Jos Brink: Volgens Jos Brink

Uit TheaterEncyclopedie
Ga naar: navigatie, zoeken

Logo eenlevenlangtheater2.jpg

Portret Jos Brink. Collectie TIN.

Eenlevenlangtheater Jos Brink:

Jos Brink: Volgens Jos Brink

In de loop van zijn carrière heeft Jos Brink regelmatig meegewerkt aan interviews voor kranten, tijdschriften, boeken, radio en televisie. Hieronder kunt u enkele van zijn uitspraken en gedachten lezen.

Over Frank Sanders

"We waren onafscheidelijk. Theaterproducties deden we samen. Als ik televisieopnames had, ging hij mee. Hij werd er wel eens gek van, zo constant op elkaars lip. Maar ik vond het gezellig. [...] Achteraf begrijp ik, dat hij zich nogal eens geclaimd heeft gevoeld. En zie ik dat je elkaar ook vrij moet kunnen laten."


Geciteerd uit: 'Het intens(iev)e bestaan van Jos Brink'. In: Gay Krant, 22 december t/m 18 januari 2001

Over zijn vader

"Hij hielp me vaak. Ik belde hem regelmatig op om te vragen wat hij van een idee of een tekst vond. Mijn vader hield ook van grappen maken. Vreselijk cynische grappen waren dat. Ik heb zijn humor en persoonlijkheid op het toneel gebracht in het toneelstuk van Josephine van Gasteren, Mijn zuster en ik, waarin Sacco van der Made speelt. Sacco speelt eigenlijk voor een groot deel mijn vader, met zijn cynische opmerkingen en aparte humor. Het is een monumentje voor mijn vader, die rol. En ik had me erop verheugd dat hij het zelf nog een keer zou zien. Ik weet zeker dat hij er enorm om gelachen had."

Geciteerd uit: De Telegraaf, 10 december 1987

Televisie verandert je leven

Jos Brink bij Puzzeluur

"Het werken voor de televisie heeft een aantal veranderingen in mijn leven gebracht. Niet dat ik me belangrijker ben gaan voelen, of populairder. Nee, het zijn veranderingen de andere kant op. Je gaat veel meer relativeren. Min of meer tot mijn verbazing heb ik bijvoorbeeld gemerkt dat alle vormen van ijdelheid bij me zijn weggevallen. Door die televisie wordt je namelijk een vreemd soort gemeengoed. De geur van heiligheid die om je heen wordt gehangen, slaat dan ook op niets. Televisie maakt bekend. Nou en. Als iemand vier keer zijn broek uittrekt op het scherm is-ie ook een bekende Nederlander."

Geciteerd uit: Haagsche Courant, 1979

Racisme

"Ik ben geen racist en ik dacht dat dat wel duidelijk was. Ik heb een vriend die neger is en ik kwam er pas zeer laat achter dat hij neger was. Kennissen zeiden steeds, die negerjongen en dan moest ik erbij nadenken wie ze bedoelden. En hij is echt ebbehout hoor. Ik vind het volkomen onbelangrijk of iemand blond of donker is. Er bestaan geen negers, er bestaan geen joden, er bestaan alleen mensen en je hebt met mensen te maken. Al het andere is geouwehoer."

Geciteerd uit: Gooi-en-Eemlander, 8 november 1969

Kritiek

"Al die kritiek laat mij onaangetast. Geheel ja. Dat kan omdat ik eelt op mijn ziel heb. Toen ik begon had ik er veel hinder van. Ik kocht bevend de kranten, maar nu maakt het niets meer uit. Als de mensen het zien willen, komen ze. Het positieve moet van het publiek komen en dat komt. Toen de tv-kritiek over me heen viel en die knipseldienst losbarstte, heb ik dat binnen het seizoen naast me neergelegd. Het is vaak zo persoonlijk, vaak zo onterecht. Ik dacht: dit is gezeur, als ik me daar druk om maak krijg ik een maagzweer."

