Louis-Ferdinand Céline
Naam | Louis-Ferdinand Céline |
---|---|
Volledige naam | Louis Ferdinand Destouches |
Geboortedatum | 27 mei 1894 |
Geboorteplaats | Courbevoie |
Overlijdensdatum | 1 juli 1961 |
Overlijdensplaats | Meudon |
Beroep | Schrijver |
Discipline | Toneel |
Externe databases: | |
DBNL | |
IMDb | |
VIAF |
Biografie
Theater CV
Louis-Ferdinand Céline heeft bijgedragen aan 8 productie(s).
Louis-Ferdinand Céline heeft gewerkt in de volgende functies:
- Auteur (schrijver libretto, scenario) - Zie lijst (A-Z) of lijst (datum)
Het gehele overzicht van voorstellingen waaraan Louis-Ferdinand Céline heeft meegewerkt, voor zover geregistreerd in de Theaterencyclopedie:
NB: Bij de carrièreoverzichten zijn de voorstellingen gekoppeld aan de premièredatum. Het kan echter voorkomen dat personen niet aan de première meewerkten, maar pas later bij de voorstelling betrokken raakten.
Productie | Functie | Producent | Seizoen | Premièredatum | In regie van |
---|---|---|---|---|---|
Voyage au bout de la nuit | Auteur (schrijver libretto, scenario) | Guido Lauwaert | 1984/1985 | 10 februari 1981 | |
Voyage au bout de la nuit | Auteur (schrijver libretto, scenario) | Théâtre Actuel | 1989/1990 | 20 november 1989 | |
Variety, plaatsbepaling 1 | Auteur (schrijver libretto, scenario) | Mugmetdegoudentand | 1990/1991 | 5 september 1990 | Jose Alders |
Gesprekken met professor Y | Auteur (schrijver libretto, scenario) | Stichting Wereld Premières | 1991/1992 | 12 mei 1992 | Harrie Hageman |
Dagelet Céline deel 1 | Auteur (schrijver libretto, scenario) | Hummelinck Stuurman Theaterbureau | 1993/1994 | 27 januari 1994 | Johan Doesburg |
De Reis 4 ça va pas, ça va pas. Rester immobile, seule façon ici de | Auteur (schrijver libretto, scenario) | Tuerlings, Raz / Hans | 12 september 1996 | ||
De Reis 4 ça va pas, ça va pas. Rester immobile, seule façon ici de | Auteur (schrijver libretto, scenario) | Raz / Hans Tuerlings | 1996/1997 | 12 september 1996 | |
Céline | Auteur (schrijver libretto, scenario) | Het Nationale Toneel | 1996/1997 | 11 oktober 1996 | Johan Doesburg |
Jeugdjaren
In de jaren 1907-1909 wordt Louis – zoals hij door zijn omgeving wordt genoemd – door zijn ouders naar Duitsland en Engeland gezonden, om daar de taal te leren. Zij beogen namelijk een loopbaan in de internationale handel voor hun zoon. Na terugkomst in Frankrijk, in november 1909, begint hij zijn werkzame bestaan als leerling bij diverse middenstandsbedrijven in Parijs.
Eerste Wereldoorlog
Op 21 september 1912 meldt hij zich als vrijwilliger voor drie jaar in het leger. Hij wordt geplaatst in het 12e cavalerieregiment kurassiers te Rambouillet. Herinneringen aan deze tijd zal hij gebruiken in Voyage au bout de la nuit en in Casse-Pipe. Na het uitbreken van de Eerste Wereldoorlog krijgt hij zijn vuurdoop in Vlaanderen. In oktober 1914 raakt hij nabij Poelkapelle ernstig gewond aan zijn rechterarm en ondanks enkele operaties zal hij de rest van zijn leven voor zeventig procent invalide blijven. Het levert hem een medaille op.
