppenkastspelers onderdak had gevonden. In 1869 werd hier ene Janus Cabalt geboren.

Een Italiaanse kermisfamilie

Janus Cabalt behoorde tot een Italiaanse kermisfamilie, de Cabalzi, die in 1830 naar Nederland was gekomen. Hij was veertien jaar oud toen hij zijn vader in diens poppenkast ging assisteren. In 1887, toen hij achttien jaar was, kreeg hij zijn eigen exemplaar, niet veel meer dan een frame van hout, overtrokken met een geruite, katoenen lap. Daarmee reisde hij kermissen in binnen- en buitenland af. In 1893 werd zijn vaste standplaats de Dam in Amsterdam, waar hij zes dagen per week van tien tot zes uur te zien was.

Herkomst van Jan Klaassen en Katrijn

Centraal in de voorstellingen van Cabalt stonden twee poppen: Jan Klaassen en Katrijn. Er is veel te doen geweest over de herkomst van deze twee personages. Zo zouden ze verwijzen naar een legendarisch geworden echtpaar, Jan Klaassen en Katrijn Pieters, twee onvervalste Jordanezen die zoveel ruzie maakten dat ze in 1706 door de kerkenraad van de Amsterdamse hervormde gemeente ter verantwoording werden geroepen.

Volgens een andere opvatting was de historische Jan Klaassen trompetter in de lijfwacht van Stadhouder Willem II. Toen deze in 1652 overleed, werd Klaassen ontslagen en trok hij naar Amsterdam waar hij poppenkastspeler werd. Op een gegeven moment was hij zo beroemd dat hij de naam van zijn belangrijkste pop in Jan Klaassen veranderde. Normaal heette die pop Polichinel of Hansworst. Die twee namen – afgeleid van het Franse Polichinelle en het Duitse Hanswurst – maken al duidelijk dat Jan Klaassen niet op zichzelf staat, maar verwant is aan poppen die in andere Europese landen furore maakten. De stamvader van al deze poppen is Pulcinella, een personage uit de Italiaanse Commedia dell’Arte, een geïmproviseerde vorm van volkstheater die aan het einde van de zestiende eeuw in Italië tot bloei kwam.

Als een derde bron voor Jan Klaassen wordt wel gewezen op een bekend zeventiende eeuws blijspel van Thomas Asselijn : Jan Klaasz of gewaande Dienstmaagt.

De stemmen van het volk

Wat hun herkomst ook geweest mag zijn, duidelijk is wel dat Jan Klaassen en Katrijn nooit een blad voor de mond hebben genomen. Ze vertolkten – openlijk of in bedekte termen – de (politieke) opinie van het volk. Cabalt vertelde in een interview ooit hoe hij toespelingen maakte op actuele gebeurtenissen, en dat hij eens een berisping van een aanwezige agent kreeg omdat hij de naam van een minister in zijn voorstelling had genoemd.

Opvolgers

Janus Cabalt bleef tot aan zijn dood in 1935 de vergunninghouder van de poppenkast op de Dam. Na zijn overlijden nam zijn schoonzoon Appie Roebersen het van hem over. Ook hij gaf iedere dag acht voorstellingen van ongeveer 50 minuten, behalve op zondag. De volgende Jan Klaassenspeler in de rij was de kleinzoon van Janus Cabalt, Daan Kersbergen. Omdat de belangstelling in de naoorlogse periode sterk afnam, duurden zijn voorstellingen nog maar 15 tot 25 minuten. In 1967 stopte hij met zijn dagelijkse optredens. Daarna was Jan Klaassen nog maar sporadisch op de Dam te zien. Ondanks de inspanningen van onder meer Wim Kerkhove om de traditie levend te houden, leek Jan Klaassen anno 2010 definitief van de Dam verdwenen te zijn.

Dat was echter schijn. Sinds de zomer van 2012 is de poppenkast op de Dam voortgezet door Egon Adel. Adel was sinds 2005 als poppenspeler werkzaam met de traditionele poppenkast van Jan Klaassen en Katrijn. Na een ontmoeting in 2011 met Wim Kerkhove is hij volledig deelgenoot gemaakt van de traditie van de Poppenkast op de Dam, en is de poppenkast elke zondag daar te bewonderen. In 2018 is er een onderscheiding voor bewezen diensten uitgereikt aan de Poppenkast op de Dam door de Gemeente Amsterdam.

Het naoorlogse poppenspel in Nederland

In de jaren twintig van de vorige eeuw begon er ook in kunstenaarskringen belangstelling voor het poppenspel te ontstaan. Het zou echter tot na de Tweede Wereldoorlog duren voordat poppenspelers een eigen, vaste plek veroverden in het Nederlandse theaterlandschap.

Het was Jan Nelissen die de techniek van het traditionele spel met handpoppen in een poppenkast in leven hield en na de Tweede Wereldoorlog overdroeg op jongere collega’s. In de jaren vijftig werden er belangrijke artistieke vernieuwingen doorgevoerd. Poppenspelers kwamen – letterlijk – uit de kast en gingen meespelen met hun poppen. En er kwamen abstracte poppen die de traditionele figuren meer en meer vervingen. Feike Boschma heeft in die ontwikkeling een belangrijke rol gespeeld. Aan het eind van de twintigste eeuw ontstond er veel belangstelling voor nieuwe vormen van poppenspel. Gezelschappen en spelers als Hotel Modern, Speeltheater Holland, Ulrike Quade en Duda Paiva zijn daar goede voorbeelden van.


Dit is één van de canonteksten. Voor meer informatie zie: Canon van het Theater in Nederland