Geciteerd uit: Het Parool, 18 december 1981

Kindertjes

"Ik zál ze hebben. Ik had verschrikkelijk graag kindertjes gehad. Dat is mijn grote verdriet, maar je hebt het niet in de hand hoe je in elkaar zit. Paul noemt me echt geen ‘pappa’, maar je bent verantwoordelijk voor iemand die ons huis als zijn huis beschouwt. Je wilt toch wat doorgeven in je leven, anders heb je voor niks geleefd. Voor Non-Aktief vraag ik steeds aan de anderen of ik wel die vader kan zijn in dat stuk. Als ze dan ‘absoluut’ roepen, dan krult mijn neus. Het is een soort sublimatie."

Geciteerd uit: Haarlems Dagblad, 12 november 1993

Het toneel als verslaving

Jos Brink op de step

"Het is gewoon die verslaving. Je moet het toneel op. Het is je anker. Een hele dag op bed ik zou niet weten hoe dat is. Je moet werken voor je brood. Een kenmerk van mijn opvoeding. Toneelmensen werken niet, als je op kantoor zit, dan werk je. Wij mógen. Daarom, dat rustiger aandoen is eigenlijk gelul. Ik werk nog net zo hard als vroeger."

Geciteerd uit: Haagsche Courant, 5 januari 1994

Heilige huisjes

"Mijn eerste jaar bij de NCRV zag ik als een try-out. Vergeet niet dat er een NCRV-aanhang was die er toch wel moeite mee had dat ik met een man samenwoon. Daar kwamen brieven over binnen. Met mijn programma 'Heilige Huisjes' heb ik hun laatste wantrouwen weg kunnen nemen. Hier hoor ik thuis. De publieke omroep past bij mij. Als je de vijftig passeert moeten er ineens wat lijnen bij elkaar komen en dat is gebeurd, De Brink die mensen zondag in de kerk zien en horen, moet ook de Brink zijn die ze op het toneel of op televisie zien. Ik ben nu een heel gelukkig mens. Ik voel me een zondagskind."

Geciteerd uit: Haarlems Dagblad, 13 mei 1994

Een stijve hark...

"Het is leuk om dingen te doen die je eigenlijk niet kan. Ik ben geen cascadewerker, ik ben een stijve hark. Als je dan toch iets in die richting doet, is dat enig. Ik kan absoluut niet goochelen. Maar toen hadden we een goochelact voor me bedacht. Henk Vermeyden, die dus al die wereldkampioenen heeft opgeleid, die heeft me dus uit den treuren uitgelegd hoe dat allemaal werkt. En ik thuis oefenen in de keuken met als enige publiek onze twee poezen. En dat ging niet goed. Dus heb ik een goochelact gedaan die eigenlijk niet goed was. Het is leuk om dat toch eens te proberen."

Geciteerd uit: Jos Brink en Frank Sanders: makers van musicals, AVRO, 3 december 1983

Onbekommerd amusement

"Jos Brink is gelijk aan amusement, staat voor lachen, en dat mocht nooit. Nou, dat is een mening van een heel klein deel van het Nederlandse volk denk ik. Amusement, onbekommerd amusement, is altijd een beetje besmet geweest. Gewoon alleen maar in een zaal gaan zitten, plezier maken en een leuke avond met z’n allen, daar was altijd wat mee. Waarom weet ik niet, wat mankeert eraan? Het is toch heerlijk als mensen een leuke avond hebben en als de acteurs ook duidelijk plezier hebben in hun werk.
Maar sinds kort worden we daar niet meer zoveel op aangevallen en dat is alleen maar heel plezierig, want anders zou het net zijn alsof het ganse Nederlandse volk uit een minderwaardig soort lieden zou bestaan die pret willen maken"

Geciteerd uit: Jos Brink en Frank Sanders: makers van musicals, AVRO, 3 december 1983

Een echte proteliek

"Ik ben een beetje proteliek eigenlijk, een beetje van het één en een beetje van het ander. Wat ik heb overgenomen uit de rooms-katholieke traditie, is de Mariaverering. Dat hebben de protestanten niet, die halen de Moeder Gods alleen maar met kerstmis van stal, letterlijk, en dat is het dan. Ik vind Maria als beeld van de kerk heel zinvol. Niet in de zin van volgzaamheid en gehoorzaamheid en het is mij opgelegd dus heb ik het maar te doen, want het is een hele krachtige, jonge, strijdbare vrouw. En je zal zo’n kind krijgen zeg. Ik heb in mijn huis dus ook een Madonna staan en zodra er iets is, gaat daar een kaarsje voor."

