Uit TheaterEncyclopedie
Ga naar: navigatie, zoeken


UploadenAfbeeldingDef.png
NaamJan Pieterszoon Sweelinck
Geboortedatum1562-05-??
Geboorteplaats Deventer
Overlijdensdatum16 oktober 1621
Overlijdensplaats Amsterdam
BeroepComponist, Musicus
DisciplineMuziektheater
Externe databases:
VIAF

Jan Pieterszoon Sweelinck (1562 - 1621) was een Nederlands componist, organist, klavecinist, muziekpedagoog, muziekorganisator en ensembleleider. Hij geldt als de belangrijkste Nederlandse componist van de Vroegmoderne Tijd, op de overgang van renaissance- naar barokmuziek.

Jeugd

Jan Pieterszoon Sweelinck was de oudste van drie kinderen van Pieter Sywertszoon (of Swibbertszoon) en Elsgen Sweling, dochter van de Deventer stadschirurgijn Johan Zwelick. De kinderen hanteerden de naam van hun moeder als achternaam vanwege de vooraanstaande positie van haar familie in Hanzestad Deventer. Vader Pieter was zoon van Swibbert van Keyzersweerd, een musicus die in de vroege 16de eeuw vanuit (het toen nog Nederlands-sprekende) Neder-Rijnland naar Deventer verhuisde, aldaar organist van de Grote of Sint Lebuïnuskerk werd. Bij zijn vrouw kreeg hij zeven kinderen onder wie Pieter, zijn latere opvolger als organist van de grote Deventer stadskerk.

In 1564 verhuisde Pieter Swibbertszoon met zijn familie naar Amsterdam waar hij organist van de belangrijkste stadskerk werd, de Oude of Sint Nicolaaskerk. Van Sweelincks vader noch van zijn grootvader zijn composities overgeleverd.

Leerjaren

In 1590 trouwde Jan Pieterszoon Sweelinck met Claesgen Puyner (?? - 2 januari 1637) uit Medemblik. Zij kregen zes kinderen: Dirk (1591-1652), Pieter (1593 - 1670), Dyeuwer (1596-1597), Ysbrandt (ca. 1600 - 1662), Jan (circa 1602 - 1662), en Elsge (1602-1664). Het echtpaar woonde in de Koestraat, op het terrein van een voormalig klooster.

Sweelinck leerde het klavierspel op orgel en klavecimbel vermoedelijk van zijn vader Pieter, die tot aan zijn dood in 1573 organist was aan de Oude Kerk. Pieter Swibbertszoon werd opgevolgd door Cornelis Boskoop. Aangenomen wordt dat Boskoop, in aansluiting op de dood van Pieter Swibbertszoon, de muzikale vorming van Jan Pieterszoon heeft voortgezet. In ieder geval is gedocumenteerd dat Sweelinck vanaf 1580 'voor vast' aan de Oude Kerk is verbonden (documenten uit de tijd daarvoor zijn verloren gegaan). Uit een latere uitlating van zijn vriend Cornelis Plemp valt echter op te maken dat Sweelinck al in 1577, op 15-jarige leeftijd, als vaste organist aan de Oude Kerk werkzaam was.

Na de dood van zijn vader heeft Sweelinck vermoedelijk ook les gehad van Jan Willemszoon Lossy (ca. 1545-1629), stadsspeelman van Haarlem. Mogelijk ook van de organisten van de Grote of Sint Bavokerk aldaar, Claas Albrechtszoon van Wieringen en Floris van Adrichem, die dagelijks het toenmalige hoofdorgel in de koorruimte van de grote Haarlemse kerk bespeelden.


Jan Pieterszoon Sweelinck heeft bijgedragen aan 9 productie(s).

Jan Pieterszoon Sweelinck heeft gewerkt in de volgende functies:


Het gehele overzicht van voorstellingen waaraan Jan Pieterszoon Sweelinck heeft meegewerkt, voor zover geregistreerd in de Theaterencyclopedie:

NB: Bij de carrièreoverzichten zijn de voorstellingen gekoppeld aan de premièredatum. Het kan echter voorkomen dat personen niet aan de première meewerkten, maar pas later bij de voorstelling betrokken raakten.

