Theo Mann-Bouwmeester: Biografie - Dora Frenkel

Uit TheaterEncyclopedie
Ga naar: navigatie, zoeken

Logo eenlevenlangtheater2.jpg

Theo Mann-Bouwmeester, 1895. Fotograaf onbekend. Collectie TIN.


Eenlevenlangtheater Theo Mann-Bouwmeester:


Dora Frenkel

Theo Mann-Bouwmeester en haar eerste echtgenoot Maurits Frenkel in 1867. Fotograaf onbekend. Collectie TIN.

Op 31 juli 1867 trouwde de zeventienjarige toneelspeelster Dora Bouwmeester met de negen jaar oudere orkestmeester Maurits Frenkel. Zijn ouders verlieten Amsterdam om bij het verse bruidspaar in de buurt te komen wonen en Frenkel zelf werd dirigent in Rotterdam en gaf muziekcursussen. Dora bleef aan het toneel "en dat was voor mij een der hoofdzaken". Het runnen van een eigen gezin was wel even wennen voor Dora, voor wie altijd gezorgd werd. "Onze kleine huishouding, mijn kleine rollen, repeteeren, spelen, voor costumes zorgen (want het waren in dien tijd meestal costuumstukken die we te spelen kregen en wij actrices moesten altijd zelf voor die kleeren zorgen!), dit alles maakte mij het leven niet zoo heel gemakkelijk."

Al snel was Dora niet alleen toneelspeelster en echtgenote, maar werd zij ook moeder, hetgeen niet altijd gemakkelijk te combineren was met een leven op het toneel: "De meeste jonge moeders in mijn tijd voedden zelf hun kinderen. Hoe menig maal, in plaats van in de groote pauze wat uit te rusten, vlogen wij in een mantel gewikkeld naar onze woning, want de kleine had mogelijk behoefte aan moeder. Zelfs op reis werd de baby meegenomen en dikwijls gebeurde het, dat bij gebrek aan betrouwbare en geschikte hulp, voor de kleine een bedje in de kleedkamer werd gespreid."

Theo Mann-Bouwmeester met zoontjes Theo en Louis, ca. 1870.

Maar ook het mevrouw Frenkel zijn, bracht de nodige problemen met zich mee. Hoewel ze haar man "een goed en braaf idealist" noemt, was hij niet echt praktisch te noemen en kwam het runnen van het huishouden volledig op haar schouders terecht, ondanks het feit dat zij, net als hij, een volledige baan had. Dora Frenkels strubbelingen met het combineren van carrière en moederschap en dan ook nog getrouwd zijn, blijken zo'n 150 jaar later nog steeds behoorlijk herkenbaar en actueel : "De meeste echtgenooten van actrices gingen na afloop van een vermoeiende repetitie zich even verpoozen, terwijl de vrouw, die toch even goed inspannend gerepeteerd had, naar huis stevende om zich te overtuigen of de kinderen, die aan de hoede van een soms niet al te correct dienstmeisje waren toevertrouwd, behoorlijk verzorgd waren... of het middagmaal wel op tijd klaar zou zijn, of ... ja er is zoo veel te doen in een huishouding, waar de man zich geen denkbeeld van kan vormen. En toch moest de vrouw even goed als de man vóór zeven uur 's avonds weer de deur uit om tot bijna middernacht haar arbeid te verrichten, terwijl zij nog de rest van den dag aan het vervaardigen van haar tooneel costumes besteedde. De meeste mannen denken over zoo iets niet na, en zeer zeker mijn man niet. Zooals ik zei, was hij een idealist, wat men noemt "een hart van goud"... maar eenigszins ... artistiek exentriek. Hij leefde veel in hooger sferen, hield zich meestal bezig met ethische en sociale problemen, kon uren en uren achtereen filosofeeren over recht en onrecht of debatteern met andeen over theorieën, waar ik op mijn jeugdige leeftijd niets of heel weinig van begreep. (...) Hij had zijn muziek oprecht lief, was ook een begaafd componist, in één woord "een verfijnde ziel". Maar wat begreep ik, kind-vrouwtje, met al de zorgen en lasten van mijn roeping en huishouding bezwaard, van al zijn mooie, maar dikwijls niet al te practische idealen? (...) alleen: er hielp niets aan, het moest." Dora Frenkel beet op haar tanden en ging voort.

Salon des Variétés in de Amstelstraat. Aquarel van J.M.A. Rieke uit 1891.

