Canon:1638 - Eerste schouwburg opent met Vondels Gijsbreght
Gebeurtenis | |
---|---|
Titel: | De eerste schouwburg opent met Vondels Gijsbreght |
Afbeelding: | media:Repro-g001967.000-1.jpg |
Datum: | 1638-01-03 |
Beschrijving: | De opening van de allereerste Nederlandse schouwburg met het meest gespeelde stuk uit de Nederlandse theatergeschiedenis. |
Tijdlijn(en): | Tijdlijn van het Nederlands Theater |
Perso(o)n(en): | Joost van den Vondel |
Productie(s): | Gijsbreght van Aemstel - Joost van den Vondel |
Gezelschap(pen): | |
Theater(s): | Amsterdamse Schouwburg (1637-1664) |
De eerste schouwburg opent met Vondels Gijsbreght
Het meest gespeelde stuk uit de Nederlandse theatergeschiedenis.
Eigenlijk zou de allereerste schouwburg van Nederland, de Amsterdamse stadsschouwburg aan de Keizersgracht, al op 26 december 1637 openen, maar gereformeerde predikanten hadden protest aangetekend. Hen was ter ore gekomen dat er allerlei katholieke rituelen waren opgenomen in het stuk dat Joost van den Vondel speciaal voor deze gelegenheid geschreven had. Het door hen geëiste verbod kwam er echter niet. Na enige aanpassingen gaven de Amsterdamse burgemeesters alsnog toestemming voor een feestelijke opening van de schouwburg, op 3 januari 1638.
Professionalisering van het Amsterdamse toneel
Tot aan het begin van de zeventiende eeuw was theater iets geweest dat zich buiten afspeelde. Rondtrekkende groepjes toneelspelers speelden op podia die snel opgezet en weer afgebroken konden worden. Ook de veel grotere podia waarop rederijkers (een soort letterkundige verenigingen) hun toneelwedstrijden hielden, werden in de open lucht opgebouwd. Rond 1610 verplaatsten Amsterdamse rederijkers hun voorstellingen echter naar binnen: voorstellingen konden zo ook bij slecht weer doorgaan en er kon eenvoudig entree worden geheven. Dat was belangrijk omdat met de kassaopbrengst Amsterdamse liefdadigheidsinstellingen werden ondersteund. Het succes – en de opbrengst – waren zo groot dat het Amsterdamse toneel binnen een relatief korte periode volledig professionaliseerde. Uiteindelijk besloot het Amsterdamse stadsbestuur dat er een echte theaterzaal moest komen.
Op 3 januari 1638 was het zover. Op die dag werd de allereerste Nederlandse schouwburg in gebruik genomen met een opvoering van Gijsbreght van Aemstel. Het stuk was geschreven door een van de meest vooraanstaande Nederlandse schrijvers van dat moment: Joost van den Vondel.
V.l.n.r. Het toegangspoortje op de Keizersgracht, het toneel en de zaal van de Amsterdamse Schouwburg. Collectie TIN
De Gijsbreght
De Gijsbreght speelt zich af in 1304 en beschrijft de verwoesting van Amsterdam en de lotgevallen van de toenmalige heer, Gijsbreght van Aemstel. Vondel liet zich bij het schrijven onder andere inspireren door de geschiedenis van de Griekse held Aeneas, de grondlegger van de stad Rome, zoals die in de eerste eeuw voor Christus was opgetekend door de Romeinse dichter Vergilius. Vondels treurspel was ook helemaal volgens de klassieke regels opgebouwd: het bestaat uit vijf bedrijven; ieder bedrijf eindigt met een rei (koorzang); het stuk is geschreven in verzen (alexandrijnen) en vertelt het verhaal van een hooggeplaatst persoon die door rampspoed achtervolgd wordt.
Aan het eind van het stuk staat Amsterdam in brand en lijkt Gijsbreghts einde nabij. Maar dan verschijnt de engel Rafael die Gijsbreght beveelt de stad te verlaten, samen met zijn vrouw en kinderen. Amsterdam zal inderdaad verwoest worden, maar de stad zal – zo voorspelt Rafael - eeuwen later stralend uit zijn as herrijzen. En dat laatste was natuurlijk iets dat de Amsterdammers in 1638 maar al te graag hoorden. Zij waren op dat moment immers hard bezig Amsterdam uit te laten groeien tot het machtigste handelscentrum van de wereld.
De Engel Rafael daalt neer uit de hemel. Illuminatiekastje, ca. 1780. Collectie TIN
Eeuwenlange traditie
Al snel verscheen de Gijsbreght jaarlijks rond oud en nieuw op het repertoire van de Amsterdamse schouwburg. Het publiek kwam tijdens zo'n voorstelling ogen en oren te kort. Er was voor aanvang muziek, verschillende passages van het stuk werden gezongen en er waren spectaculaire 'stomme vertoningen': tekstloze intermezzo's waarbij de acteurs – als een levend schilderij – bepaalde scènes uitbeeldden. Zo groeide het stuk uit tot het meest gespeelde Nederlandse stuk ooit. Pas in de roerige jaren zestig van de vorige eeuw kwam er - na 330 jaar! - een einde aan de Gijsbreght-traditie.
'Kijkdoos'
De Amsterdamse Stadsschouwburg waar de Gijsbreght-traditie in 1968 werd afgebroken, deed in niets meer denken aan die allereerste schouwburg van 1638. Die was in 1665 naar Italiaans voorbeeld omgebouwd tot een zogenaamde 'kijkdoos' – met verhoogd podium, een toneellijst en een voordoek. Vanaf dat moment voldeed hij aan de eisen van de tijd en kon het publiek zich vergapen aan prachtige decors die de illusie van grote ruimtes opriepen en aan spectaculaire kunst- en vliegwerken. In 1772 werd de Amsterdamse schouwburg door brand verwoest. Hij zou aan het Leidseplein herbouwd worden.
De Italiaansche Straat, De Rotsen en de Woelende Zee, De Legertenten en de stille zee. Decors van de Schouwburg aan de Keizersgracht na de verbouwing in 1665, en vóór de brand in 1772. Collectie TIN
Andere schouwburgen
Na Amsterdam werden er ook in de andere grote Nederlandse steden schouwburgen gebouwd. Den Haag (1658) en Leiden (1705) waren de nummers twee en drie. Rotterdam (1774), Haarlem (1779) en Utrecht (1796) volgden op ruime afstand. Pas in de negentiende eeuw zou het aantal explosief gaan toenemen en kreeg iedere zichzelf respecterende provinciestad zijn eigen schouwburg.
Dit is één van de canonteksten. Voor meer informatie zie: Canon van het Theater in Nederland