Uit TheaterEncyclopedie
Johannes Louis van Ollefen

Naam | Johannes Louis van Ollefen |
---|---|
Geboortedatum | 17 juni 1815 |
Geboorteplaats | Amsterdam |
Beroep | Acteur |
Discipline | Toneel |
Biografie
Johannes Louis van Ollefen is de tweelingbroer van de danser Andries Cornelis van Ollefen
Theater CV
Johannes Louis van Ollefen heeft bijgedragen aan 8 productie(s).
Johannes Louis van Ollefen heeft gewerkt in de volgende functies:
- Uitvoerende - Zie lijst (A-Z) of lijst (datum)
Het gehele overzicht van voorstellingen waaraan Johannes Louis van Ollefen heeft meegewerkt, voor zover geregistreerd in de Theaterencyclopedie:
NB: Bij de carrièreoverzichten zijn de voorstellingen gekoppeld aan de premièredatum. Het kan echter voorkomen dat personen niet aan de première meewerkten, maar pas later bij de voorstelling betrokken raakten.
Productie | Functie | Producent | Seizoen | Premièredatum | In regie van |
---|---|---|---|---|---|
Valeria | Uitvoerende | Amsterdam Stadsschouwburg | 1834/1835 | 14 januari 1835 | |
De mededingers of Wie zal het ambt hebben? | Uitvoerende | Amsterdam Stadsschouwburg | 1834/1835 | 1 april 1835 | |
Scipio en de spaansche bruid | Uitvoerende | Amsterdam Stadsschouwburg | 1835/1836 | 5 september 1835 | |
Soliman de tweede, of De drie sultanes | Uitvoerende | Amsterdam Stadsschouwburg | 1837/1838 | 11 april 1838 | |
Het visschersmeisje of De ruïne aan den oever van den Rhijn | Uitvoerende | Amsterdam Stadsschouwburg | 1839/1840 | 7 september 1839 | |
De brandstichting of de onschuldig veroordeelde | Uitvoerende | Amsterdam Stadsschouwburg | 1840/1841 | 9 september 1840 | |
De Engelschen op reis | Uitvoerende | Stadsschouwburg, Amsterdam (1774-1890) | 1854/1855 | 3 maart 1855 | |
Bataille van vrouwen | Uitvoerende | Stadsschouwburg, Amsterdam (1774-1890) | 1855/1856 | 16 februari 1856 |
Bronnen
- Productiedatabase
- Lexicon van Nederlandse Tonelisten van Joh. M. Coffeng 1965