Curriculum Vitae Theatrum
Productie Functie Producent Seizoen Premièredatum In regie van
Kameropera Tournee door Duitsland Muziek De Kameropera 1943/1944 13 november 1943
Wie wind zaait... Muziek Stichting Weerwerk 1996/1997 1 november 1996 Matthijs Wils
Een zijn zonder verandering Muziek Henk van Ulsen 1996/1997 4 januari 1997 Carel Alphenaar
De reis van de liefde Muziek Stichting Muziektheater Nederland-Japan 2000/2001 27 oktober 2000 Juan C. Tajes
Proust 3: De kant van Charlus Muziek Ro Theater 2003/2004 15 mei 2004 Guy Cassiers
Doop Muziek Blokfluitensemble Praetorius 2005/2006 3 juni 2006
Gijsbreght van Aemstel Muziek Theater Instituut Nederland 2006/2007 4 februari 2007
De verb(l)azing Muziek Productiehuis Jeugdconcerten 2008/2009 9 mei 2009 Gijs de Lange
Pleidooi voor het wonder Muziek Brisk Recorder Quartet Amsterdam 2023/2024 23 december 2023



Venetiaanse invloed

Het is vooralsnog een raadsel bij wie Sweelinck zijn enorme vaardigheid in het componeren van met name zijn ensemblemuziek heeft ontwikkeld. Het hoge niveau van deze composities - waaronder meerstemmige toonzettingen van het gehele Geneefse psalter en van rooms-katholieke liturgische teksten en gezangen - kan niet terug te voeren zijn op uitsluitend zelfstudie.

In dit verband kan zeker waarde worden gehecht aan de mededeling van de 18e-eeuwse Duitse musicograaf Johann Mattheson, dat Sweelinck in Venetië bij Gioseffo Zarlino gestudeerd heeft. Tegenwoordig zijn er onderzoekers die menen dat dit op een misverstand berust. Wel was Sweelinck zeer goed bekend met Zarlino's leerboeken over muziek. Sweelincks tractaat met compositieregels, dat door verschillende Duitse leerlingen werd gekopieerd en waarop zij en later hun leerlingen voortborduurden, blijkt gebaseerd op de derde druk van Zarlino's beroemde en wijd en zijd in Europa verspreide muziek- en compositieleer Istitutioni harmoniche. In dit opzicht behoeft Sweelinck dan ook niet in Italië te zijn geweest: hij kan met Zarlino's schoolmakende muziektractaat gewoon in Nederland in aanraking zijn gekomen.

Dat hij op jonge leeftijd (tussen zijn 11de en 15de levensjaar) voor studiedoeleinden in Venetië kan zijn geweest staat niet op zichzelf. Van andere belangrijke 16e-eeuwse musici als Elias Nicolaus Ammerbach en John Bull weten wij dat zij eveneens op jonge leeftijd op studiereis gingen naar verre oorden - in hun geval naar Venetië en Spanje. Dit was in die tijd dus niet ongewoon. Bovendien weten wij uit het beroemde Schilder-Boeck uit 1604 van Carel van Mander dat Sweelincks jongere broer, de kunstschilder Gerrit Sweling (1566-1612), voor studie in Italië is geweest, zoals zo veel Noord- (en Zuid-)Nederlandse kunstschilders in die tijd. Het valt niet uit te sluiten dat Gerrit dit deed in gezelschap van zijn oudere broer Jan. De Italiaanse studiereis van de jonge Sweelincks kan zijn georganiseerd (en bekostigd) door Italiaanse kooplieden uit Amsterdam die behoord hebben tot het relatienetwerk van hun overleden vader. Tussen de handelssteden Amsterdam en Venetië bestonden intensieve contacten door de gehele 16de, 17de en de vroege 18de eeuw heen.

