Theo Mann-Bouwmeester: Biografie - Theo Frenkel
Eenlevenlangtheater Theo Mann-Bouwmeester:
- Homepage Eenlevenlangtheater Theo Mann-Bouwmeester
- Biografie
- Repertoire
- Audio
- Video
- Volgens Theo Mann-Bouwmeester
- Volgens anderen
- Colofon
Theo Frenkel
Wanneer Theodora Frenkel in 1873 een contract aangaat bij het Amsterdamse gezelschap Boas, Judels en Bouwmeester is ze 23 jaar oud, weduwe, moeder van twee jonge zoontjes, is haar oudste zoon reeds overleden en is ze zwanger van nummer vier, die enkele maanden na zijn geboorte later dat jaar eveneens zal sterven. Maar ondanks alle tegenslag liet ze de moed niet zakken. Het nieuwe contract ziet ze als de start van een échte, professionele toneelcarrière.
Het gezelschap bracht elk seizoen melodrama's afgewisseld met kluchten en vrolijke zangspelletjes en vaudeville-achtige nummers in de Salon de Variétés in de Nes in Amsterdam. Het was het oudste variété-theater in de stad, geopend in 1839 en ook in de jaren dat Dora Frenkel er speelde was het nog steeds een echt volkstheater. De zaal was klein, het toneel was klein en in de orkestbak pasten acht muzikanten. Elke zaterdagavond ging een nieuwe voorstelling in première. Op maandag was er een lezing van het nieuwe stuk dat de daaropvolgende zaterdag weer in première ging. In de zomermaanden, wanneer de Salon gesloten was, reisde het gezelschap het land door en speelde op kermissen en jaarmarkten. Samen met haar broer Louis heeft Theo dit uitputtende werkschema zes jaren volgehouden. "Hemel, wat heb ik hard gewerkt in dien schouwburg; geen tijd gehad in zes jaar om eens naar een anderen schouwburg te gaan. Zaterdags, in de pauze, vond je steevast een nieuwe rol op je kleedplaats liggen. Zondags lezing, Maandags ineenzetting. Generale- of kostuumrepetities? Kàn je begrijpen! Geen spràke van! Bij de gratie Gods kreeg je Zaterdags een stukje decor te zien, dan kon je kijken waar je bij de voorstellingen in en uit moest loopen. (...) 't Is daar, aan den Salon, een kranige leerschool geweest voor héél wat menschen; dáár zijn verscheiden acteurs en actrices gekweekt."
Ondanks het feit dat ze klaarblijkelijk geen avondje vrij had, zag Dora in 1880 toch kans haar grote voorbeeld Sarah Bernhardt in Amsterdam te zien spelen. Bernhardt werd haar grote inspiratiebron. In navolging van 'la divine Sarah' speelde ze de titelrol in het stuk Frou Frou en oogstte daarmee zoveel succes, dat ook gezaghebbende critici die de voorstellingen uit de Salon meestal oversloegen, haar vanaf dat moment in het oog hielden. Aan haar tijd in de Salon komt een einde wanneer Abraham van Lier haar in 1882 een engagement aanbiedt bij zijn zojuist opgerichtte Hollandsch Tooneelgezelschap in het Grand Théâtre. Hij liet haar spelen in melodrama's en charmante komedies. Dora stelde haar directeur niet teleur, haar intuïtie en hartstocht voor het spel vielen zowel hem als het publiek steeds meer op. Ze kon het goed vinden met Abraham van Lier: "Ook was de oude heer Van Lier een zeer schrander en verstandig directeur, die begreep welken weg ik uit wilde. Hij legde de hand op de mooiste moderne Fransche stukken uit dien tijd. Er woei een frissche wind in die jaren, want het oude had zoo goed als afgedaan, met uitzondering van de klassieken natuurlijk."
Dora Frenkel vertolkte glansrollen in stukken als Margaretha Gauthier, Fedora, Medea en Frou Frou. Het moderne Franse repertoire van auteurs als Alexandre Dumas Fils, Victorien Sardou en Georges Ohnet sprak haar bijzonder aan. "Het moderne drama van Dumas was mij lief geworden, de Romantiek had afgedaan, de modernste werken wezen mij duidelijk den weg, dien ik moest inslaan." In de stukken uitten de schrijvers onverhuld kritiek op de conventionele burgerlijke moraal en Dora Frenkel werd zo door de Franse stukken gegrepen dat ze haar naam ook een Frans tintje wilde geven. Naar men zegt op aanraden van haar baas Van Lier liet zij zich voortaan "Théo Frenkel" noemen. Dora, Doortje en Theodora waren passé.
Theo's succes werd elk seizoen groter en theatercritici schreven over haar rollen, het publiek zag haar graag. "Mijn creaties werden beschreven, men maakte melding van mijn plannen voor de toekomst. Men stelde een groot belang in mij en niemand kan beseffen hoe goed mij dit deed."
Theo's huishouding bestond uit haar twee zoontjes Theo en Louis, haar schoonmoeder en schoonzus Floor Frenkel. Ze woonden in die tijd aan de Stadhouderskade. Ondanks het toenemende succes was het dagelijks leven nog steeds geen vetpot. "Alleen had ik veel benauwde momenten, als de zwierigheid en nonchalance waarmee ik als vorstin of edelvrouw met goud gevulde beurzen wegslingerde, al te fel in tegenstelling kwam met de alledaagsche werkelijkheid... en het is slechts te danken aan mijn groote liefde voor mijn kunst, dat ik vrede kon vinden met mijn bestaan. Dikwijls dacht ik, dat ik wellicht gelukkiger zou zijn geweest als mijn natuur meer die was van "een jantje zonder zorg", maar ik was toevallig het tegenovergesteld. O, dat eeuwige potlood, waar ik altijd mee in de hand zat. Dat eeuwige rekenen, rekenen, om den wagen in 't goede spoor te houden, geen schulden te maken, altijd tot op een cent toe "b i j t e z i j n".