Toen ze 21 was werd haar derde zoon geboren. Haar oudste zoon was haar kort daarvoor plotseling ontvallen. Al die tijd speelde ze bij het gezelschap van haar broer Louis in Rotterdam. Na zes Rotterdamse jaren, kreeg Louis Bouwmeester de kans zich aan te sluiten bij het gezelschap van zijn vroegere directeuren P. Boas en N. Judels in Amsterdam. Hij nam het grootste deel van zijn Rotterdamse troep mee naar de hoofdstad. Ook Dora verhuisde, met man en kinderen, mee naar Amsterdam. Kort voor de verhuizing was Maurits al een paar dagen niet lekker, hij was koortsig en voelde zich lusteloos. Hij keek niet uit naar de verhuizing, voelde zich thuis in Rotterdam. "Hij had ons kleine huisje lief gekregen. Ja, ik bemerkte zelfs, dat hij er bepaald onder gebukt ging. Hij was zeer romantisch aangelegd. Menigmaal in die laatste dagen trof ik hem aan, zwijgend en voor zich uitstarend. Soms vond ik hem met onze twee kleinen op de knieën en zag tranen in zijn oogen." Dora, intussen zwanger van haar vierde kind, nam tussen het spelen en repeteren door de organisatie van de hele verhuizing op zich en vond zelf een geschikte woning aan het Singel. "Wat was dat zoeken naar huizen toen een afmattende bezigheid. Er bestonden nog geen woningbureaux, geen huurrijtuigen aan de stations, geen trams door de stad. Men moest naar de wijken loopen, die men geschikt dacht. Doodmoe kwam ik weer thuis en ondervond niet de minste belangstelling van mijn man."

Portret Theo Mann-Bouwmeester, ca. 1875.

Eenmaal aangekomen in Amsterdam was er geen tijd om het nieuwe huis in te richten en het gezin trok voorlopig in een hotel. Het was mei 1873 en het gezelschap van Boas, Judels en Bouwmeester zou feestelijk in de Salon des Variétés openen met Margot de bloemenverkoopster. Dora speelde de rol van Marie de Consiny en zag dit stuk, deze rol, bij dit gezelschap in de hoofdstad als een nieuw begin, de start van een serieuze toneelcarrière. Ze was zenuwachtig toen ze met Maurits, die het orkest zou dirigeren, aan de arm het theater betrad. "Mijn man gedroeg zich als een volgzaam kind, sprak mij in niets tegen, steunde zwaar op mijn arm, en zoo betraden wij het theater, waar wij een contract van drie jaren mee afgesloten hadden. Nog nooit heb ik mij zoo ellendig gevoeld, moreel en physiek. De angst, die zijn toestand mij inboezemde, de nieuwe rol, die mij dien avond wachtte bij een nieuw gezelschap, de wetenschap, dat de zorgen van de laatste maanden er niet toe mede gewerkt hadden om mijn tooneelwerk die nauwkeurige belangstelling en verzorging te geven, die het vereischte, de onvoldoende voorbereiding van mijn nieuwe rol, dat alles maakte me over-nerveus."

De voorstelling verliep prima, maar met Maurits ging het niet goed. Tussen de verschillende akten in zat hij wezenloos op een stoel bij Dora in de kleedkamer. Halverwege de voorstelling moest een ander zijn werk overnemen. In het hotel verslechterde zijn situatie en een arts constateerde typhus 'in den hoogsten graad'. Zijn ouders kwamen over uit Rotterdam en in het bijzijn van zijn familie overleed Maurits Frenkel enige dagen later, begin mei 1873, 32 jaar oud. Louis regelde dat zijn zus zolang bij zijn gezin kon logeren. Dora's kinderen gingen naar haar schoonouders in Rotterdam. Op 12 mei trok zij al weer met het gezelschap naar Den Haag om daar avond aan avond op de kermis op te treden. Op drie augustus werd haar vierde zoon geboren in Amsterdam, maar op 17 augustus trad ze al weer op in Haarlem. Eind september keerde het gezelschap terug naar Amsterdam om daar in de Salon aan het winterseizoen te beginnen. Ondanks alle verdriet en tegeslag, deed Dora Frenkel dat vol goede moed:

"September 1873 aanvaardde ik een nieuw leven. Ik was toen 23 jaar, en bond met frisschen moed den strijd om het bestaan voor het geheele huisgezin aan. Mijn zes-jarig huwelijk, waarin vier zoons geboren werden, was in werkelijkheid, niettegenstaande de lieve zorgen van mijn man, een slavenleven geweest. Wat zou de toekomst mij brengen? Hoe dankbaar was ik, dat ik mijn wil om aan het tooneel te blijven had doorgezet. Ik had toch nu reeds de eerste sport beklommen, het publiek had al van mij gehoord, ik had mijn talent langzaam kunnen ontwikkelen, en zag als groot levensdoel voor mij: "mij te volmaken als tooneelspeelster". Nu gevoelde ik me weer krachtig, de oude bezieling, die een tijd lang door levensomstandigheden was onderdrukt, bruiste weer op."

Bronnen: Mijn leven van Theo Mann-Bouwmeester (Amsterdam 1930) en Mijn Jeugd- en Tooneelherinneringen van Theo Mann-Bouwmeester (Amsterdam 1916).