Een andere aanwijzing van Sweelincks pedagogische betrekkingen met Venetië - in persoon en/of door analyse van composities die in deze stad ontstaan zijn - is te vinden in zijn klavieroeuvre. Zijn toccata's en fantasia's zijn in stilistisch opzicht nauw verwant met klaviercomposities van Andrea Gabrieli, de organist van de San Marco.

Reputatie

Sweelincks reputatie in Amsterdam was zeer groot. Hij had de bijnaam de Amsterdamse Orpheus en verkeerde onder rijke en ontwikkelde kooplieden in Amsterdam en in de Muiderkring.

Door de trek van tal van jonge Duitse musici naar de Amsterdamse meester oefende Sweelinck grote invloed uit op de ontwikkeling van de orgel- en klavecimbelmuziek, met name in noordelijk Duitsland. Zijn invloed zou zelfs reiken tot aan de jonge Johann Sebastian Bach die in de orgelmeesters Johann Adam Reincken uit Hamburg en in Dieterich Buxtehude uit Lübeck - die zelf leerlingen waren geweest van Sweelincks oud-leerling Heinrich Scheidemann - inspirerende voorbeeldfiguren vond.

Sweelincks reputatie had ook betrekking op zijn expertise op het gebied van orgelbouw. In de loop van zijn leven werd hij meermalen aangezocht om te adviseren bij en keuringen te verrichten van nieuwe of gerestaureerde orgels. De plaatsen die hij hiervoor aandeed waren: Enkhuizen, Haarlem (1594), Deventer (1595, 1616), Middelburg (1603), Nijmegen (1605), Harderwijk (1608), Rotterdam (1610), Delft, Dordrecht (1610) en Rhenen (1616).

Van Sweelincks reputatie getuigde in de 18e eeuw het biografische muziekwoordenboek Grundlage einer Ehren-pforte (1740) van Johann Mattheson. Daarin valt in de hoofdstukken over Sweelincks leerlingen Jacob Praetorius II (hier Schulz geheten) en Heinrich Scheidemann te lezen (hier in vertaling): "Toen hij (d.i. Jacob Praetorius II) vernam dat in Amsterdam een voortreffelijke organist was, verlangde hij om daar naartoe te reizen en door hem te worden onderwezen. De kerkraad van de Sankt Jacobikirche (in Hamburg) moedigde hem daartoe aan en beloofde de helft van de kosten te zullen dragen. Het was de beroemde Jan Pieterszoon Sweelinck bij wie hij in de leer ging en die hem onder andere een geheel eigen manier van vingerzettingen leerde die toen heel ongebruikelijk was maar zeer goed. Schulz nam Sweelincks gebruiken en houding over die bijzonder aangenaam en achtenswaardig waren. Zo speelde hij zonder het lichaam veel te bewegen waardoor het leek alsof het moeiteloos gebeurde. Zijn natuurlijke wezen - ernstig, ordentelijk en bescheiden - was hem daarbij zeer behulpzaam. Het was niet alleen een lust om hem te horen, maar ook om hem te zien wanneer hij aan het orgel zat. Hans Scheidemann, de wakkere organist van de Sankt Catharinenkirche (in Hamburg), stuurde in dezelfde tijd zijn zoon Heinrich naar Holland. Zo kwamen de twee jonge, ambitieuze Hamburgers samen in Sweelincks school. Zij studeerden om het hardst, wat de meester zeer verheugde."

Pedagoog

Sweelinck moet niet alleen een voortreffelijk musicus zijn geweest: over zijn talenten als briljant improvisator aan het klavecimbel en op orgel werd bij zijn leven reeds hoog opgegeven. Maar ook ging een sterke roep van hem uit als muziekpedagoog. Vooral uit noordelijk Duitsland stroomden leerlingen naar Amsterdam toe om bij Sweelinck het orgelspel en compositie te leren. Dit gebeurde tijdens het Twaalfjarige Bestand (1609-1621) tijdens de Tachtigjarige Oorlog. In die periode werd Sweelinck bezocht door belangrijke Engelse musici als Orlando Gibbons in voorjaar 1613. Voor laatstgenoemde was dit collegiale contact van grote betekenis: Gibbons wijzigde zijn componeren voor toetsinstrumenten sinds zijn bezoek aan Sweelinck in verregaande mate.