Op 24 november 1914 werd hem de Médaille militaire, een hoge Franse onderscheiding, toegekend. Hij kreeg ook het Croix de guerre met een gouden ster op het lint als teken van een Eervolle Vermelding in een Dagorder. Zijn Militaire Medaille was een van de eerste in de Eerste Wereldoorlog uitgereikte onderscheidingen en verleende Des Touches veel aanzien.[1]
Zijn oorlogservaringen spelen een doorslaggevende rol bij de totstandkoming van zijn latere pacifisme en nihilistisch pessimisme. In mei 1915 begint hij zijn werkzaamheden voor het het Franse consulaat in Londen. Daar trouwt hij op 19 januari 1916 met Suzanne Nebout, een huwelijk dat hij niet aangeeft bij de Franse autoriteiten, zodat dit huwelijk in officiële Franse ogen niet bestaat. Vervolgens, van maart 1916 tot februari 1917, beproeft hij zijn geluk in de toenmalige Franse kolonie Kameroen.
Medicus bij de Volkenbond
Na het einde van de Eerste Wereldoorlog volgt hij de versnelde middelbare-schoolopleiding (een voorrecht van oud-strijders) en daarna in drie jaar de universitaire opleiding tot arts. Hij treedt op 10 augustus 1920 voor de tweede maal (in 'officiële' Franse ogen dus voor de eerste maal) in het huwelijk, ditmaal met Édith Follet, dochter van de directeur van de École de Médecine te Rennes. In 1924 promoveert hij op het werk van Ignaz Semmelweis met de dissertatie La vie et l'œuvre de Philippe Ignace Semmelweis – die beschouwd kan worden als zijn eerste literaire werk. Vervolgens treedt hij, op 27 juni 1924, in dienst van de Volkenbond in Genève. Hij reist in dat kader onder meer naar de Verenigde Staten, Nederland, Canada, Cuba en Engeland. In 1925 publiceert hij La Quinine en thérapeutique. In Genève kleedt hij zich als een dandy en hij leeft er gescheiden van vrouw en kind. Hij ontmoet er een jonge Amerikaanse danseres, Elizabeth Craig aan wie hij zijn debuutroman 'Voyage au bout de la nuit' zal opdragen.
Na beëindiging van zijn contract bij de Volkenbond vindt hij werk als arts in Clichy, een voorstad van Parijs. Tegelijkertijd is hij werkzaam bij een farmaceutisch laboratorium. In die tijd begint hij met schrijven.
Schrijver
Nadat hij zich als huisarts in Parijs heeft gevestigd, publiceert hij op 5 oktober 1932 zijn eerste roman: Voyage au bout de la nuit (Reis naar het einde van de nacht). De roman is meteen een groot succes en Céline ontvangt de Prix Renaudot, nadat hij de minstens even prestigieuze Prix Goncourt is misgelopen. De roman verhaalt in geromantiseerde vorm Célines wederwaardigheden vanaf het begin van de Eerste Wereldoorlog tot aan het moment van publicatie van de roman.
Vier jaar later verschijnt Mort à crédit (Dood op krediet) en na deze twee romans is Célines naam als auteur gevestigd. Deze werken hebben, zowel vanwege de schrijfstijl en hun nihilistische inslag, een grote invloed gehad op talrijke naoorlogse schrijvers. De stijl van Voyage au bout de la nuit is klassiek te noemen, terwijl de stijl van Mort à crédit duidelijk anders is: korte zinnen, de befaamde drie puntjes aan het einde van zinnen komen er voor het eerst in voor, en het woordgebruik baseert zich op de Parijse volkstaal, het ‘argot’. Ook schroomt Céline een vrijpostig taalgebruik in sexualibus niet.
