Ton Lutz: Volgens Ton Lutz

Uit TheaterEncyclopedie
Ga naar: navigatie, zoeken

Logo eenlevenlangtheater2.jpg


Ton Lutz. Foto: F.L. Lemaire/MAI. Collectie TIN.


Eenlevenlangtheater Ton Lutz:

Volgens Ton Lutz

Ton Lutz in 1969. Foto Philip Mechanicus / MAI. Collectie TIN.

Ton Lutz is in de loop van zijn lange carrière vele malen geïnterviewd voor kranten, tijdschriften, radio en televisie. Op de pagina Audio kunt u hem bijvoorveeld horen vertellen over zijn vriendschap met schrijver Hugo Claus.

Naast zijn werkzaamheden op het gebied van regisseren, acteren en doceren heeft Ton Lutz ook een aantal gedichten geschreven. Enkele van deze gedichten vindt u hieronder.

In dit portret van Ton Lutz worden regelmatig citaten van Ton Lutz aangehaald om een onderwerp te duiden of te illustreren, maar hieronder kunt u nog enkele andere, memorabele uitspraken van Ton Lutz lezen over onderwerpen die elders op de site niet of nauwelijks aan bod komen.

Over Tsjechov gesproken 84029.jpg Affiche-MijnMekka-collectieTIN.jpg Nacht moeder... 85466.jpg

Affiches van voorstellingen onder regie van Ton Lutz. Ontwerp resp. Frans van Kalken, Anton Misset, Bert Muller. Collectie TIN.

Gedicht: "Gemini"

Met het automatisch pistool in de hand

staat mijn andere ik in mij klaar.

Maar mijn andere, andere ik,

mijn ik dus – geharnast van kop tot teen –

houdt alles in evenwicht.

Er wordt vaak geschoten, maar niets geraakt.

Zo blijf ik die ik ben

Over inspiratiebronnen Pjotr Sjarov en Stanislavski.

Ton Lutz stimuleerde zijn acteurs om na te denken over de tekst en het personage dat zij gaan spelen – geheel in de geest van Pjotr Sjarov, die dat op zijn beurt in de geest van zijn leermeester Stanislavski deed. Die laatste zei altijd dat het spelen van een rol niets meer of minder is dan het creëren van een ‘levend mens’, en daar is Ton Lutz het hartgrondig mee eens. In zijn artikel ‘Kleine schijnwerper op de toneelspeler’ beschreef hij zelf waarom – en welke invloed dat wat hem betreft zou moeten hebben op het edele toneelspel:

‘Wat is een levend mens? Dat is een fenomeen dat ademt en zich van al het andere levend geschapene onderscheidt door de rede, het vermógen tot denken. Een rol spelen is dus denken en ademhalen. Het denken van de toneelspeler is bezig zijn met de situatie waarin hij zich bevindt en de taal die daar het gevolg van is. Daaruit zal gedrag ontstaan ten opzichte van situatie en taalgebruik. [...] Ons denken kan van het ene uiterste naar het andere gaan: in de taal zal dan – als gevolg van de geestelijke interpunctie in het hoofd van de speler – een aantal interpuncties ontstaan, die volstrekt afwijken van de taalkundige.’

Geciteerd uit: Ton Lutz. De toneelvader des vaderlands van Xandra Knebel (Theater Instituut Nederland 2007).

Gedicht: "De criticus"

Hij is geen dief maar wel een heler.

Hij vindt zichzelf intelligenter dan de speler:

ontleent zijn wijsheid aan wat hij van anderen ziet.

Koestert misnoegend creativiteit tot haat –

die dan als leesvoer naar de kranten gaat.

Over beheersing

"De volledige identificatie met de te creëren dramatische persoon kan en mag nooit plaatsvinden. Dat leidt tot hysterie en leugen. Er zal, al is het maar voor één procent van je eigenste zelf, altijd controle moeten zijn ten aanzien van de ander, die in een voorstelling uit de speler geboren wordt. Of, zoals Stanislavski het stelt: er zal altijd ruimte moeten zijn om met die andere mens, die men wordt, bezig te zijn. Of om te controleren wie men voorstelt (Brecht)."

Geciteerd uit: ‘Kleine schijnwerper op de toneelspeler’ van Ton Lutz, in: De Gids & Theater, oktober-november 1992, Amsterdam (Meulenhoff-Nederland 1992)

Gedicht: De pijn van de ouderdom

Kan ik de pijn van de ouderdom al spelen

of is het genoeg als ik een teken ervan geef

Maar stel je voor:

dat ik er en passant in bleef...