Leerlingen van Sweelinck waren onder meer:

  • zijn zoon Dirck Janszoon Sweelinck, later zijn opvolger aan de Oude Kerk in Amsterdam
  • de Deventer organist Lucas van Lenninck die de eerste leraar was van de eveneens in Deventer geboren Jan Adamszoon Reinken (in Duitsland: Johann Adam Reincken
  • de blinde Utrechtse Domorganist Gerrit Wijerszoon
  • de eveneens blinde Pieter de Vooys uit Den Haag.
  • [Barend Andriessen uit Zwolle
  • Jan Pieterszoon Rijnsburg, organist van de Sint Pieterskerk in Leiden
  • Uit Duitsland Jacob Praetorius II
  • Paul Siefert
  • Heinrich Scheidemann
  • Samuel Scheidt
  • Gottfried Scheidt
  • Melchior Schildt

Doordat op zeker moment alle organistenplaatsen van de grote stadskerken van Hamburg bezet werden door oud-leerlingen van Sweelinck, kreeg de Amsterdamse musicus in Noord-Duitsland de erenaam Hamburgs organistenmaker.

Het is aan deze groep hoogbegaafde jonge Duitse musici te danken dat een belangrijk deel van Sweelincks klaviercomposities - die in de kern als compositie- en improvisatievoorbeelden bedoeld waren - bewaard bleef: door middel van handgeschreven kopieën die zij van compositie-originelen van hun leraar zelf, respectievelijk van afschriften daarvan uit diens leerlingenkring vervaardigden. In Nederland zelf is vrijwel geen handschrift met klaviercomposities van Sweelinck (als autograaf of in kopie) bewaard gebleven.

Religie

Hij werd katholiek geboren en opgevoed. Zijn vader stond als organist en kerkmusicus geheel in de rooms-katholieke traditie. Toen het Amsterdamse stadsbestuur in 1578 overging in protestantse handen, kon Sweelinck het orgel van de Oude Kerk niet meer bespelen tijdens de dienst en moest dit zoals gebruikelijk ervoor en erna. Het is onduidelijk of hij ooit protestant is geworden. Sommige auteurs menen dat zijn Cantiones het bewijs vormen van zijn blijvende katholieke sympathieën, evenals zijn verbondenheid met Vondel, die zich uitgesproken bekeerd had tot het katholicisme.

Sweelinck is volgens sommige historici altijd beroemd gebleven binnen de Nederduytsch Gereformeerde kerken vanwege zijn grote talent voor muziek. Kerkzang was ook onder katholieken in de volkstaal reeds langer gebruikelijk. Zijn persoonlijke theologische opvattingen speelden daarbij een ondergeschikte rol.

Werken en invloed

Sweelinck was als componist en als muziekpedagoog tot ver buiten de landsgrenzen bekend en beroemd. Reeds tijdens zijn leven verschenen vele van zijn vocale werken in druk en verspreidden zich over geheel Europa. Zo verschenen er in Berlijn zogeheten 'roofdrukken' in het Duits (in de zogeheten Lobwasser-vertaling) van Sweelincks meerstemmige zettingen van het Franstalige Geneefse psalter.

Van alle reizen die Sweelinck gemaakt heeft, staat er slechts één naar het buitenland geregistreerd: zijn dienstreis naar Antwerpen in 1604, bekostigd door de stad Amsterdam, waar hij bij de klavecimbelbouwers Ruckers in opdracht van het Amsterdamse stadsbestuur een nieuw klavecimbel kocht. Alleen het beschilderde deksel van dit stadsklavecimbel bleef bewaard.

