Amsterdamse Schouwburg (1664-1772)
Publiek komt aan bij de ingang (het poortje) van de Schouwburg aan de Keizersgracht in Amsterdam. Ingekleurde gravure door S. Fokke naar J. de Beyer, gesigneerd en ongedateerd; midden achttiende eeuw. Het poortje aan de Keizersgracht (nr. 384) bestaat nog steeds. De daarachter gelegen schouwburg brandde in 1772 af.
Naam | Amsterdamse Schouwburg (1664-1772) |
---|---|
Eerdere naam | Amsterdamse Schouwburg (1637-1664) |
Latere naam | Stadsschouwburg Amsterdam (1774-1890) |
Plaats | Amsterdam |
Type | Theatergebouw |
Thema | Toneel |
Openingsdatum | 26 mei 1665 |
Gesloten | Nee |
Wikidata ID (Q-nummer) | Q2483786 |
Info | Waarde |
---|---|
Afbeelding | Schouwbrug van campen1.jpg |
Postcode: | Geen postcode beschikbaar |
Openingsdatum: | 1 jan 1637 |
Op de kaart: | Ga naar kaart... |
Wikimedia Commons: | Galerie (Wikimedia Commons) |
Gelegen in: | Amsterdam (Q9899) |
Bekijk deze en meer informatie op de website van Wikidata, of lees de pagina Schouwburg van Van Campen op Wikipedia.
Bouwgegevens
Bouwjaar: 1664
Architecten: Jacob van Campen, Philip Vingboons
Verbouwing: 1765 (Uitbreiding voorgebouw)
Verbouwing: 1768 (Uitbreiding aantal loges. Ter gelegenheid van het bezoek van stadhouder Willem V, op 1 juni, wordt in de zaal een grote, aparte galaloge gebouwd, waarvoor de schouwburg drie weken moet sluiten; daarna wordt de loge weer verwijderd)
Verbouwing: 1769 (Vergroting toeschouwersruimte, verhoging zaalplafond)
Openingsdatum: 26 mei 1665
Brand: 11 mei 1772: De schouwburg brandt tijdens de voorstelling af.
Geschiedenis
Omvangrijke verbouwing van de oude schouwburg
Links: Het toneel van de Schouwburg aan de Keizersgracht. Rechts: De zaal van de Schouwburg aan de Keizersgracht. Gravures, 18de eeuw. Collectie TIN.
Omdat de vorige schouwburg uit 1637 door de vorm van toneel en zaal niet meer voldeed aan de eisen van het veranderende repertoire, besloten de regenten der godshuizen (het Wees- en Oudemannenhuis) tot een omvangrijke verbouwing. Er werd een groot stuk van de tuin bijgetrokken, en de zaal werd een kwartslag gedraaid.
Ook de toneelinrichting werd grondig veranderd en aangepast aan uitvindingen van Giacomo Torelli. Daardoor werd het z.g. ‘changement à vue’ mogelijk, waarbij de coulissen simultaan gewisseld konden worden. Hiermee was de Amsterdamse Schouwburg, ná Parijs, een van de eerste theaters in Europa. Ook de installatie voor het Kunst- en vliegwerk werd vervolmaakt. Onder het toneel werd ruimte gecreëerd voor diverse zinkluiken, en er kwam een voor die tijd ruime orkestbak. De lengte van zaal en toneel werd ruim verdubbeld tot 44 meter. De ingang bleef aan de Keizersgracht.
Tijdens de verbouwing traden de aan de schouwburg verbonden acteurs op in een daartoe ingericht huis aan het Droogbak. De eerste steen van de grote uitbreiding werd gelegd door Maria Vos, dochter van een van de schouwburghoofden die ook de allegorie bij de opening schreef.
Kort na de feestelijke opening werd de schouwburg voor enkele maanden gesloten. Pas op 8 februari 1666 werd deze weer geopend. Waarschijnlijk had dit te maken met de onfortuinlijk verlopen zeeslag op 13 juni 1665 tijdens de tweede Engelse oorlog. In 1672 werd de schouwburg opnieuw gesloten wegens oorlogsdreiging en op 25 november 1677 weer geopend met enkele muziekuitvoeringen. Waarschijnlijk lagen er meerdere redenen ten grondslag aan deze langdurige sluiting.
Links: Voorpoort van de Schouwburg aan de Keizersgracht; Rechts: Voorplein en binnenpoort van de Schouwburg aan de Keizersgracht. Ongekleurde gravure door Willem Writs, ongesigneerd en ongedateerd.
