Tijdlijn Cabaret: 1902 - De doorbraak van Koos Speenhoff

Uit TheaterEncyclopedie
(Doorverwezen vanaf Tijdlijn Cabaret:1902)
Ga naar: navigatie, zoeken

De doorbraak en tegenwerking van Koos Speenhoff

Koos Speenhoff. Foto: Henri Berssenbrugge.

Koos Speenhoff kwam op 23 oktober 1869 in Kralingen ter wereld als Jacobus Hendrikus de Jager; zoon van een Nederlands hervormde koopman en een rooms-katholieke volksvrouw. Nadat zijn ouders trouwden, kreeg hij de achternaam van zijn vader toegewezen. Hij had als hobby het schrijven van versjes en liedjes, zichzelf begeleidend op een gitaar.

In 1895 verliet hij het ouderlijk huis en koos hij voor een kunstenaarsbestaan, waarmee hij het ouderwetse en uitzichtloze burgerleven probeerde te ontvluchten. Hij zegende dan ook het toeval dat hem de kans gaf op te treden in Tivoli te Rotterdam. De bladen stonden er vol van en de matinees zaten steeds voller. Hij ontpopte zich als Hollands Bohemien. Hij werd gehuldigd door alle soorten mensen, door 'het elitairste en modegevoeligste deel van Nederland'.

In 1902 ontmoette Koos Speenhoff onder andere Bets Ranucci-Beckmann, Lize Servaes en Pieter Koomen, die gezamenlijk een toneelclubje hadden en matinees gaven in Tivoli.

Op een zondagmiddag werd er plots een van de heren van het Het Vrije Tooneel ziek. Zij vroegen Speenhoff hem te vervangen en wat matrozenliedjes te zingen die hij gemaakt had en vroeger bij de marine had voorgezongen.

In zijn dienstjaren was Speenhoff al meerdere malen opgepakt vanwege zijn honende verzen, maar nu, op 22 december 1902, zong hij opnieuw onder meer De goedgezinde meid en De brief uit de nor. De pers schreef er lovend over. Het optreden betekende zijn grote doorbraak en hij promoveerde tot dichter-zanger. Hij schreef onder meer ook de nummers Het broekie van Jantje, De Schutterij en Brief van een moeder aan haar zoon die in de nor zit.

Weerstand

Een jaar later verscheen de eerste druk van de Speenhoffs bundel Liedjes, wijzen en prentjes. De bundel werd door socialisten met open armen ontvangen, maar met name in katholieke kringen ontstond er veel weerstand. Ook het voordragen van deze teksten verliep niet zonder problemen. De vrome manier waarop hij zich kleedde, stond haaks op de onconventionele teksten die hij voordroeg. Deze anticonfessionele presentatie creëerde een gevoel van verbondenheid bij de socialisten die Speenhoff, een socialist in hart en nieren, zagen als de ultieme vertegenwoordiger voor hun socialistische idealen. Ditzelfde gegeven zorgde er echter ook voor dat er bij de katholieken en de brave burgerij een sterke afkeer ontstond. Zijn afzonderlijke presentatie in combinatie met zijn mening die sterk afweek van hetgeen de kerk en staat voor ogen stond, zorgden ervoor dat zijn teksten en presentatie in desbetreffende kringen als onzedelijk en weerzinwekkend werden ervaren.

De afkeer voor Speenhoff ging uiteindelijk zover dat het bezitten van zijn teksten of het bezoeken van zijn voorstellingen in bepaalde katholieke kringen verboden werd. Zo stond er in maart 1906 een optreden van Het Vrije Toneel gepland in de schouwburg van Helmond. De Rooms Katholieke vereniging 'Voor eer en deugd' kreeg het met haar propaganda echter voor elkaar om de burgemeester van Helmond ertoe te bewegen deze voorstelling van Koos Speenhoff in openbare gelegenheden in de stad te verbieden, een overheidsingreep die in die tijd eigenlijk nooit meer werd toegepast. 'Voor eer en deugd' had Speenhoff al vaker als doelwit van hun campagnes gekozen. De reden hiervoor was de zedeloze taal die Koos Speenhoff in zijn programma’s bezigde.

Speenhoff, die veel relaties had in de perswereld, zorgde ervoor dat dit voorval in alle kranten kwam. Als tegenreactie schreef Tony Schmitz een satirische sketch genaamd Zijn Edelachtbare. In deze sketch maakte hij de burgemeester tot een typisch karikatuur van een plattelander en de voorzitter van de Rooms Katholieke vereniging tot een macabere heksenjager. ‘Zijn Edelachtbare’ werd met groot succes meerdere jaren gespeeld door het hele land gespeeld.

Ondanks de tegenwerking uit sommige hoeken bleef Speenhoff in populariteit groeien. In 1910 richt Speenhoff samen met collega’s het Klein Tooneel op waarmee hij een vorm van theater brengt die later de naam ‘kleinkunst’ zal dragen. Zij spelen hierbij met gesproken en gezongen woorden. Zijn populariteit hield aan, tot er na 1916 een omslag kwam.

Samen met tijdgenoten Max Blokzijl en Jean Louis Pisuisse heeft Speenhoff aan het begin gestaan van de verdere ontwikkeling van de kleinkunst, in Amsterdam gebracht door Eduard Jacobs.