Canon:1685 - Faëton

Uit TheaterEncyclopedie
Ga naar: navigatie, zoeken
NB: De onderstaande tabel is alleen zichtbaar voor beheerders van de TE en dient voor het semantisch vastleggen van een op deze pagina betrekking hebbende "Gebeurtenis" (plus bijbehorende info) op een "Tijdlijn"; de gebeurtenis en bijbehorende informatie kan zo (o.a.) weergegeven worden in de "slides" van een tijdlijn.



Gebeurtenis
Titel: Faëton
Afbeelding: media:Coulissendecor De rotsen en de woelende zee met scène uit Faeton of reuckloze stoutheit door S. Fokke naar W. Writs 71223.jpg
Datum: 1685-02-19
Beschrijving: Visuele en auditieve aspecten rond zeventiende eeuwse treurspelen.
Tijdlijn(en): Tijdlijn Opera
Perso(o)n(en): Joost van den Vondel, Govert Bidloo
Productie(s):
Gezelschap(pen):
Theater(s): Amsterdamse Schouwburg (1664-1772)

Faëton (1685) – Visuele en auditieve aspecten rond zeventiende-eeuwse treurspelen

Coulissendecor "De rotsen en de woelende zee" met scène uit Faeton of reuckloze stoutheit door S. Fokke naar W. Writs

Vijfde bedrijf, Faëton of reuckeloze stoutheit (1663):

Eerst hangt, en twijfelt of zij vallen wil of niet.
Hij plompt in d’Eridiaan, van zulk een slag gebroken:
Die spoelt den rook af van zijn aanzicht, onder ’t smoken.
De Watergodheên van Hesperie, begaan
Met hem, begraven ’t lijk. De moeder ziet het aan,
Zij leven ’t grafschrift, fluks gehouwen op den marmer.
Hier rust de voerman van zijns vader rijke zon.
Itaalje is ’t kerkhof van den stouten Faëton. [1]

Uit deze claus, georeerd door de Faam, is te lezen hoe Faëton zijn vlucht in de Zonnewagen met de dood moest bekopen. Op de gravure is de val van Faëton in het coulissendecor “De rotsen en de woelige zee” te zien.[2] Op de voorgrond staan Iris en Mercurius, die lijdzaam toekijken hoe Faëton met de zonnewagen in de rivier de Po valt.[3] De val van Faëton is in diverse kunstvormen een veel vastgelegd tafereel, maar bij het zien van de bovenstaande gravure rijst de vraag hoe dit noodlot op de bühne werd getoond.

Faëton en Govert Bidloo (1649-1713)

De titel van de opera Faëton is een reductie van Faëton of reuckeloze stoutheit (1663), een treurspel van Joost van den Vondel (1587-1679).[4] Vondel heeft dit werk zelf nooit op het toneel mogen aanschouwen. Meer dan twintig jaar na zijn dood werd het muzikale drama onder leiding van Govert Bidloo voor het eerst aan het publiek getoond.

De Amsterdammer Govert Bidloo schreef tal van gedichten, toneelstukken, zinne-, blij- en voorspelen. Naast zijn werk als dichter was Bidloo ook geneesheer en schouwburgregent.[5] Bidloo gaf aan hoe opera ‘moest zijn’: “een Voorgaand Maatgespeel en tussenmaten der speeltuigen.”[6] Het voorgaand maatgespeel duidt hierbij op de ouverture; de tussenmaten der speeltuigen op de instrumentale tussenspelen. Door het feit dat Bidloo hier een zekere formule voor opera uitsprak, kwalificeerde D.F. Scheurleer hem hier als een Richard Wagner avant la lettre.[7]

Theater en opera stond in het zeventiende-eeuwse Nederland onder strenge controle van de kerkraad. Faëton of reuckeloze stoutheit is een niet-Bijbelse tragedie en kon dus van meet af aan op bezwaar rekenen. Italiaanse of Franse opera’s werden herhaaldelijk opgevoerd, zij het met origineel libretto of in de eigen landstaal. Bekende dichters die in het Nederlands schreven waren onder andere Dirk Buysero en Bidloo.[8] Hun libretto’s hadden hierbij enkel een muzikale pendant nodig om onder de noemer muziektheater te worden geschaard.

Van treurspel tot muziekdramatisch vertoon

Faëton of reuckeloze stoutheit is een stuk in vijf bedrijven, geënt op de Metamorphoses van Publius Ovidius Naso.[9] Vondel schreef zelf het volgende over zijn werk:

"Niemand zal hierom denken dat ik, met Faëton ten treurtonele te voeren, het Heidendom weder wil invoeren, neen geenszins; maar alleen, tot verbeteringe der zeden, toneelwijs ontvouwen deze schone fabel, bij Ovidius heldendichtswijs, overheerlijk en leerlijk, inzonderheid ten spiegel van reukeloze stouten, uitgebreid."[10]

Vondel geeft hier te kennen dat zijn treurspel aan enige kritiek onderhevig was en hint hier op canonieke censuur. Naast de kritiek vanuit de kerkelijke macht schortte Vondels versie volgens Bidloo aan de toen moderne classicistische (Franse) kenmerken en Italiaanse vormgeving.[11] Bidloo voegde aan de originele tekst weinig veranderingen toe; wel voegde hij een Voorspel toe dat verdeeld werd in vier delen, respectievelijk Nacht, Zorg en Arbeid, Wakkerheid en het zingen van de rei, en de dans van Aurora.[12] Ook in het laatste bedrijf deed hij wat toevoegingen. Het spektakel zou geen noemenswaardig kijkspel opleveren zonder de toevoeging van diverse personages. Deze personages bestaan uit mythische figuren in de vorm van allegorieën.

