Wet DBA

Uit TheaterEncyclopedie
Ga naar: navigatie, zoeken

De Wet DBA (Deregulering Beoordeling Arbeidsrelaties) werd in 2016 onder kabinet Rutte-II bekrachtigd en moet voorkomen dat zzp'ers schijnzelfstandig zijn en dus feitelijk in loondienst werken. Bij deze bekrachtiging verviel de door de Belastingdienst uitgegeven VAR-verklaring. Hierdoor bepaalde niet de Belastingdienst, maar de opdrachtgevers en -nemers zelf wat voor arbeidscontract juridisch gezien het beste past bij een takenpakket. Opzettelijk verkeerde inschattingen zouden financiële risico’s met zich meebrengen in de vorm van naheffingen en sancties. Omdat de Belastingdienst lange tijd geen controles uitvoerde, werd de wet slechts beperkt nageleefd.

De Tweede kamer besloot eind 2024 dat werkgevers genoeg tijd hadden gehad om te wennen. Vanaf 1 januari 2025 zou het aantal controles toenemen en konden naheffingen worden doorberekend aan werkgevers. Vanaf 1 januari 2026 zouden er boetes uitgedeeld kunnen worden. Freelancers lopen daarbij het risico om belastingvoordelen, zoals de zelfstandigenaftrek, te verliezen en terug te moeten betalen.

Bij het beoordelen van schijnzelfstandigheid let de Belastingdienst op de mate waarin een zzp'er zelfstandig werkt. bepaalt de zzp'er bijvoorbeeld zelf zijn werktijden en werkwijze en ontvangt deze een stevig uur- of opdrachttarief zonder doorbetaling bij ziekte? Een ondernemer mag ook niet te zeer ingebed zijn in de organisatie. Het moet een tijdelijke opdracht zijn, waarvoor specialistische kennis is vereist en er een ondernemersrisico moet zijn. De zzp'er moet zich bovendien profileren als een ondernemer en werken aan een concreet resultaat.

Situatie in het theaterveld

Theaterjaarboek 2024-2025 Schijnzelfstandigheid.jpg

Er zijn anno 2025 verschillende grote rechtszaken geweest die context geven bij de uitvoering van deze wet. Over de bezorgersfunctie van Deliveroo oordeelde de Hoge Raad dat deze ten onrechte als freelanceopdracht werd aangeboden. De taxichauffeurs van Uber werken daarentegen in een grijs gebied, waarin het afhankelijk is van de ondernemendheid van de medewerker: volgens de Hoge Raad mag een ondernemende chauffeur als freelancer werken, maar een chauffeur die vrijwel exclusief voor Uber werkt, is een schijnzelfstandige.

Voor het Theaterjaarboek 2024/2025 schreef Rosalie Fleuren een artikel (De stille transformatie. Moet iedereen straks in loondienst?) over de invloed die deze gebeurtenissen hebben op het theaterveld. Ze sprak daarvoor onder meer met Peter van den Bunder van de Kunstenbond. Hij verklaart dat in 2016, toen de wet DBA werd geïntroduceerd, veel culturele instellingen nog aan het bijkomen waren van de forse bezuinigingen op cultuur en daardoor veel loondienstcontracten juist omzetten in freelanceovereenkomsten. Nu zie je freelancevacatures weer afnemen.

Volgens Van den Bunder zijn de criteria vaak redelijk duidelijk: "De marketingmedewerker bijvoorbeeld, die jaar in jaar uit op freelancebasis de vaste huisstijl uitvoert en rapporteert aan het bestuur. Hoe logisch is dat? Niets weerhoud je ervan om in loondienst te werken." Het ligt volgens hem wel aan de grootte van de organisatie: "Een kunstenaar die zelf een stuk schrijft, of in de eigen stichting produceert, zal dat eerder als zelfstandige doen. Dat geldt ook voor een componist die de muziek bij je stuk maakt. Maar hoe groter de organisatie, hoe sneller sprake zal zijn van een dienstverband." In zijn ogen heeft er in 2025 een marktverandering plaatsgevonden, waarin duidelijker lijkt te worden welke klussen zich voor een opdracht lenen en welke voor een arbeidsovereenkomst. Ook uitzendkrachten en vrijwilligers zijn alternatieve opties om bepaalde klussen op te pakken.
Naar zijn idee zal de Belastingdienst de komende tijd vooral een coachende rol op zich nemen en kijken naar de praktijk. "De overheid is er niet op uit om zoveel mogelijk organisaties in een faillissement te storten. De Tweede Kamer wil een zachte landing bij de aanpak schijnzelfstandigheid."