Antisemiet
Teleurgesteld door de slechte verkoopresultaten van Mort à crédit schrijft hij een korte anti-sovjettekst (Mea Culpa, slechts 20 pagina’s) die goed blijkt te verkopen. Dit brengt hem op het idee 'pamfletten' te schrijven die aansluiten bij de actualiteit van het (politieke) moment. Dit schrijfwerk kost hem ook veel minder tijd: nam Mort à crédit vier jaar in beslag, in slechts enkele maanden schrijft hij in 1937 Bagatelles pour un massacre en in 1938 L'École des cadavres. Deze beide werken zijn zeer succesvol. Hij spreidt er een radicaal antisemitisme in tentoon, naast de duidelijk uitgesproken wens dat Frankrijk zich zal verbinden aan Hitler-Duitsland. Ook zegt Céline niets van Hitler te vrezen. Tussen de politieke tekstgedeelten plaatst hij, als bizar contrapunt, enkele balletlibretto's. In 1941 verschijnt een derde werk in dat genre, Les beaux draps. Hierin toont hij zich behalve antisemitisch, ook sterk gekant tegen de vrijmetselarij.
Tweede Wereldoorlog
Tijdens de Tweede Wereldoorlog schrijft Céline een dertigtal 'open brieven' aan diverse Duitsgezinde kranten en tijdschriften, waarin hij openlijk getuigt van zijn antisemitisme. In die ingezonden brieven profileert Céline zich als de zelfgekozen koning van het Franse racisme, hij beklaagt de (in zijn ogen) gebrekkige Jodenvervolging en hij valt vrijmetselaars, communisten en gaullisten fel aan. Volgens hem is twee derde van het Franse volk van onzuiver ras. Toch waakt hij ervoor zich rechtstreeks te verbinden aan de Duitse bezetter of aan de collaborerende Franse overheid. Hij heeft zichzelf nimmer als collaborateur beschouwd. Na de Tweede Wereldoorlog heeft hij meermalen beklemtoond dat hij met de openbaarmaking van zijn politieke en raciale standpunten slechts beoogde dat Frankrijk uit de in zijn ogen onontkoombare oorlog zou blijven. Op 23 februari 1943 treedt hij opnieuw in het huwelijk, nu met Lucette Almanzor. In het vroege voorjaar van 1944 verschijnt zijn roman Guignol's band, waarvoor hij zijn verblijf van 1915 in Engeland als onderwerp gekozen heeft. Op 14 juni 1944, na de geallieerde landing in Normandië op 6 juni 1944, zoekt Céline zijn toevlucht in Duitsland. Hij vreest voor zijn leven als hij in Parijs zou blijven.
Na de oorlog
Hij verblijft eerst in Baden-Baden en vertrekt vandaar naar Berlijn. Hij tracht Denemarken te bereiken, waar hij zijn spaargeld – in de vorm van goudstukken en goudstaven – heeft ondergebracht. Dit lukt hem niet. Hij komt terecht in Sigmaringen, waar hij zijn vak van arts uitoefent ten behoeve van de daar verblijvende Franse vluchtelingen: de kolonie van collaborateurs. Op 22 april 1945 reist hij af naar Denemarken. Enkele maanden na de Duitse nederlaag wordt hij door de Deense overheid gearresteerd, op verzoek van de Franse regering. Céline verblijft anderhalf jaar in de gevangenis en daarna wordt hij opgevangen door vrienden. Ondanks een uitleveringsverzoek van de Franse overheid (die vervolging tegen hem heeft ingesteld) weigert de Deense overheid hem uit te leveren. Op 21 februari 1950 volgt de uitspraak van de Parijse rechtbank: hij wordt veroordeeld tot een jaar gevangenisstraf en een boete van 50.000 francs (omgerekend naar de waarde in 2005 is dit: € 1.000). Op 25 april 1951 krijgt Céline amnestie en op 1 juli 1951 betreedt hij opnieuw de Franse bodem. Hij vestigt zich in Meudon (bij Parijs) en schrijft een trilogie over zijn naoorlogse omzwervingen: D'un château l'autre, Nord en Rigodon.
Céline overlijdt op 1 juli 1961 op 67-jarige leeftijd in zijn woning te Meudon als gevolg van een hersenbloeding. Hij wordt op 4 juli in stilte ter aarde besteld op de begraafplaats van Meudon.
