Geschiedenis van de Nationale Balletacademie
Freelance journalist, (eind)redacteur en tekstschrijver Astrid van Leeuwen, schreef op verzoek van de artistieke leiding van de Nationale Balletacademie in 2011 een tekst over het ontstaan van de academie als onderdeel van de Theaterschool van de Amsterdamse Hogeschool voor de Kunsten. Deze tekst werd in oktober 2015 aangevuld o.a. ten behoeve van plaatsing in deze Theaterencyclopedie.
Hoe twee balletscholen uitgroeiden tot één professionele dansopleiding
De geschiedenis van de Nationale Balletacademie is terug te voeren op twee uitzonderlijke vrouwen: Nel Roos en Hans Snoek. Beiden leverden na de Tweede Wereldoorlog een niet te onderschatten bijdrage aan de vorming van generaties jonge Nederlandse dansers en, daarmee, aan de ontwikkeling van de danskunst in ons land.
Nel Roos (1914-1970) gaf in en na de oorlog les op de school van Yvonne Georgi. Hoewel deze Duitse vooral bekend stond om haar ‘Ausdruckstanz’-choreografieën, was zij een van de eersten die in Amsterdam – aanvankelijk samen met Mascha ter Weeme en later in haar eigen school aan de Koninginneweg – lessen klassiek ballet op (voor die tijd) hoog niveau aanboden. Toen Georgi in 1948 Nederland, mede als gevolg van collaboratie met de Duitsers, verliet, deed zij haar school over aan Nel Roos.
Hans Snoek (1910-2001) richtte in 1945 het Scapino Ballet op met het doel Nederlandse kinderen in aanraking met dans te brengen. Op scholen, maar – om in hun levensonderhoud te voorzien – ook elders gaven de dansers van Scapino lessen. Al gauw bood Hans Snoek, ook vanuit het besef dat een dansgezelschap niet kan functioneren zonder toevoer van nieuwe dansers, hier de faciliteiten voor. Dit leidde in 1951 tot de (officiële) oprichting van de Scapino Dansschool.
Een wereld van verschil
Beide scholen, Balletstudio Nel Roos en de Scapino Dansschool, waren aanvankelijk amateurscholen, maar door het aanbieden van dagelijkse lessen en de instelling van een selectieklas functioneerden ze tevens als beroepsopleiding – en leverden dansers aan de Nederlandse gezelschappen. Daarbij richtte Nel Roos zich vooral op het Nederlands Ballet en later Het Nationale Ballet, terwijl de Scapino Dansschool leerlingen een breder toekomstperspectief dan enkel het Scapino Ballet wilde bieden. Een uitgangspunt dat zich vertaalde naar de lessen. Bij Nel Roos stond, zeggen oud-leerlingen, de ballettechniek voorop. “De aanpak was heel strikt, heel rigide, met veel regels.” Terwijl bij Scapino creativiteit en individuele expressie minstens even belangrijk werden gevonden als techniek. “Alles was er vrijer, persoonlijker.”
Die verschillen bleven lang bestaan. Niet alleen toen de scholen – nadat de Mammoetwet een ruimere financiering van dansvakopleidingen mogelijk maakte – uitgroeiden tot de Scapino Dansacademie (in 1959) en de Nel Roos Academie voor Ballet (in 1968), maar ook toen beide academies in 1968 opgingen in de Amsterdamse Theaterschool. “Het was een wereld van verschil”, zegt Ine Rietstap, die de Scapino Dansacademie in de jaren zeventig een aantal jaren leidde.
Wonder
Niettemin ontwikkelden beide opleidingen zich min of meer in hetzelfde tempo en in dezelfde richting. “Men keek de goede dingen bij elkaar af.” Beide academies streden succesvol voor een eerder begin van de opleiding, zodat leerlingen al vanaf groep vijf van de lagere school konden worden toegelaten. Beide academies gingen eind jaren zeventig, vlak na elkaar, een samenwerkingsverband aan met de Montessori-mavo in de Nieuwe Looiersstraat en, later, met de Zacharias Janssenschool voor lager montessorionderwijs aan de Weteringschans. Én beide academies schakelden – na diverse docententrainingen volgens deze methode – gaandeweg over op het doceren van de Russische Vaganova-techniek. Van deze laatste en andere ontwikkelingen is, zeggen betrokkenen, overigens niet exact aan te geven wanneer ze plaatsvonden. “Het waren geleidelijke processen”, aldus Rietstap, die het een wonder noemt dat, bij het ontbreken van een danstraditie in ons land en daardoor gedurende de eerste decennia ook van gediplomeerde docenten en een duidelijke structuur, de opleidingen toch zulk goed werk hebben verricht. “Beide scholen hebben immers generaties dansers en solisten afgeleverd en, met Ed Wubbe en Ted Brandsen, twee van de belangrijkste artistiek leiders in ons land.”
