Decor
Definitie voor de productiepagina's
In de Theaterencyclopedie wordt bij de registratie van de betrokkenen bij de totstandkoming van een voorstelling de term Decor veelal gebruikt voor de primair auteursrechtelijke persoon van het decorontwerp. Voorts worden hier ook mee bedoeld: de assistenten van de deze decorontwerper, soms de decorbouwers en/of de theatertechnicus die verantwoordelijk was voor de opstelling/samenstelling van het decor in de praktijk. Ook degene die verantwoordelijk is voor het ontwerp of de uitvoering van de scenografie of andere vormen die aan het totaalbeeld hebben bijgedragen kunnen onder dit begrip vallen.
Achtergrond
Het decor de algemene en samenvattende naam voor die elementen van een theaterproductie, die enerzijds de fysieke speelruimte van de voorstelling bepalen en anderzijds visueel een betekenis geven aan de ruimte, in de tijd of de abstractie waarin een voorstelling zich afspeelt.
De eerste theatervoorstellingen werden zonder apart decor gespeeld waardoor uitsluitend de ruimte zelf een kader gaf. Met het toevoegen van attributen en losse decorelementen werd de speler vervolgens geholpen zich te profileren naar de toeschouwer.
In de renaissance in Italië ontwikkelde het decor zich vanuit de architectuur van de theaterruimtes die speciaal met dat doel werden gebouwd en de ontdekking van de regels om een perspectief weer te geven op een twee-dimensioneel vlak. Hierdoor konden gedurende de twee eeuwen daarna de coulissendecors zich ontwikkelen, bestaande uit een geschilderd achterdoek en links en rechts bijpassende zijschermen ‘coulissen’ (in theatertechnische terminologie poten genoemd) en friezen (beschilderde banen die het toneel aan de bovenkant afsloten). Vanaf de 17e eeuw werden deze ook in Nederland gebruikt. Veel schouwburgen hadden in die tijd een aantal vaste standaarddecors die voor alle voorstellingen gebruikt werden.
In de 19e eeuw liet men langzaam aan meer en meer specifieke achterdoeken en coulissen maken, passend bij het betreffende stuk en/of de periode waarin zich dat afspeelde. Ook ontstonden meer realistische decors, bestaande uit beschilderde panelen (in theatertechnische terminologie vakken genaamd), die aaneen verbonden een kamer wand al of niet ramen en deuren e.d. konden representeren. Hiermee werd het decor steeds meer een wezenlijk en betekenisvol onderdeel van een voorstelling en realistischer: Op Hoop van Zegen.
Vanaf de twintigste eeuw ontstonden op basis van theaterexperimenten van ontwerpers/kunstenaars als Adolphe Appia en Edward Gordon Craig naast de steeds realistischer uitgevoerde decors ook abstracte decors, vaak ook als een kruisbestuiving tussen het decorontwerp en beeldende kunst, waarmee eerder een gemoedstoestand dan een plaats of tijd van het theaterstuk bedoeld was weer te geven.
Het decor wordt ontworpen door een scenograaf of decorontwerper, binnen het kader van en in nauw overleg met de bedenker, de auteur, de regisseur, etc. van het betreffende stuk en eventuele andere bij het stuk betrokken ontwerpers en artistiek betrokkenen. Voor de realisering zal deze naast de artistieke randvoorwaarden evens uit moeten gaan van de materiële en ruimtelijke, alsmede van de technische mogelijkheden die de beschikbare theatertechniek biedt.