Geciteerd uit: De wandeling, KRO, 30 april 2004

Een rechtvaardige wereld

"Ja, ik ben een oude mopperkont, natuurlijk! Maar er worden ook weer kindjes geboren bij mij in de straat, wat voor wereld laten we hen na. De joden zeggen, en dat is een hele mooie, wijze uitdrukking: je hebt de wereld maar te leen van je kinderen dus je hebt maar te zorgen dat je je kinderen een rechtvaardige wereld nalaat. Nou, daar probeer ik oprecht een onderdeel van te zijn. Ik begrijp niet waarom religies niet naast elkaar kunnen bestaan. Dat begrijp ik niet."

Geciteerd uit: De wandeling, KRO, 30 april 2004

Jos Brink in de kleedkamer

Roken en drinken

"Ik rook en drink niet meer. Vorig jaar ben ik gestopt met sterke drank. Dat was nodig, ik was wat over mijn toeren door al het werk; de problemen met mijn stem. Daar word je onzeker van. Je beeld je dan in dat het met een drankje makkelijker en beter gaat. Ik ging daarin zover dat ik me op een dag verontrust afvroeg of ik geen alcoholist was geworden. Ik informeerde naar de verschijnselen daarvan. Het zou dan moeilijk zijn er mee te stoppen. De enige manier om uit te vinden of ik nu wel of geen alcoholist was, was ermee op te houden."

Geciteerd uit: Privé, 29 december 1990

Sterren op televisie

"Vroeger, toen mijn lichting begon, moesten mensen die op de televisie programma’s mochten presenteren nog alles kunnen. Ze moesten inzetbaar zijn op meer plaatsen. Dat is niet meer zo. Iemand als Mies Bouwman voor wie ik nog steeds grote bewondering heb, kon alles. Maar tegenwoordig worden het opeens allemaal sterren. En sterren kunnen niet alles. Die beheersen maar één onderdeeltje van het vak. Dus hoe lang kunnen die blijven schitteren? Nee, laat mij maar werken zoals ik het nu doe. En ooit, ik weet nog niet wanneer dat moment komt, zou ik ook afscheid willen nemen zoals Mies dat heeft gedaan. Gewoon zeggen: vaarwel, ik ben nu weg. Dat is prachtig."

Geciteerd uit: Algemeen Dagblad, 16 mei 1994

Vrouwen in de kerk

"Vrouwen zijn al die jaren altijd zo verschrikkelijk in de bijkeuken gepleurd, monddood gemaakt. Jezus was een man en sindsdien zag men dat graag universeel en mocht geen vrouw een rol binnen de kerk vervullen. Het is toch allemaal een misinterpretatie…Adam en Eva zijn geschapen als man en vrouw, ja, allicht, zonder hen krijg je geen scheppingsverhaal, geen uitverkoren volk. Maar dat hoeft toch niet te betekenen dat hun seksualiteit normatief moet zijn voor alle mensen ná hen!"

Geciteerd uit: Het Parool, 6 juni 1992

Een kerk als stuwdam

"De Duif is een katholieke basisgemeente. Er komen vrijzinnige protestanten, gereformeerde vrijgemaakten, hervormden en rooms-katholieken: mensen die zich in hun eigen kerk niet op hun gemak voelen. Allemaal drijfhout, dat bij elkaar een soort stuwdam vormt. Je moet wel oppassen dat je niet sektarisch te werk gaat, dat je niet een nieuw kerkje wordt. We blijven een brede basisgemeente: een instelling zonder dogma’s en regels en synodes en basisconferenties. Dat is De Duif al vele jaren. Het gebouw zou 20 jaar geleden gesloten worden door de bisschop omdat het niet meer rendabel zou zijn. Toen is de kerk gekraakt en dat is-ie nog steeds. Van mij hoeft iemand niet drie keer per dag naar de kerk om te bewijzen dat hij in God gelooft. Wie bepaalt dat? Een meneer met een puntmuts in een satijnen holletje in Rome? Mensen bepalen dat, mensen zijn de kerk. Als je in mensen gelooft, geloof je in God."

Geciteerd uit: Haarlems dagblad, 23 april 1993