Dood – is het enige wat je niet kunt verhelen

Over artistiek leiderschap Nederlandse Comedie

Het artistieke regime in het ‘Mausoleum aan het Leidseplein’ bleek minder vatbaar voor veranderingen dan Lutz had gehoopt bij zijn aanstelling als artistiek leider (1962-1965) en zelf bleek hij zich minder goed te kunnen voegen naar de ingesleten mores binnen de artistieke leiding dan hij had ingeschat:

"Ik [kreeg] behoefte om mezelf onder de loep te nemen, op allerlei fronten. En omdat ik dacht: het gezelschap legt nu al twintig jaar de lakens en dekens op het bed zoals ze het altijd gedaan hebben. Als ik dan af en toe de dekens radicaal anders legde dan waren de volgende dag die lakens en dekens weer op dezelfde plek als waar ze al twintig jaar lagen. Dus ik had een beetje het gevoel dat het boter aan de galg was voor het instituut; het gezelschap was te veel een instituut geworden, had zichzelf niet onder de loep kunnen nemen. Misschien hebben ze van mij verwacht dat ik dat zou doen – maar nogmaals: de leiding was heel hardnekkig en het was heel moeilijk."

Geciteerd uit: Ton Lutz. De toneelvader des vaderlands van Xandra Knebel (Theater Instituut Nederland 2007).

Over Hugo Claus

Ton Lutz en Hugo Claus ontmoetten elkaar in 1955, toen het Rotterdams Toneel Claus' Een bruid in de morgen onder Lutz' regie bracht. Hun samenwerking zou tot 1986 duren. In die eenendertig jaar brachten zij gezamenlijk dertien toneelproducties tot stand, waarvan een drietal in België. Claus vertaalde op verzoek van Lutz trouwens ook een aantal stukken. Ton Lutz over zijn eerste ontmoeting met Hugo Claus:

"In Gent [...] hebben wij een Gueuze Lambiek gedronken en in het café heb ik hem zijn eigen stuk voorgelezen. Ik had de indruk dat hem dat beviel. Ik had een paar kleine wijzigingen gemaakt: in de zin dat voor Hollandse oren te Vlaamse woorden of uitdrukkingen ietwat verdietst werden – dat is alles geweest wat mijn invloed op het literaire werkstuk betreft. [...] Op het dramatische vlak heeft Hugo mij mijn gang laten gaan. Trouwens: wat had ik daar aan toe te voegen? Een bruid in de morgen was en is een meesterwerk."

"Aan de kwalificatie voor Claus, “hij is een absolute dichter”, moet ik nog toevoegen: hij is een absolute theaterman. Zijn taal is zowel die van de dichter als die van de theaterman. Hij is één van de weinigen die de taal zo nog durft te gebruiken: hij durft nog te ronken en te loeien met de taal. Het is zelfs geen durf: het is van hém. [...] Wat mij tot zijn werk aantrok, was de emotionele reactie die ik had op zijn taalbeeld."

"Hij [heeft] mij de ogen geopend voor een aantal dingen die ik absoluut niet in de gaten had. En daar ben ik hem nog dankbaar voor, want dat heeft die voorstelling [Een bruid in de morgen, red.]precies díe lift-up gegeven, die nodig was. Ik denk dat wij te zwaar, te bedoelerig – te psychologisch misschien – in de weer waren. [...] Hugo heeft met Bourgondische blijmoedigheid die zwaarte boven ons hoofd vandaan gehaald, waardoor wij de lucht in konden zweven. Waardoor het lichter en cynischer en ironischer werd; en dat was de bedoeling."

Geciteerd uit: Ton Lutz. De toneelvader des vaderlands van Xandra Knebel (Theater Instituut Nederland 2007).

Gedicht: "Creatie"

Schijnbare schijn,

die het wezenlijke om- maar niet ver-hullen mag;

integendeel: ont-hullen – laten zien, vertonen.

Meer nog: veeleer de schijn concretiseren,

van situaties, woorden en begrippen mensen maken.

En vooral dan: bij jezelf blijven!

Hoewel blijven – eerder worden:

weten dat je door schijnmanoeuvres

dingen in jezelf ontdekt –

waarvan je nauwelijks weet dat je die hebt.

Eenzaam is ieder mens;

en bang en laf en vol van wraakzucht;

koppig en eigenzinnig;

pragmaticus, opportunist – enfin ga zo maar door.

De nood is duizendvoudig in ons allen,

maak van die nood een deugd: en speel je rol.

Over Volkstheater

"Volkstheater is toneel voor het hele volk, niet in de zin van laag bij de grond, arm, armoedig, underdog. Volk is iedereen... tot het volk behorende. Niet in de hoge ivoren toren van het betere soort mensen. Wat is een beter soort? De bourgeoisie, de nieuwe bourgeoisie heeft zich een beetje meester gemaakt van het toneel. Ze gaan naar de schouwburg en zeggen: we hebben genoeg aan ons hoofd en we willen een avondje uit. Daarvoor zijn gelegenheden genoeg en ik zal die gelegenheid ook bieden, maar nooit alléén voor een avondje uit. We moeten altijd steunen op de eerste vaste formule: theater te zijn voor het hele volk. We moeten trachten uit die – wat burgerlijke – bovenlaag weg te gaan en breder te komen, de drempel te verlagen, niet te laten uitslijpen door de voeten van goedgemutste, goedgeklede mensen."

Geciteerd uit: Ton Lutz. De toneelvader des vaderlands van Xandra Knebel (Theater Instituut Nederland 2007).