Omdat Bidloo weinig aanpassingen aan het originele libretto deed, is het aannemelijk dat ook hij het thema schuld van grote waarde achtte. In het verhaal overlijdt Faëton en voor zijn vader Febus is er alle reden tot zelfverwijt. Vondel had zelf een zoon die overleed.[13] Zijn verstandhouding met zijn zoon was precair en de dood van zijn zoon bracht hem in verlegenheid. Bovendien leverde het hem financiële en mentale schade op.[14] Of er hier sprake is van een analogie met betrekking tot de dood van Vondels eigen zoon, is speculeren.[15] Volgens het Nieuwsblad van het Noorden is die stelling onmiskenbaar en had Vondel met Faëton of reuckeloze stoutheit een hoog en verheven doel op het oog: “[…] roekelooze stouten een spiegel voor te houden.”[16] Interessant is de kwestie of Bidloo eenzelfde situatie heeft meegemaakt of louter visuele en auditieve kansen in het treurspel zag.

Technische vooruitgang in de Amsterdamse Schouwburg

In de jaren 1664-1665 werd de Schouwburg van Amsterdam verbouwd. De schouwburg werd omgebouwd tot een machinetheater, waar een vernuftig systeem van katrollen en kabels allerlei machines door de lucht kon laten bewegen.[17] In Faëton was het hiermee mogelijk om de allegorische personages op wolken te laten verschijnen en verdwijnen. Bidloos versie van Faëton of reuckeloze stoutheit betrof geen statische tableaus, maar was juist op zoek naar enerverende scènes waarin zang, ballet, pantomime en het gebruik van deus ex machina’s het benodigde spektakel voltrok. Met het gebruik van deze visuele én auditieve elementen moet de première van Faëton op 19 februari 1685 een waar schouwspel zijn geweest.

Na 1687 gingen stukken van het kaliber ‘kunst- en vliegwerkspelen’ tot het vaste repertoire van de schouwburg behoren. Na de conflictsituatie tussen de schouwburg en Bidloo werd er echter een aantal jaren geen operastukken meer vertoond.[18]

Dit is één van de teksten binnen de Tijdlijn Opera, geschreven door Rudolf van Schaik. De complete tijdlijn is te vinden op de pagina Tijdlijn Opera.

Bronnen

  1. Albert Verwey, Vondel. Volledige dichtwerken en oorspronkelijke proza (Amsterdam: H.J.W. Becht, 1986), 529.
  2. “Coulissendecor "De rotsen en de woelende zee" met scène uit Faeton of reuckloze stoutheit door S. Fokke naar W. Writs,” Allard Pierson, geraadpleegd op 30 augustus 2021, link.
  3. Karel Porteman en Mieke B. Smits-Veldt, Een nieuw vaderland voor de muzen. Geschiedenis van de Nederlandse literatuur 1560-1700 (Amsterdam: Bert Bakker, 2016), 717.
  4. Albert Verwey, Vondel. Volledige dichtwerken en oorspronkelijke proza (Amsterdam: H.J.W. Becht, 1986), 516.
  5. S.A.M. Bottenheim, De opera in Nederland (Leiden: Martinus Nijhoff, 1983), 22.
  6. Ibid., 23
  7. D.F. Scheurleer, Het Muziekleven te Amsterdam in de zeventiende eeuw (’s-Gravenhage: Nijhoff, 1901), 27.
  8. S.A.M. Bottenheim, De opera in Nederland (Leiden: Martinus Nijhoff, 1983), 19.
  9. R.A. Rasch, “Onder regie van Govard Bidloo wordt Vondels Faëton opgevoerd als een muziekdramatische show. Toneel en muziek aan het eind van de zeventiende eeuw,” Een theatergeschiedenis der Nederlanden. Tien eeuwen drama en theater in Nederland en Vlaanderen, redactie onder Rob L. Erenstein (Amsterdam: Amsterdam University Press, 1996), 275.
  10. Albert Verwey, Vondel. Volledige dichtwerken en oorspronkelijke proza (Amsterdam: H.J.W. Becht, 1986), 516.
  11. R.A. Rasch, “Onder regie van Govard Bidloo wordt Vondels Faëton opgevoerd als een muziekdramatische show. Toneel en muziek aan het eind van de zeventiende eeuw,” Een theatergeschiedenis der Nederlanden. Tien eeuwen drama en theater in Nederland en Vlaanderen, redactie onder Rob L. Erenstein (Amsterdam: Amsterdam University Press, 1996), 275.
  12. Ibid., 276
  13. Geeraerdt Brandt, Het leven van Joost van den Vondel (Amsterdam: Querido, 1986), 63.
  14. L.V. Ollefen, Het leven van Joost van den Vondel (Amsterdam: J.B. Elwe, 1783), 147.
  15. W.A.P. Smit, Van Pasha tot Noah. Deel 3: Een Verkening van Vondels Drama's Naar Continuïteit en Ontwikkeling in Hun Grondmotief en Structuur (Zwolle: N.V. Uitgevers-Maatschappij, W.E.J. Tjeenk, 1962), 340.
  16. “Het Tooneelabonnement der Volksuniversiteit”, Nieuwsblad van het Noorden, donderdag 16-09-1937, 3.
  17. R.A. Rasch, “Onder regie van Govard Bidloo wordt Vondels Faëton opgevoerd als een muziekdramatische show. Toneel en muziek aan het eind van de zeventiende eeuw,” Een theatergeschiedenis der Nederlanden. Tien eeuwen drama en theater in Nederland en Vlaanderen, redactie onder Rob L. Erenstein (Amsterdam: Amsterdam University Press, 1996), 276.
  18. Ibid., 277