Het bestuur
Het bestuur van de Nieuwe Schouwburg, zoals het gebouw aan de Keizersgracht ook wel genoemd werd, bestond uit zes hoofden of regenten, die door de burgemeesters werden benoemd, op voordracht van de regenten van de godshuizen. Op 21 augustus 1680 werd door de burgemeesters bepaald dat de regenten van het Wees- en Oudemannenhuis voortaan zouden beslissen over alle uitgaven, ook de aanschaf van kostuums en decoraties.
De regenten van de schouwburg werd zo dus bijna alle macht ontnomen. Al spoedig klaagden zij over versleten en onvolledige kostuums, half afgeschilderde decoraties, achterstallig onderhoud van de technische installaties, en op 24 mei deelden zij per brief mee dat zes van de beste acteurs waren vertrokken. De verwachting was dat er meerdere zullen volgen, en dat er geen nieuwe aangesteld konden worden, aangezien zij de kans liepen niet of slecht betaald te zullen worden. Daarop namen de schouwburgregenten hun ontslag.
Dat op hun gedrag ook wel het een en ander was aan te merken, bleek wel uit latere gegevens. Zo rekenden zij voor het lezen van enkele drama’s f 128, richtten zij een ‘vrouwenmaal’ aan voor f 125 en trakteerden zij zichzelf op oesters en wijn bij de besprekingen. Ook werd er een tuin gehuurd waar feesten werden gegeven; alles op kosten van de schouwburg. De hieruit volgende ongerechtigheden in de boekhouding kwamen later aan het licht.
Aan het eind van de zeventiende, begin achttiende eeuw was het gebruikelijk geworden dat toneelspelers zelf voor hun kostuum zorgden. De zuinigheid van de regenten was hier waarschijnlijk de oorzaak van. Dit had grote nadelen; zo kon de directie niet bepalen wat de spelers op het toneel droegen, en dienden zij vergoedingen te betalen voor kostuums die zij niet gekozen zouden hebben. Ook konden de acteurs makkelijker weglopen en elders emplooi vinden: een kostuum hadden ze al. Na ongeveer 1708 werden er weer regelmatig nieuwe decoraties toegevoegd, o.a. van Cornelis Troost.
In 1693 was het bestuur van de schouwburg in handen van de regenten der Godshuizen, en benoemden zij twee directeuren die het beheer voerden.
Eeuwfeest
Op 3 januari 1738 was het honderd jaar geleden dat de eerste Amsterdamsche Schouwburg geopend werd met de Gijsbreght van Aemstel. Dit feit werd op die datum groots herdacht. Met veel uiterlijk vertoon werden de hoogwaardigheidsbekleders ontvangen, Jacob de Wit had nieuwe decoraties geschilderd en het orkest was uitgebreid tot 25 man die een gelegenheidsstuk uitvoerden van Antonio Vivaldi, volgens sommige bronnen, door hemzelf gedirigeerd.
In mei 1747 werd de schouwburg op aandringen van de kerkenraad wegens de oorlog met Frankrijk voor twee jaar gesloten.
In 1753 keerde Jan Punt als acteur terug in de schouwburg, en nam weer een aantal grote rollen op zich. Behalve als graveur werkte hij ook als kastelein van de schouwburg en bewoonde een atelier en enkele vertrekken in het theater. Marten Corver was een leerling van hem.
Vorstelijke Loge
De Amsterdamse Schouwburg was bestemd voor het geheel van de burgerij in haar verschillende rangen en standen. Anders dan vele vooraanstaande theaters in het buitenland bezat de Schouwburg geen vorstelijke loge. Het ontbreken daarvan is misschien symbolisch voor de positie die de stadhouder bekleedde en ook voor de plaats die het Amsterdamse patriciaat hem (en zichzelf) toekende: een prinselijk dienaar der Staten, maar geen monarch. Mocht de stadhouder ooit de Schouwburg bezoeken, dan bood men hem de beste plaats aan in de burgemeestersloge.
In 1768 was Stadhouder Willem V twintig jaar en nog maar net aan het bewind. Bij zijn kennismakingsbezoek aan Amsterdam, samen met zijn jonge gemalin Wilhelmina, de dochter van de koning en zuster van de kroonprins van Pruisen, wilden de burgemeesters kennelijk een gebaar maken. Ter gelegenheid van zijn bezoek aan de schouwburg werd er een grote Vorstelijke Loge in de zaal aangebracht. Op onderstaande prent is die te zien.
De Vorstelijke Loge in Amsterdamse Schouwburg. Ingekleurde gravure, met goud gehoogd, door Simon Fokke.