De Engelse musici Peter Philips en John Bull, rooms-katholieken die naar de zuidelijke (of Oostenrijkse) Nederlanden waren gevlucht, zochten Sweelinck in Amsterdam op voor collegiaal contact. Philips deed dit in 1593 vanuit Brussel, John Bull ondernam veel later dezelfde reis met hetzelfde doel. Van laatstgenoemde is een fuga overgeleverd dat op een thema van Sweelinck gebaseerd is. In het beroemde (handgeschreven) Fitzwilliam Virginal Book, dat rond 1600 werd samengesteld uit 297 composities voor het toetsinstrument virginaal, blijken vier composities van Sweelinck te zijn opgenomen.

Opmerkelijk genoeg zijn tijdens Sweelincks leven geen klavierwerken (orgel, klavecimbel) uitgegeven. Wel verzorgde zijn oud-leerling Samuel Scheidt de uitgave van een verzameling van driestemmige fantasieën, daarvan is tot nog toe geen enkel exemplaar in een bibliotheek of archief aangetroffen.

Hoewel van Sweelinck bekend is dat hij veel meer muziek heeft geschreven, onder meer voor andere instrumentale en/of vocale bezetting, lijkt daarvan niets bewaard te zijn gebleven.

Klavierwerken

Van Sweelinck zijn meer dan 70 composities voor 'klavier' (orgel, klavecimbel) overgeleverd. De belangrijkste zijn:

  • 13 Koraalvariaties, over melodieën uit het Geneefse Psalter, uit de Luthers-protestantse kerkliedtraditie en uit het Gregoriaans. (waaronder "Puer nobis nascitur", "Onse Vader in Hemelrijck", "Erbarm dich mein, o Herre Gott", "Allein Gott in der Hoh' sei Ehr", "Nun freut euch, lieben Christen gmein", "Christe qui est lux et dies", "Ich ruf zu dir, Herr Jesu Christ").
  • 14 Monothematische fantasieën, waaronder de beroemde chromatische fantasie.
  • 6 Echofantasieën.
  • 15 Toccata's
  • 8 Variatiereeksen over wereldlijke liederen (waaronder "Unter der Linden grune", "Est-ce Mars?", "Ick voer al over Rhijn", "Mein junges Leben hat ein End")
  • Ballo del granduca (variatiereeks)
  • Engelsche fortuyn (variatiereeks)
  • More palatino (variatiereeks)

Sweelinck, die persoonlijk bekend, mogelijk zelfs bevriend was met naar de zuidelijke Nederlanden gevluchte Engelse musici Peter Philips en John Bull, verbond in deze werken variatiekunst en de virtuoze stijl van de Engelse virginalisten met de Spaanse orgelstijl en met die van Italiaanse meesters als Andrea Gabrieli en ook Claudio Merulo. Hierdoor ontwikkelde Sweelinck een geheel eigen stijl waarin een hechte constructie, helderheid, terughoudendheid maar ook geestigheid kenmerkend zijn. De fantasieën vertonen al veel kenmerken van de klassieke fuga.

Het gebruik van echo's in de muziek was rond 1600 vrij populair in de klassieke muziek. Ook Sweelinck heeft aan dit genre bijdragen geleverd. In de Oude Kerk beschikte Sweelinck over een orgel uit 1539 met drie manualen en pedaal dat volop mogelijkheden bood om deze effecten te realiseren. Sweelinck is de eerste componist van wie bekend is dat hij de echo-mogelijkheden die veel orgels al sinds het einde van de 15e eeuw boden, op deze wijze benutte.

Als organist van de Oude Kerk was Sweelinck in dienst - als 'stadtmusicyn' - van het gemeentebestuur van Amsterdam. Dit betekende dat hij alleen voor en na kerkdiensten het orgel van de Oude Kerk diende te bespelen, maar niet tijdens. De protestantse samenzang - gebaseerd op het Geneefse Psalter in een Nederlandse vertaling - weerklonk in zijn tijd zonder orgelbegeleiding. Een voorzanger met krachtige stem leidde de meestal massale samenzang tijdens kerkdiensten.