Nieuwe naam, nieuw gebouw
Dat de twee academies, ondanks de ‘cultuurverschillen’, uiteindelijk zouden fuseren, was min of meer onvermijdelijk: ze boden in grote lijnen dezelfde opleiding. In 1987 legden de directies van beide opleidingen hun functie neer, onder wie Maria Koning die, na de dood van Nel Roos, zeventien jaar lang de Nel Roos Academie had geleid. Onder aanvoering van Erna Droog ging de nieuwe, samengevoegde Opleiding Klassiek Ballet van start, in 1988 omgedoopt tot de Nationale Balletacademie. De samenwerking met Het Nationale Ballet was toen al een feit. Vanaf 1980 gaven solisten van het gezelschap les aan de Nel Roos- en Scapino-academie, leerlingen van de scholen dansten mee in grote avondvullende producties van het gezelschap en in 1986 stelde Het Nationale Ballet een coördinator aan om de samenwerking met de academies verder vorm te geven: Francis Sinceretti, die later, van 1991 tot 2001, ook de leiding van de Nationale Balletacademie voor zijn rekening zou nemen.
Vanaf 1990 konden de balletleerlingen naast de mavo voortaan ook kiezen voor een opleiding op havo- en later ook vwo-niveau. Er kwam een samenwerkingsverband met de Gerrit van de Veen School, terwijl de basisschoolleerlingen de overstap naar de Olympia School maakten, vlakbij de studio’s van de vooropleiding in de Agamemnonstraat. De oudere leerlingen – vanaf groep 3 van de middelbare school – verhuisden in 1996 van de oude studio’s in de Kerkstraat naar het nieuwe gebouw van de Amsterdamse Theaterschool aan de Jodenbreestraat.
Intensieve samenwerking met Het Nationale Ballet
Na een periode waarin de vooropleiding zich op instigatie van de Theaterschool-directie op een breder aanbod van dansvakken richtte, is de focus – mede door de bemoeienis van de artistiek directeur van Het Nationale Ballet, Ted Brandsen – de laatste jaren weer volledig gericht op het opleiden van klassieke dansers. Ook is de samenwerking met Het Nationale Ballet onder aanvoering van Engelsman Christopher Powney, die de Nationale Balletacademie van 2010 tot 2014 leidde, verder geïntensiveerd. Zo is Het Nationale Ballet tegenwoordig betrokken bij het aannamebeleid van de academie en werd een gezamenlijk opleidingstraject voor docenten ontwikkeld, waarbij (ex-)dansers van het gezelschap getraind worden in het lesgeven aan jonge balletstudenten. Daarnaast wist Powney in 2013 meesterchoreograaf Hans van Manen over te halen om beschermheer van de Nationale Balletacademie te worden; Ted Brandsen werd bij diezelfde gelegenheid benoemd tot artistiek adviseur van de academie. Bovendien werd in 2013 ook het gezamenlijke initiatief genomen tot oprichting van de Junior Company van Het Nationale Ballet, een juniorengezelschap dat een brug slaat tussen opleiding en professie. Laatstejaarsstudenten én net afgestuurde danstalenten krijgen in de Junior Company de kans zich intensief voor te bereiden op hun toekomst als danser binnen een groot professioneel balletgezelschap.
Internationale standaard
Sinds 2014 staat de Nationale Balletacademie onder leiding van Fransman (en oud NDT-danser) Jean-Yves Esquerre. Esquerre wil, meer nog dan zijn voorgangers, de ‘ramen en deuren’ van de opleiding openen, ofwel: meer aansluiting zoeken bij dansers, dansliefhebbers en dans- en kunstinstellingen buiten de schoolmuren. Dat betekent onder meer dat de Nationale Balletacademie de komende jaren een nog intensiever lessen- en scoutingsprogramma door het hele land zal organiseren, dat zij in Amsterdam een uitgebreid buitenschools les- en activiteitenprogramma voor dansamateurs van alle leeftijden organiseert én dat de school een trainingsplatform voor balletdocenten zal ontwikkelen. Ook wil Esquerre de ‘ramen en deuren’ verder openen voor buitenlandse leerlingen en studenten, waarbij de school nauw zal samenwerken met gerenommeerde internationale dansopleidingen. Esquerre vindt het belangrijk om leerlingen al op jonge leeftijd de meerwaarde van internationale uitwisseling te laten ervaren. Dus zijn, vanaf schooljaar 2015/2016, buitenlandse danstalenten welkom om in alle jaren van de Nationale Balletacademie in te stromen, of het nu voor één tussenjaar is of om een complete opleiding te volgen. Esquerre is vastbesloten om het niveau van de Nationale Balletacademie de komende jaren nog verder omhoog te brengen en zal daartoe ook de onderlinge competitie tussen zijn leerlingen en studenten vergroten. Hen met de juiste mentale begeleiding uitdagen om het beste van zichzelf te geven, opdat ze zich, eenmaal afgestudeerd, kunnen meten met de internationale standaard.
Astrid van Leeuwen