De tekenaar doet ons vanaf het midden van het voortoneel de zaal inkijken, die gevuld is met feestelijk uitgedoste notabelen. De voorstelling is zojuist begonnen: we zien van achter, vlak voor het voetlicht, de acteur Jan Punt, gekleed als Apollo, bij het uitspreken van de door Jan Nomsz geschreven berijmde welkomstgroet voor het vorstelijk paar. De Vorstelijke Loge was gebouwd door de meester-timmerman Jan Smit, naar een tekening door de kunstschilder Andries van der Groen (die ook als decorontwerper aan de Schouwburg werkzaam is geweest). Om het bouwsel aan te brengen was de Schouwburg sinds 16 mei gesloten geweest. (Bron: Wiebe Hogendoorn, "De schouwburg in beeld. Amsterdamse toneelscènes 1665-1772", 2012)
Brand in 1772
Brand van de Schouwburg. Ingekleurde gravure, met goud gehoogd, ongedateerd en ongesigneerd (toegeschreven aan Simon Fokke). Onderschrift: ‘Afbeelding der eerst uitslaande Vlamme in den Amsterdamschen Schouwburg, op Maandag den 11 May 1772 des Avonds even over half negen Uren’.
Op maandag 11 mei 1772 vond een voorstelling plaats van het Vlaamse operagezelschap van Jacob Toussaint Neyts, De deserteur van L.S. Mercier. Het tweede bedrijf speelde in een donkere gevangenis. In het voetlicht bevonden zich een aantal met kaarsvet gevulde blikken bakken, die men brandend kon laten zakken, en die dan met een plank konden worden afgedekt, om zodoende het toneel te verduisteren. Toen men voor het volgende bedrijf de bakken weer omhoog haalde, was door de hitte het kaarsvet gaan smelten, en stroomde brandend over de vloer. Eén der machinisten meende het vuur met een emmer water te kunnen doven, doch daardoor verspreidde het zich nog sneller. Het rechter voorscherm vatte vlam en stak een gordijn aan, waarna de brand zich razendsnel verder uitbreidde. Enkele acteurs – waaronder Gerrit Brinkman die tevens toneelmeester was – maanden het publiek tot kalmte, maar toen de touwen doorbrandden en de kaarsenkronen in de toneelopening neerstorten, was de paniek compleet. De orkestleden hadden zich via een gang onder het toneel in veiligheid kunnen brengen. De bezoekers uit de zaal vluchtten naar de uitgang achter in de zaal, die echter op slot was. Het publiek uit de loges moest via nauwe gangen de steile trappen naar de begane grond af, waarbij vooral dames met wijde rokken de doorgang versperden. Het publiek van de tweede gaanderij was er nog slechter aan toe. Ook daar waren de uitgangen op slot en sommigen sprongen vanaf de gaanderij op goed geluk in de zaal. Reeds na een half uur sloegen de vlammen uit het dak, en verplaatste het vuur zich via de huizen in de Runstraat en de Prinsengracht. Op de toegangspoort na brandde het hele theater uit – waarbij Jan Punt het grootste deel van zijn prentenverzameling verloor.
De brand van de Schouwburg, gezien vanaf de Keizersgracht (met rechts de voorpoort van de Schouwburg). Ingekleurde gravure, goud gehoogd, door en naar N. v.d. Meer, ongedateerd.
Na korte tijd bleek dat het terrein van de afgebrande schouwburg reeds verkocht was, zodat op die plek geen nieuwe schouwburg kon komen. De tegenstand tegen het bouwen van een nieuwe schouwburg werd geleid door ds. J.C. Mohr, die vanaf de kansel reeds had gewezen op de terechte straf voor het goddeloos toneelbedrijf. Er werd een commissie benoemd om de vragen over een nieuwe schouwburg te beantwoorden. Op 8 april 1773 rapporteerde zij dat "voor een stad als Amsterdam een schouwburg nuttig en nodig was".
Hierna werd de nieuwe schouwburg vanwege het brandgevaar niet meer in het centrum, maar aan de rand van het centrum, op het Leidseplein gebouwd, zie verder: Stadsschouwburg Amsterdam (1774-1890).
Meer over de brand, zie: Brand van de Amsterdamse Schouwburg in 1772.
Decorprenten
Voor een uitgebreide beschrijving van de decors zie Decorprenten Amsterdamse Schouwburg (1664-1772)
Bronnen
- Theaters in Nederland sinds de zeventiende eeuw. Redactie Bob Logger, Eric Alexander, Menso Carpentier Alting, Nico van der Krogt, Nathalie Wevers. Theater Instituut Nederland, 2007