Column Jacques Klöters 28 oktober 2013

Uit TheaterEncyclopedie
Ga naar: navigatie, zoeken


Column Jacques Klöters 28 oktober 2013

Affiche De zoon van Louis Davids, 1983. Ontwerp: Anton Misset. Collectie TIN.

Ik moest vanmorgen denken aan de première van de musical De Zoon van Louis Davids, vandaag dertig kaar geleden: Scheveningen, circustheater 28 oktober 1983. Wat ging er mis?

Gerben Hellinga en ik hadden die show geschreven, het was mijn eerste kennismaking met componist Martin van Dijk, we hadden een cast vol sterren, de decors en kostuums waren smaakvol en de regisseur Dimitri Frenkel Frank was handig en ervaren. Bart de Groot produceerde de show en zorgde als een vader voor iedereen. Het kon niet eigenlijk niet mis gaan, vond Bart, maar op de achtergrond knaagde bij iedereen de twijfel.

In de auto heen zei Gerben "Nou gaan we voor de bijl". We herinnerden ons het moeizame werkproces dat maanden geduurd had en waarin we af en toe radeloos waren geweest. In het Scheveningse Kurhaus waar we zouden overnachten, kregen we een dinertje aangeboden. We deden ons best opgewekt te zijn maar als het gesprek even stokte, vielen onze gedachten als stenen in de vijver van onze gemoedsrust. We gingen naar het theater. Daar stond Bart de Groot die er in zijn witte smoking uitzag als een circusdirecteur. Hij leek kaler dan ooit en was druk in de weer met persmappen, souveniralbums en platen.

In de nauwe entree van het theater stonden veel bekenden die me bemoedigende blikken toewierpen. Ik bracht m’n kadootjes, de zg. 'toi’s' naar de artiesten die druk bezig waren met de gebruikelijke rituelen. Overal klonk ‘toi toi toi’ en er werd naar oud gebruik over elkaars schouders getuft. Ouderen als Joost Prinsen, Johan Ooms en Gerrie van der Klei deden het nonchalant. De jonkies deden het met grote overgave alsof het een belangrijk onderdeel voor een examen betrof.

In de zaal zitten overal bekenden en prominenten. Onze plaats is middenin aan het dwarspad en ik voel me enorm bekeken. De voorstelling is goed, maar wat zit er toch veel tekst in en waar zijn de grappen gebleven? Maar dan komt Karin Bloemen op. Niemand kent haar nog, het is haar debuut. De zaal die tot dusver loodzwaar en afwachtend is, geeft zich snel aan haar grote talent gewonnen. Haar nummer is de geplande showstopper. Wat een debuut!

Karin Bloemen in de musical De zoon van Louis Davids, 1983. Bron: Website labloemen.nl Kostuum gedragen door Karin Bloemen in het nummer De kat zit op het plat uit de musical De zoon van Louis Davids van Gerben Hellinga en Jacques Klöters 74826.jpg Jurk gedragen door Karin Bloemen in het nummer De kat zit op het plat uit de musical De zoon van Louis Davids van Gerben Hellinga en Jacques Klöters 74831.jpg

Karin Bloemen transformeert door haar Volendams kostuum uit te trekken; de twee kostuums gedragen door Karin Bloemen in het nummer "De kat zit op het plat" uit de musical De zoon van Louis Davids. Ontwerp kostuums: Leonie Polak. Collectie TIN.


In de pauze hou ik het niet uit tussen het publiek, ik kan niemand gerust in de ogen zien, ik vertrek naar achteren, roep tegen de artiesten dat het prachtig gaat en ga verder bleek voor me uit zitten staren. Gerben loopt relaxed door het publiek en is zichzelf. De tweede helft van de show loopt vlot en is een goed succes. Soms valt het zonderling stil. De slotscène mist de ontroering waar we zo op gehoopt hadden. Jenny Arean is op het toneel liever tegen Jan Mesdag dan ooit te voren.

Tijdens het daverende slotapplaus komen Gerben en ik het toneel op. Ik voel me daar meer op m'n gemak dan in de zaal. Als het doek gevallen is, meteen hectische taferelen op het toneel en in de gangen, gejoel, gegil van opluchting. Veel gezoen in de koffiekamer, champagne. Kadootjes, aardigheden, complimenten. Vrienden drukken me snikkend aan de borst. Zwaar opgemaakte vrouwen toasten en roepen raadselachtigheden. Drank, hapjes, een reusachtige taart waarop het affiche staat afgebeeld, daarnaast staan twee bezoekers, de directeuren van Theater Carré in donkere pakken ernstig te wezen.

Ik voel me alsmaar ongemakkelijker worden. De gesprekken gaan overal over, maar te weinig over de show naar mijn smaak. Mijn wantrouwen groeit. Ik ben slecht in complimentjes ontvangen. De formuleringen klinken te gezocht aardig. Sommige wat naïeve gasten vragen "wat vond je er zelf van?" of "hoe ging het vanavond?" Er is ook wel echte hartelijkheid maar er hangt onzekerheid in de lucht en dat lijk je wel te kunnen ruiken. Of is het mijn onvermogen om te genieten, waarom hoor ik geen kritiek? Is dat goed fatsoen om die op een feestje voor je te houden? Waarom liegt iedereen?

Ik sta plotseling heel alleen naast de heren van Carré die naast de taart staan en het feestje lijken te bewaken. Ik ken ze niet, ze kijken me vriendelijk-neutraal aan. "wat vindt u ervan?" vraag ik aan Bob van der Linden. "Ik zal het maar eerlijk zeggen" zegt hij "Het is een sympathieke musical, maar geen klapper." "Komt het vol in Carré?" vraag ik nog. "Ik denk het niet. Vol wordt het als de trambestuurders er heen willen, maar die gaan hier niet heen." Het is me duidelijk, de man is volstrekt eerlijk en zegt wat hij vindt. Ik kan van zijn oordeel aan.

Die avond in Scheveningen is verder in een roes verlopen. Veel champagne en ik kan niet tegen champagne. Dronken, ongelukkig en beladen met boeketten stond ik diep in de nacht in de lift van het Kurhaus. De liftdeur ging weer open en nog een late gast kwam binnen. Ook met een arm vol bloemen, ook dronken. Hij had een vioolkist bij zich. Hij wankelde even toen de lift opsteeg, keek me aan en zei: 'Maestro!" Het was Yehudi Menuhin. Ik heb die nacht gehuild en overgegeven. En toch is het een leuke musical.

Video

Gerrie van der Klei zingt het lied 'De Scheveningse zee' uit de musical 'De zoon van Louis Davids'.


Terug naar Column Jacques Klöters