Illusie

Uit TheaterEncyclopedie
Ga naar: navigatie, zoeken

Het plezier dat toeschouwers aan theater ontlenen, hangt voor een belangrijk deel met samen met ‘illusie’, een fenomeen dat sinds de zeventiende eeuw breed bediscussieerd is in het theater en dat ontstaat wanneer we dat wat fictief is voor ‘waar’ en ‘echt’ houden. Alhoewel illusionisme (hier niet te verwarren met de tweede betekenis van Illusionisme, namelijk 'goochelkunst') ook gebruikt wordt voor het theater van de barok en de romantiek, dat wil zeggen voor die theatervormen waarin met behulp van coulissendecors en de trompe l’oeil-techniek enorme ruimtes worden gesuggereerd, is de term met name van toepassing op het naturalistisch theater, zoals dat aan het eind van de negentiende eeuw geïntroduceerd werd. In die periode was ook in het theater alles erop gericht de werkelijkheid zo getrouw mogelijk na te bootsen. Dat gold voor de tekst, de plot, de speelstijl, maar ook voor de kostuums, de decors en de rekwisieten. Men maakte zoveel mogelijk gebruik van authentieke kleding, authentieke meubelstukken en men hing echte schilderijtjes aan de muur. Maar ook een aanrecht met stromend water en levende dieren konden onderdeel van een naturalistische enscenering zijn. Belangrijke regisseurs uit deze naturalistische periode waren André Antoine (1858-1943; Theatre Libre, Parijs) en Kostantin Stanislavski (1863-1938; Moskous Kunst Theater). Dé Nederlandse vertegenwoordiger van het naturalistisch toneel is de toneelschrijver Herman Heijermans (1864 – 1924), de schrijver van Op hoop van zegen. De historisch-avantgardisten, die zich in de eerste decennia van de twintigste eeuw ook nadrukkelijk met het theater gingen bezighouden, namen stelling tegen het illusionistisch theater, dat zij als burgerlijk kwalificeerden.