Belichting

Uit TheaterEncyclopedie
Ga naar: navigatie, zoeken

<protect><type>thesau</type><id>1694</id></protect>

Deze term wordt behalve in de theaterwereld, ook in de fotografie en de film gebruikt en geeft aan dat licht bepalend is voor het resultaat. In de theatergeschiedenis kan men in die zin pas vanaf het begin van de 20stige eeuw langzaam aan gaan spreken van belichting. In de eeuwen daarvoor gaat het om verlichting.

Voor theatervoorstellingen die niet in daglicht en/of in gesloten gebouwen worden gespeeld, is verlichting noodzakelijk om de voorstelling zichtbaar te maken voor de toeschouwer.

In de loop van de theatergeschiedenis is voorts, behalve van daglicht, gebruik gemaakt van alle beschikbare verlichtingsmogelijkheden de in een bepaalde tijd in een bepaalde cultuur, voor handen waren. Tot aan het begin van de middeleeuwen waren dat vooral brandende fakkels en olielampen, vervolgens kon daar kaarslicht aan toegevoegd worden. Pas vanaf eind 18eeuw verschijnt het gaslicht en iets later het ‘kalklicht’ (lime light), dat de eerste echt een ‘schijnwerper’ mogelijk maakte en aan het eind van de 19e eeuw komt dan het elektrisch licht door middel van de gloeilamp en zien we aan het aan het eind van die eeuw en aan begin van de 21ste eeuw nieuwe lichtbronnen verschijnen, waaronder het LED-licht.

Ongetwijfeld werden in de Romeinse tijd en ook in de middeleeuwen bij theatervoorstellingen allerlei effecten gebruikt, waarbij de verlichting ook een rol zal hebben gespeeld. Pas vanaf de 16 eeuw wordt verlichting voor meer doeleinden gebruikt dan het puur zichtbaar maken van het spel en de spelers voor een publiek. In de loop van de drie eeuwen daarop worden technieken ontwikkeld om een verlichting in diverse kleuren, lichtsterkten en richtingen te produceren en met behulp daarvan veranderingen van het toneelbeeld en effecten teweeg te brengen.

Pas aan het begin van de twintigste eeuw, mede door de theorieën en experimenten van o.a Adolphe Appia begint de ontwikkeling van wat met recht belichting genoemd kan worden en waarbij naast de functie om de voorstelling en de spelers zichtbaar te maken, met licht sfeerbeelden worden gemaakt die de dramaturgie van een bepaalde scène versterken of specifiek scheppen. De belichting kan daarbij diepte geven aan het toneelbeeld, de aandacht van de toeschouwers sturen, een stemming en een gevoel overbrengen en diverse lichteffecten te weeg brengen. In de loop van de 20tigste eeuw wordt daartoe een omvangrijk arsenaal aan technische middelen ontwikkeld waarmee de concentratie of spreiding van het licht, de intensiteit, de kleur, de vorm en de beweging van de lichtbundels kan worden gestuurd. In technische zin wordt belichting opgebouwd met een selectie aan apparatuur, bestaande uit diverse soorten schijnwerpers en accessoires, die met behulp van complexe regelapparatuur individueel en/of in combinatie met andere schijnwerpers kunnen worden aangestuurd. Hiertoe is in de praktijk een technisch doordacht plan nodig: het lichtplan. In eerste instantie is dit het werk van een gespecialiseerde licht technicus, ook wel belichter genoemd. Deze technicus zal in staat zijn een adequate belichting te realiseren op aanwijzingen van een regisseur, choreograaf, scenograaf of decor- of kostuumontwerper en op basis van kennis van en ervaring met eerder gerealiseerde belichtingen.

Echter, een belichting voor een bepaalde theaterproductie, die gelijkwaardige, aanvullende en verstekende dramaturgische werking heeft als decors en kostuums, komt vooral voort uit artistieke kennis, aangevuld met de technisch kennis van belichtingsapparatuur om technische passende artistiek keuzes te kunnen maken. Een persoon met deze kwalificaties, die een plaats inneemt in een creatief team wordt lichtontwerper genoemd en zijn/haar ontwerp lichtontwerp. NB in artistieke zin dien men derhalve onderscheid te maken tussen belichting en lichtontwerp.

Voor een overzicht: Categorie:Belichting

Zie ook: Theatervormgeving