Buiten kerkdiensten verzorgde hij in het monumentale gebouw doordeweekse orgelbespelingen, die in de loop van de tijd uitliepen op concerten met meerdere musici in ensemblevorm. Voor dit doel werd lang na Sweelincks dood onder het grote orgel van de Oude Kerk een aparte podiumtribune gebouwd, waarop onder meer stadsmusici (in vaste dienst van Amsterdam) regelmatig musiceerden.

Deze burger-concertpraktijk in de Oude Kerk - waardoor de eerste 'burgerconcertzaal' van heel noordelijk Europa tot stand kwam - heeft grote gevolgen gehad op de ontwikkeling van de klassieke muziek. Kooplieden, onder andere uit het Oostzeegebied, die regelmatig in Amsterdam vertoefden zetten deze Amsterdamse burger-concertpraktijk in een monumentale kerk voort in eigen woon- en leefsituaties. Het ontstaan van de zogeheten 'Abendmusiken' in de Marienkirche in Lübeck - waarmee altijd de naam van Sweelincks 'kleinzoon-leerling' Dietrich Buxtehude historisch verbonden zal zijn - is direct op de concertpraktijk van orgelvirtuoos en ensembleleider Jan Pieterszoon Sweelinck (en zijn opvolgers) in de Oude Kerk van Amsterdam terug te voeren.

In het milieu van rijke, kunstlievende en intellectueel-geaarde kooplieden trad Sweelinck regelmatig in ruime Amsterdamse grachtenpanden op, ofwel als klavecimbelvirtuoos dan wel als leider van een "Collegium Musicum" ter plekke. Zijn ensemblecomposities op Franse en Italiaanse teksten waren in aanleg bedoeld voor min of meer vaste groepen van goed-muzikaal ontwikkelde muziekliefhebbers uit dit milieu.

Ensemblemuziek

Sweelincks ensemblewerken - in aanleg voor zangstemmen bedoeld - zijn in zekere zin veel minder vernieuwend en staan nog geheel in de traditie van de Nederlandse School. Zijn ruim 250 vocale ensemblewerken - solistisch bezet - kunnen als volgt ingedeeld worden:

  • Vier verzamelingen van stemboeken die a capella bewerkingen voor vier tot acht stemmen behelsen van alle oorspronkelijke Franstalige psalmliederen uit het 16de-eeuwse Calvinistisch-protestantse psalmgezangboek.
  • De Cantiones Sacrae voor vijf stemmen, op teksten uit de Rooms-katholieke liturgie, waaraan de uitgever, om voorkoopbaarheidswille, een basso continuopartij toevoegde.
  • De Rîmes (bevat deels bewerkingen van Italiaanse madrigalen van andere componisten), Chansons en Madrigalen op wereldlijke Franse en Italiaanse teksten.
  • Gelegenheidscomposities: canons en bruiloftsmotetten.

'Tabulatura'

In 1630 (ten tijde van de Dertigjarige Oorlog in het toenmalige Duitsland) kondigde de Duitse uitgever Melchior Oelschlegel uit Halle de publicatie aan van een verzameling muziekstukken: Tabulatura. Fantasien mit 3. Stimmen durch alle Tonos von J.P. Sweelinck Organisten zu Amsterdam komponiert und von Samuele Scheid Hallense kologirt.

Tot op heden zijn geen exemplaren van deze, door Sweelincks oud-leerling Samuel Scheidt verzorgde muziekuitgave van driestemmige fantasieën van de Amsterdamse meester in bibliotheken en archieven aangetroffen. Mogelijk is de uitgave niet tot stand gekomen ten gevolge van de vernietigende oorlog.