Tardi - Geïllustreerde uitgaven
De Franse striptekenaar Jacques Tardi illustreerde in de tachtiger jaren een luxe heruitgave van Reis naar het einde van de Nacht. Deze editie werd ook in het Nederlands uitgebracht. Het boek bevat honderddertig houtskooltekeningen. Ook Kanonnevoer en Dood op krediet werden later door Tardi geïllustreerd, maar verschenen niet in het Nederlands.
Werk
Naast het gebruik van spreektaal en de drie puntjes wordt Céline's werk gekenmerkt door de hyperbool waarmee alledaagse gebeurtenissen tot reusachtige proporties worden opgeblazen. Met name gebruikt hij hiervoor autobiografische elementen welke in werkelijkheid een stuk minder explosief zijn dan in zijn romans. Op latere leeftijd vervagen de grenzen tussen de schrijver Louis-Ferdinand en de ik-persoon Ferdinand uit zijn boeken. Met name door zijn stellingname tegen de joden voor en tijdens de Tweede Wereldoorlog wordt de schrijver een paria in de franse samenleving precies zoals de ik-persoon 'Ferdinand' dat altijd al was in zijn romans.
Romans
- 1932 - Voyage au bout de la nuit, Denoël & Steele, Parijs, 1932 (eerste vertaling in het Nederlands als: Reis naar het eind van de nacht, door J.A. Sandfort)
- 1936 - Mort à crédit, Denoël & Steele, Parijs, 1936 (eerste vertaling in het Nederlands als: Moord op credit door J.A. Sandfort)
- 1944 - Guignol's band, Denoël, Parijs, 1944 (eerste vertaling in het Nederlands als: Guignol's Band door F. van Woerden)
- 1949 - Casse-pipe, F. Chambriand, Parijs, 1949 (eerste vertaling in het Nederlands als Kanonnevoer door H.W. Bakx en P. de Bruin)
- 1952 - Féerie pour une autre fois, Gallimard, Parijs, 1952 (eerste vertaling in het Nederlands als Feeërie voor een andere keer door F. van Woerden)
- 1954 - Normance, Féerie pour une autre fois II, Gallimard, Parijs, 1954 (eerste vertaling in het Nederlands als Normance. Feeërie voor een andere keer II door F. van Woerden)
- 1957 - D'un château l'autre, Gallimard, Parijs, 1957 (eerste vertaling in het Nederlands als Van het ene slot naar het andere door F. van Woerden)
- 1960 - Nord', Gallimard, Parijs, 1960 (eerste vertaling in het Nederlands als Noord door F. van Woerden)
- 1964 - Le Pont de Londres: Guignol's band II, Gallimard, Parijs, 1964 (eerste vertaling in het Nederlands als De Brug van Londen, Guignol's Band II door F. van Woerden)
- 1969 - Rigodon, Gallimard, Parijs, 1969 (eerste Nederlandse vertaling als '"Rigodon door F. van Woerden)
Pamfletten
- 1936 - Mea culpa
- 1937 - Bagatelles pour un massacre
- 1938 - L'école des cadavres
- 1941 - Les beaux draps
Briefwisselingen
- 1979 - Cahiers Céline 5: Lettres à des amies. Paris, Gallimard.
- 1981 - Cahiers Céline 6: Lettres à Albert Paraz 1947-1957. Paris, Gallimard.
- 1984 - Lettres à son avocat: 118 lettres inédites à Maître Albert Naud. Paris, La Flûte de Pan.
- 1985 - Lettres à Tixier: 44 lettres inédites à Maître Tixier-Vignancour. Paris, La Flûte de Pan.
- 1987 - Lettres à Joseph Garcin (1929-1938). Paris, Librairie Monnier.
- 1988 - Lettres à Charles Deshayes, 1947-1951. Paris, Bibliothèque de Littérature Française Contemporaine.
- 1989 - Le questionnaire Sandfort, précédé de neuf lettres inédites à J.A. Sandfort. Paris, Librairie Monnier.
- 1991 - Lettres à la N.R.F. 1931-1961. Paris, Gallimard.
- 1991 - Lettres à Marie Bell. Aigre, Du Lérot.
- 1991 - Céline et les éditions Denoël, 1932-1948. Paris, IMEC.
