Canon:1965 - Frits Vogels opent een school voor bewegingstheater

Uit TheaterEncyclopedie
(Doorverwezen vanaf Canon:1965 (2))
Ga naar: navigatie, zoeken
NB: De onderstaande tabel is alleen zichtbaar voor beheerders van de TE en dient voor het semantisch vastleggen van een op deze pagina betrekking hebbende "Gebeurtenis" (plus bijbehorende info) op een "Tijdlijn"; de gebeurtenis en bijbehorende informatie kan zo (o.a.) weergegeven worden in de "slides" van een tijdlijn.



Gebeurtenis
Titel: Frits Vogels opent een school voor bewegingstheater
Afbeelding: media:DWL-Berenplaat, Hekelingen 96632.jpg
Datum: 1965-09-01
Beschrijving: Mime in Nederland; bewegingstheater; locatietheater
Tijdlijn(en): Tijdlijn van het Nederlands Theater
Perso(o)n(en): Frits Vogels, Etienne Decroux
Productie(s):
Gezelschap(pen):
Theater(s): Op locatie

Canonlogo.jpgFrits Vogels opent een school voor bewegingstheater

Mime in Nederland; bewegingstheater; locatietheater

School voor Bewegingstheater

Toen Frits Vogels in 1965 zijn School voor Bewegingstheater begon, was het bewegende lichaam een ondergewaardeerd element in het Nederlands theater. In de Nederlandse schouwburgen was vooral ‘praattheater’ te zien. Er was wel een mime-opleiding, geleid door Jan Bronk, en een mime-gezelschap (Carrousel), maar naar het oordeel van Vogels lag de nadruk te veel op de traditionele mime en de pantomime. Wat leerlingen daar werd bijgebracht was hoe je een verhaal in bewegingen kon vertellen. Vogels wilde dat alle bewegingsmogelijkheden van het lichaam onderzocht werden.

Midden: René van ’t Hof. Rechts: Han Römer in een voorstelling van Theatergroep Carrousel. Foto: Ben van Duin. Collectie TIN

Mime corporel

Als uitgangspunt nam Vogels daarbij de mime corporel, een methode die al voor de Tweede Wereldoorlog was ontwikkeld door de Fransman Etienne Decroux. Vogels had in Parijs uit de eerste hand kennis kunnen maken met deze methode, net als een andere Nederlandse mime-pionier, Will Spoor, en de latere oprichter van Toneelgroep De Appel, Erik Vos.

Wat Decroux betreft mocht een acteur zijn stem pas gebruiken als hij zijn lichaam tot in alle vezels beheerste. De nadruk in het onderwijs lag ook bij Vogels dus op het bewegende lichaam, maar leerlingen van de School voor Bewegingstheater leerden daarbij hoe er in een ruimte met alleen maar beweging een dramatische gebeurtenis kon worden gecomponeerd.

Onktoneel II, Onktheater Will Spoor, 1983. Foto: Maarten Brinkgreve. Collectie TIN. Onk versus Onk, Onktheater Will Spoor, 1981. Foto: Maarten Brinkgreve. Collectie TIN.

Bewegen op locatie

Als Frits Vogels het over ‘dramatische gebeurtenissen in een ruimte’ had, dacht hij zeker niet aan de bestaande schouwburgen. Die beschouwde hij als achterhaalde vestingen van het burgerlijke toneel. Toen Vogels in 1969 een plek zocht, waar hij met het door hem opgerichte gezelschap Bewth de voorstelling PRJKT Konstruktie kon spelen, belandde hij in de Buurkerk in Utrecht. De optredens die hier vervolgens plaatsvonden, worden gezien als het begin van het locatietheater in Nederland.

Tot aan 2005 zou Bewth in allerlei gebouwen - kerken, kantoren, fabrieken, maneges - ontmoetingen organiseren tussen toeschouwers (meebelevers) en architectuur. Met behulp van de spelers die zich door de ruimte bewogen, maar ook met licht en geluid, werden de eigenschappen van een gebouw onderzocht en werd de schoonheid ervan zichtbaar gemaakt.

Oude Kerk, Amsterdam 94215.jpg Oude Kerk, Amsterdam 94218.jpg

Mobiele tribunes, filterbakken en pompinstallaties

Het project dat Vogels in 1988 deed in het productiebedrijf Berenplaat van het Drinkwaterleidingbedrijf Rotterdam, is een mooi voorbeeld van zijn aanpak. Vogels, die Bewth in 1975 verlaten had, maar nu als gast terugkeerde, was geïnspireerd geraakt door de transparante architectuur van het gebouw en door het gekletter en geruis van het water in de enorme filterbakken. Bij aanvang liet hij de spelers langs de enorme ramen omhoog klimmen, die daardoor met hiërogliefen gevuld leken. Later in de voorstelling ‘zeilden’ er spelers binnen, met grote papieren schermen en toen het ging schemeren werden er overal op de pompinstallaties lichtjes ontstoken. Het publiek zat bij dat alles op tribunes die telkens door de ruimte werden verplaatst.

DWL-Berenplaat, Hekelingen, van Bewth, 1987/1988. Foto: Oscar van Alphen. Collectie TIN.

Tekst en mime

Vogels had Bewth in 1975 ingeruild voor het Griftheater. Met dat gezelschap had hij de theaterzalen weer opgezocht. Ook de verhalende elementen kregen toen weer een plek in zijn werk. Dat laatste is een ontwikkeling geweest die voor de hele mime gegolden heeft. De mime-opleiding van de Amsterdamse Toneelschool, waar de School voor Bewegingstheater in 1968 in was opgegaan, werd steeds nadrukkelijker een opleiding voor veelzijdig theatermakerschap. Ook daar keerde de tekst dus terug. Dat leidde bij een gezelschap als Nieuw West tot energieke, heftige (ook verbaal) en zeer fysieke optredens. Latere loten aan deze stam van de toneelmime zijn Suver Nuver, Carver en Bambie. Dankzij Vogels en deze gezelschappen zijn moderne theatermakers er zich over de hele linie van bewust geworden dat een lichaam, en de ruimte, net zo sprekend kunnen zijn als een tekst.

v.b.n.o.: Henk Zwart, Dette Glashouwer, Peer van den Berg in Zum Wohl van Suver Nuver, 2008. Foto: Stephan van Hesteren. Collectie TIN V.l.n.r.: Helmert Woudenberg, Beppie Melissen, René van ’t Hof, Leny Breederveld in Ex van Theatergroep Carver, 1999. Foto: Ben van Duin. Collectie TIN


Dit is één van de canonteksten. Voor meer informatie zie: Canon van het Theater in Nederland