Luigi Nono
Naam | Luigi Nono |
---|---|
Geboortedatum | 29 januari 1924 |
Geboorteplaats | Venetië |
Overlijdensdatum | 1 mei 1990 |
Overlijdensplaats | Venetiue |
Beroep | Componist |
Discipline | Muziektheater |
Trefwoorden | Opera |
Website | |
Externe databases: | |
IMDb | |
VIAF |
Biografie
Luigi Nono (1924 – 1990) was een Italiaans componist. Zijn werken werden vooral veel in Duitsland uitgevoerd. Hij studeerde aan het Conservatorium te Venetië waar hij kennis maakte met de dodecafonie. (Hij huwde Schönbergs dochter Nuria in 1955). Hij ontpopte zich tot toonaangevend componist van elektronische, aleatorische en seriële muziek.
Duitse tijd
In 1950 nam hij deel aan de "Ferienkurse für neue Musik" in Darmstadt, waar hij componisten als Edgar Varèse en Karlheinz Stockhausen ontmoette. Werken uit deze periode zijn:
- Polifonica-Monodica-Ritmica (1951), de première werd verzorgd door een andere leraar van hem: Hermann Scherchen;
- Tombeau voor Federico García Lorca (1952-1953),
- La victoire de Guernica (1954) en
- Liebeslied (1954).
In toenemende mate verwierp hij de analytische benadering van het serialisme om de nadruk te leggen op de integriteit van het muzikale fenomeen als zodanig:
- Incontri (1955),
- Il canto sospeso, (1955-1956),
- et Cori di Didone (1958).
Theater CV
Luigi Nono heeft bijgedragen aan 8 productie(s).
Luigi Nono heeft gewerkt in de volgende functies:
- Auteur (schrijver libretto, scenario) - Zie lijst (A-Z) of lijst (datum)
- Muziek - Zie lijst (A-Z) of lijst (datum)
Het gehele overzicht van voorstellingen waaraan Luigi Nono heeft meegewerkt, voor zover geregistreerd in de Theaterencyclopedie:
NB: Bij de carrièreoverzichten zijn de voorstellingen gekoppeld aan de premièredatum. Het kan echter voorkomen dat personen niet aan de première meewerkten, maar pas later bij de voorstelling betrokken raakten.
Productie | Functie | Producent | Seizoen | Premièredatum | In regie van |
---|---|---|---|---|---|
Al gran sole carico d'amore | Auteur (schrijver libretto, scenario) | Oper Frankfurt | 1978/1979 | 14 juni 1979 | Jürgen Flimm |
Al gran sole carico d'amore | Muziek | Oper Frankfurt | 1978/1979 | 14 juni 1979 | Jürgen Flimm |
Dance Expression | Muziek | Festival Pas Partout | 1990/1991 | 13 december 1990 | |
Love Lines | Muziek | Stichting Danskern | 1992/1993 | 26 november 1992 | |
De donkere kamer van Hendrik de Vries | Muziek | Theater De Citadel | 1996/1997 | 6 oktober 1996 | Rob Bakker |
Solo | Muziek | Mylène Riou | 1998/1999 | 21 januari 1999 | |
Nono | Muziek | Holland Festival | 2005/2006 | 22 juni 2006 | Josse de Pauw |
Met de dood voor ogen | Muziek | VocaalLAB Nederland | 2010/2011 | 29 mei 2011 | Bérengère Bodin, Sandra Ortega |
Homo instrumentalis | Muziek | Silbersee | 2017/2018 | 28 september 2017 |
Socialisme en communisme
Nono was socialist. In 1952 werd hij lid van de communistische partij. Zijn avant-garde muziek was een revolte tegen de bourgeois cultuur. Daarom keerde hij zich af van normale concertgenres ten voordele van opera and elektronische muziek, en bracht hij de muziek naar de fabrieken. In zijn werk zijn vaak politieke teksten verwerkt. Vele van zijn werken hebben een duidelijke politieke strekking:
- Il canto sospeso (1956), gebaseerd op brieven van slachtoffers van de oorlog, bracht hem internationale faam;
- Diario polacco (1958),
- Intolleranza, (1960),
- Intolleranza (1961),
- La fabbrica illuminata (1964),
- Ricorda cosa ti hanno fatto ad Auschwitz (1966),
- Non consumiamo Marx (1969),
- Ein Gespenst geht um in der Welt (1971),
- Canto per il Vietnam (1973),
- en Al gran sole carico d'amore (1975).
Elektronisch tijdperk
Vanaf 1956 hield hij zich in toenemende mate bezig met elektronische muziek, eerst aan de "Elektroakustische Experimentalstudio" in Gravesano (Scherchen). Elektronische muziek is verwerkt in werken als
- Como una ola de fuerza y luz voor sopraan, piano, orkest en geluidsband (1971-1972),
- ...sofferte onde serene...; voor piano en geluidsband (1974-1977) en vooral in
- Al gran sole carico d'amore (1972-1975).
Na 1980 werkte hij in de "Experimentalstudio der Heinrich Strobel-Stiftung des Südwestfunks" in Freiburg, waar hij zich resoluut bekeerde tot live electronics. Hij interesseerde zich in toenemende mate voor de eigenschappen van de klank als zodanig. De nieuwe benadering is merkbaar in werken als
- Quando Stanno Morendeo Diario polacco nº 2 (1982),
- Guai ai gelidi mostri (1983) en
- Omaggio a Kurtág (1983),
- maar vooral in zijn laatste opera Prometeo (1984).
In dezelfde geest werkte hij aan werken
- Fragmente - Stille, an Diotima (1980),
- Caminantes... Ayacucho (1986-1987)
- No hay caminos, hay que caminar... Andrej Tarkovskij; voor 7 instrumentengroepen (1987),
- La lontananza nostalgica utopica futura voor viool, live elektronica en lessenaars (1988),
- Hay que caminar; voor twee violen (1989).
Externe Links
- sospeso
- Luigi Nono's Prometeo: zwanenzang van een revolutionair
- Luigi Nono's 'Quando stanno morendo': kreten, gefluister en hemels gezang'
Bronnen