Op 1 september 1885 maakte Theo Frenkel de overstap van het Grand Théâtre van Van Lier naar de Stadsschouwburg van de vooraanstaande Koninklijke Vereeniging Het Nederlandsch Tooneel. Haar broer, Louis Bouwmeester, was haar enkele jaren daarvoor al voor gegaan. Ze werd er eerste actrice en was pas 35 jaar. "Ik trilde van emotie, toen mij dit engagement bij deze Koninklijke instelling werd aangeboden, al wilde ik van mijn aandoening niets laten blijken. Ik zie mezelf nog staan... Het was of op dat oogenblik mijn heele verleden aan mijn oog voorbij trok. Mijn langzaam maar gestadig opklimmen, al de rollen, die ik tot dat moment gecreëerd had, al de moeite en zorgen daaraan verbonden, al mijn leed en ook de vreugde... Het toppunt bereikt! ... Maar dadelijk daarop voelde ik weer, hoe dwaas die gedachte was... "Het toppunt bereikt?" ... Wat is het toppunt? Er bestaat immers geen toppunt. Een artist tracht het hoogste te bereiken, te benaderen... nooit is het volmaakt... alles kan duizendmaal beter..." Ze oogstte succes in voorstellingen als Deborah, Maria Stuart, La Tosca en Francillon waarin zij hartstochtelijke heldinnen vertolkte. Dáár leek haar kracht te liggen. Ook koning Willem III was één van haar bewonderaars. Regelmatig woonde hij de voorstellingen waarin Theo speelde bij en op 31 januari 1886 reikte hij haar "Den Groote Gouden Medaille" uit.
Omstreeks 1889, nadat zij ruim 15 jaar alleen was geweest, trouwde Theo Frenkel min of meer in het geheim in Engeland met Henri Brondgeest. "Zijn carrière belette hem te huwen met een vrouw, die een bedrijf, ambt of functie van welken aard ook uitoefende, en daar hij absoluut niet gefortuneerd was, zagen wij ons wel verplicht onze toevlucht te nemen tot een geheim huwelijk, dat in het buitenland gesloten werd." De 25-jarige bruidegom zat in het leger, vandaar het geheime huwelijk. Op 8 april 1891 verscheen echter een berichtje in de Nederlandse kranten: "Mevrouw Frenkel-Bouwmeester is heden in het huwelijk getreden met de heer D.H. Brondgeest, gewezen luitenant der huzaren". Henri had besloten zijn carrière cavalerie-officier te laten voor wat het was en wilde, net als zijn vrouw, het toneel op. "Gedurende die twee jaren had hij zich in stilte voldoende geoefend in het tooneelspel, waardoor het wegkruipertje spelen overbodig werd. Hij zei z'n carrière, die hem toch nooit anders dan weerzin ingeboezemd had, vaarwel, om zijn artistieke neigingen te kunnen volgen en zijn vleugels vrij uit te slaan. Bovendien kon hij zich zeer slecht voegen naar orde, regel en discpline, iets wat in zijn beroep toch allereerst noodzakelijk was."
Helaas was discpline een waarde die ook voor een toneelspeler van belang was, en bovendien moest je je ook kunnen voegen naar de wensen van een directie. "Daar kwam nog bij, dat hij ongelooflijk verkwistend was". Dit in tegenstelling tot zijn echtgenote, die in haar huishoudboekje nauwlettend alle uitgaven en inkomsten in de gaten hield en nooit schulden maakte. "Zijn zorgeloosheid in geldkwesties was werkelijk grenzeloos en maakte me wanhopig. Wat gaf het mij al of ik nachten lang op zat om zelf mijn costumes te verzorgen, in de hoop zoo iets te kunnen bezuinigen; of ik de kosten van de huishouding zooveel mogelijk verminderde, kortom alles deed wat ik maar doen kon, als hij zoo mateloos verkwistend bleef?" Kortom, het huwelijk met Henri Brondgeest bracht Theo Frenkel, na enkele prettige jaren in het begin, voor veel onrust en zorgen. Al in december 1895 was er van het huwelijks geluk niets meer over. Toch werd de scheiding pas officieel voltrokken op 16 juni 1898.
Tekenend is dat Theo zich nooit Theo Brondgeest heeft genoemd. In de tijd dat ze met Henri getrouwd was, gebruikte ze liever haar meisjesnaam Bouwmeester. Door het publiek en de pers werd ze veelal nog steeds Theo Frenkel genoemd. Henri Brondgeest heeft overigens nog wel een carrière als toneelspeler weten op te bouwen. Hij overleed in 1928.
Theo trouwde trouwde een jaar na de officiële scheiding voor de derde en laatste maal. Haar bruidegom was de componist en opera-dirigent Gottfried Mann. Vanaf dat moment droeg zij de naam onder welke men haar nu nog steeds kent: Theo Mann-Bouwmeester.
Bronnen: De Bouwmeesters. Kroniek van een theaterfamilie van Simon Koster (Assen 1973) en Mijn leven van Theo Mann-Bouwmeester (Amsterdam 1930).