Kap en grime
Definitie voor de productiepagina's
In de Theaterencyclopedie wordt bij de registratie van de betrokkenen bij de totstandkoming van een voorstelling de termen 'Grime en Kapwerk, Grime, of Kapwerk gebruikt. Deze verwijzen naar het werk van alle personen die betrokken zijn bij het realiseren van de voor de voorstelling voorgeschreven haardracht, kapsels, pruiken en de persoonlijke individuele opmaak (make-up)van de optredenden.
De functieaanduidingen van deze personen zijn grimeur en toneelkapper, met als specialisaties pruiken- en maskermakers.
Achtergrond
Kap en Grime is een verzamelnaam waaronder de begrippen vallen als haardracht, kapwerk, pruiken, grime en maskers (met name de rubberen latex of silicone maskers), of ook wel make-up genoemd, zoals in de Angelsaksische filmwereld, of schminken zoals in de Duitse theaterwereld. Gezamenlijk vallen zij binnen het domein van de theatervormgeving of scenografie.
Het gaat daarbij specifiek om de vormgeving van de haardracht en de accentuering of verandering van de gezichtsuitdrukking van een speler, passend bij de rol die hij/zij speelt. In voorkomende gevallen geldt een en ander ook voor de, naakte lichaamsdelen van de speler (z.g. body-schmink), die voor het publiek zichtbaar zijn.
De vormgeving van kap en grime wordt doorgaans aangegeven door de kostuumontwerper, de regisseur of de choreograaf van een theaterproductie, maar ook de uitvoerende zelf, plus de vakmensen, de grimeur en de toneelkapper die de grime en haardracht verzorgen zijn daar nauw bij betrokken. Het gaat immers om een vormgevingselement dat direct op de intimiteit van het gezicht en het lichaam van de betreffende speler wordt aangebracht.
Historisch gezien zijn kap en grime relatief pas laat een apart te vermelden onderdeel van de theatervormgeving geworden. In de klassieke oudheid en ook in latere perioden droegen de spelers veelal maskers. Gedurende de middeleeuwen schilderen acteurs hun gezichten egaal in verschillende kleuren al naar gelang hun karakter en waren op die manier voor de toeschouwer herkenbaar. Vanaf de 16 eeuw, waarin ook de theaterkostuum vooral zo eigentijds mogelijk waren, gold hetzelfde voor de haardracht en de wijze waarop make-up in dagelijkse realiteit werd gebruikt. Dat wil zeggen geen schmink voor het volk en voor de adel de bij deze stand gebruikelijke pruiken, witte poeder en rouge. Overigens was het door de nog gebrekkige toneelbelichting en vanwege de afstand tussen het podium en de toeschouwers de schmink of grime niet zo van belang, aangezien de gezichtuitdrukking van de spelers nauwelijks zichtbaar zal zijn geweest.
Met de ontwikkeling van de intensiteit en gedetailleerdheid van theaterbelichting vanaf het begin van de 20tigste, werd het echter langzaam aan steeds meer noodzakelijk de gewenste gelaatsuitdrukking, het karakter- en/of leeftijdskenmerken van de speler op een zodanige wijze te accentueren, dat deze correct overkomt op de toeschouwer. Door de verschillende invalshoeken van het licht alsmede de kleurintensiteit kan een verkeerde grime dan een totaal verkeerd beeld geven. In de praktijk dient een lichtontwerper op dit punt dan ook zorgvuldig samen te werken met de toneelkapper en grimeur.
Aan het eind van de 20tigste eeuw heeft op dit punt de vormgeving van haarwerken, van de pruiken en de grime zich zodanig ontwikkeld in kennis, kunde en kwaliteit, dat het aanzien van een acteur volkomen geloofwaardig veranderd kan worden in leeftijd, geslacht, in toestanden van ziekte of verminking e.d. of in welk fantasiewezen dan ook. Voor de film en televisie eisen regisseurs en ontwerpers volkomen onzichtbaarheid van de aangebrachte make-up en haarwerken ten behoeve van het publiek. Hetzelfde wordt ook voor het theater geëist, maar door de grotere kijkafstand van het publiek dient met name de grime iets sterker te zijn.