- 1995 - Lettres à Marie Canavaggia, 1: 1936-1947. Tusson, Du Lérot.
- 1995 - Lettres à Marie Canavaggia, 2: 1948-1960. Tusson, Du Lérot.
- 1998 - Lettres de prison à Lucette Destouches et à Maître Mikkelsen (1945-1947). Paris, Gallimard.
- 2002 - Lettres à Antonio Zuloaga (1947-1954), texte établi, présenté et annoté par Eric Mazet, préface de Philippe Sollers, La Sirène, Paris, 2002 (imprimerie Du Lérot, Tusson).
Door Tardi geïllustreerde romans
- 1988 - Reis naar het einde van de nacht, Van Oorschot
- 1989 - Casse-pipe, Futuropolis (niet vertaald)
- 1991 - Mort à crédit, Futuropolis (niet vertaald)
Overig
- 1924 - La vie et l'œuvre de Philippe Ignace Semmelweis. Simon, Rennes.
- 1925 - La Quinine en thérapeutique. Librairie O. Doin, Paris.
- 1933 - L'église. Denoël & Steele, Paris.
- 1948 - Foudres et flèches. Éd. F. Chambriand, Paris.
- 1950 - Scandale aux abysses. Éd. F. Chambriand, Paris.
- 1955 - Entretiens avec le professeur Y. Gallimard, Paris.
- 1959 - Ballets sans musique, sans personne, sans rien. Gallimard, Paris. Bevat: La Naissance d'une fée, Voyou Paul, brave Virginie et Van Bagaden die reeds verschenen waren in Bagatelles pour un massacre, daarnaast Foudres et flèches en Scandale aux abysses.
- 1983 - Arletty, jeune fille dauphinoise. La flûte de Pan, Paris.
- 1987 - Préfaces et dédicaces. Du Lérot, Tusson.
- 1997 - Histoire du petit Mouck. Éditions du Rocher.
- 1978 - Progrès. Mercure de France, Paris.
Biografieën
- 1976 - Frédéric Vitoux, Bébert, le chat de L.-F. Céline. Paris, Grasset.
- 1977 - Album Céline: iconographie réunie et commentée par Jean-Pierre Dauphin et Jacques Boudillet. Paris, Gallimard. Bibliothèque de la Pléiade.
- 1977-1985 - François Gibault, Céline. Paris, Mercure de France (3 delen).
- Deel 1: 1894-1932, Le temps des espérances. 1977.
- Deel 2: 1932-1944, Délires et persécutions. 1985.
- Deel 3: 1944-1961, Cavalier de l’apocalypse. 1981.
- 1981 - Philippe Muray, Céline. Paris, Seuil. (heruitgegeven door Gallimard, 2001).
- 1987 - Frédéric Vitoux, Céline. Paris, Belfond.
- 1988 - Frédéric Vitoux, La Vie de Céline. Paris, Grasset.
- 1993 - Philippe Almeras, Céline: entre haines et passion. Paris, Robert Laffont.
- 1999 - Nicholas Hewitt, The Life of Céline: a Critical Biography. Oxford, Blackwell.
- 2004 - Eric Mazet et Pierre Pécastaing, Images d'exil, Louis-Ferdinand Céline 1945-1951, préface de Claude Duneton. Tusson, Editions du Lérot, Tusson.
Externe links
- (fr) door Arletty voorgelezen uittreksels uit Mort à Crédit
- (fr) Site gewijd aan Céline: bevat belangrijke bronnen betreffende Céline
- (fr) Website van het Bulletin célinien. Het Bulletin célinien is een sinds 1981 verschijnend maandblad, geheel gewijd aan werken en leven van Céline.
- (fr) 'Tout Céline?' (artikel verschenen in november 1984 van het Bulletin célinien): verschillende meningen over het al dan niet heruitgeven van Célines antisemitische pamfletten
- Biblioweb
Bronnen, noten en/of referenties:
- ↑ Céline verwijst ernaar in zijn roman Reis naar het einde van de nacht.
Bronnen