Maar in de stedelijke muziekbibliotheek in Leipzig wordt een 17de-eeuws muziekhandschrift bewaard met daarin 13 driestemmige fantasieën die in allerlei toonsoorten geschreven zijn. Bij geen van deze muziekstukken staat een auteursnaam aangetekend. Een van deze composities komt voor in een muziekhandschrift dat in Wenen wordt bewaard (in het archief van het Minoritenklooster) en draagt de naam 'P. Sivert'. Het gaat hierbij om Paul Siefert die leerling van Jan Pieterszoon Sweelinck is geweest. Dit heeft tot de (niet-onaangevochten) conclusie gevoerd, dat het met de Fantasieën-verzameling in Leipzig zou gaan om de handgeschreven kopie van de Sweelinck-muziekuitgave uit 1630. Afschriften maken ook van eertijds zeer kostbare muziekdrukken was een (beruchte) praktijk onder beroepsmusici die zich hierdoor nieuw repertoire konden verschaffen.

Op grond van de kwaliteit - een subjectief begrip - van de anonieme Leipziger fantasieën-verzameling wordt het inmiddels vrijwel uitgesloten geacht dat Sweelinck er de auteur is geweest. In de internationale 'Sweelinckvorsing' wordt wel de hoop gekoesterd dat een exemplaar van de in 1630 aangekondigde Tabulatura-uitgave aangetroffen gaat worden in het enorme volume van Duitse bibliotheek- en archiefbestanden die in 1945 als oorlogsbuit door en naar Rusland werden meegenomen maar die inmiddels geleidelijk naar Duitsland terugkeren. Veel onderdelen ervan zijn namelijk nooit goed gecatalogiseerd geweest.

Sweelincks orgels

Sweelinck speelde en componeerde in een tijd waarin algemeen de middentoonstemming in gebruik was, een stemming met in de gangbare toonsoorten vrijwel reine (zwevingvrije) tertsen. Tegenwoordig zijn er nog maar weinig orgels in deze stemming, zodat een historische uitvoering van Sweelincks werken tot de zeldzaamheden behoort. Veel van de levendigheid van de middentoonstemming gaat verloren bij een uitvoering in een moderne stemming, waarin de karakteristieke verschillen tussen de toonsoorten zijn verdwenen. Goed bespeelbare orgels uit de tijd van Sweelinck in de (1/4 komma) middentoonstemming vind men nog in Leiden (Pieterskerk,1446), Alkmaar (Grote Kerk,1511) Oosthuizen (Grote Kerk, 1521?), Krewerd (Hervormde Kerk, 1531) en Amsterdam (Oude Kerk, transeptorgel, 1658).

In Sweelincks tijd stonden in de Oude Kerk tenminste twee orgels. Het grote kerkorgel, met drie manualen (of handklavieren) tegen de toren- of westwand, was tussen 1539 en 1545 gebouwd door Hans van Keulen, Hendrik en Hermann Niehoff en Jasper Janszoon. Het tweemanualig koororgel was in de jaren 1544 en 1545 door Hendrik Niehoff en Jaspar Janszoon gebouwd.

Het grote orgel had de volgende dispositie:

  • Hoofdwerk: Prestant 16', Octaaf 8'+4', Mixtuur, Scherp
  • Bovenwerk: Prestant 8', Holpijp 8', Open fluit 4', Nasard 2 2/3', Sifflet 1', Cimbel, Trompet 8', Zink 8' (discant)
  • Rugpositief: Prestant 8', Octaaf 4', Mixtuur, Scherp, Quintadena 8', Holpijp 4', Sifflet 1 1/3', Regaal 8', Baarpijp 8', Schalmij 4'
  • Pedaal: Nachthoorn 2', Trompet 8'

Het koororgel had de volgende dispositie:

  • Hoofdwerk: Holpijp 8' Prestant 4', Octaaf 2', Mixtuur, Scherp, Quintadeen 8', Gemshoorn 2', Sifflet 1 1/3 ', Schalmei 4'
  • Borstwerk: Holpijp 4', Kromhoorn 8', Regaal 8'
  • Pedaal: Trompet 8'

Bronnen