Weerstand

Uit het artikel van Fleuren blijkt dat niet iedereen binnen het theaterveld zit te wachten op een dienstverband. Zo maakte Elisia da Silva Martins Peças, zakelijk leider van Stichting SoulCypher en Stichting BackBone, twee jaar geleden bewust de overstap naar het werken als freelancer: "Ik had de behoefte aan vrijheid om in te springen en te werken zoals ik dat wil. In loondienst voelde ik dat ik niet zomaar even weg kon, of een andere opdracht aannemen. Mijn gezin maakte die behoefte nog groter. Nu vrees ik dat ik binnenkort toch weer in loondienst moet."

Kleine stichtingen als BackBone lopen, zo blijkt, soms aan tegen de onbekendheid over wat de wet DBA precies inhoudt. Via kennissessies raakte Da Silva Martins Peças geïnspireerd om een dossier op te bouwen dat ze, indien nodig, aan de Belastingdienst kan voorleggen. In de praktijk doorloopt ze met nieuwe medewerkers een checklist waaruit kan worden vastgesteld of diegene voldoende zelfstandig aan de slag kan gaan. "Voor ons is eerlijk gezegd de conclusie dat we veel mensen op den duur in dienst gaan nemen. Met name uitvoerenden, zoals productieleiders en dansers, waarschuw ik vast dat ze uiteindelijk een kortlopend loondienstcontract gaan krijgen. Over technici maak ik me zorgen. Ik denk niet dat die in loondienst willen, maar dat eigenlijk wel moeten." Het risico om toch op zzp-basis door te blijven werken, is immers ook risicovol, zeker voor kleinere organisaties bij wie weinig te halen is en die gesubsidieerd worden.

Grijze gebieden en dilemma's

Zakelijk leider Josine Gilissen, directeur/bestuurder van Stichting Bosse Nova en Theaterfestival Boulevard, wijst er in gesprek met Fleuren op dat de schrik in de sector ook wel onterecht is. "Die wet bestaat natuurlijk al jaren. We wisten dit, toch hebben we het ingericht alsof er geen wet was. Ook doordat er geen handhaving was. Nu moeten we die inrichting weer omgooien naar hoe het van begin af aan al had moeten zijn."

Ook Gilissen gebruikt checklists en staat vaker stil bij de mensen die ze in huis haalt. Werkgevers moeten volgens haar vooral dat bewustzijn over hoe je met mensen of diensten omgaat beter krijgen. Het kan dan voorkomen dat de invulling van een functie moet worden aangepast aan het gewenste arbeidscontract. Kleinere organisaties doen er volgens haar goed aan om zichzelf in ieder geval goed te informeren, terwijl organisaties die al iets verder zijn wellicht een loonadministratie kunnen opzetten.

Toch zijn er ook veel grijze gebieden, erkent Gilissen. "De Belastingdienst heeft me eens gezegd dat ze met een holistische blik naar de criteria kijken – het totaalpakket, niet één criterium. Je kunt de opdrachtomschrijving dus nog wat tweaken: wil ik een tekstschrijfspecialist, of iemand die kan schrijven en de marketingafdeling komt versterken? Zolang bepaalde specialistische kennis nog niet aanwezig is in de organisatie, kun je daar gerust een zzp’er voor inschakelen. Daarna moet je loondienst aanbieden."

Gilissen is al heel wat dilemma’s tegengekomen, bijvoorbeeld bij een cultuureducatieorganisatie die volledig op zzp'ers draaide, maar waar toch echt een loondienstadministratie opgezet moest worden voor bepaalde functies. "Soms hebben we twee of drie zzp-functies samengenomen in één loondienstfunctie. De docenten waren lastig: ze werden als specialist ingevlogen, waren maar een paar uur per week aan het werk, maar al langdurig bij de organisatie betrokken. We hebben hun functie anders ingericht om het meer op zzp te laten lijken: geen wekelijkse vergadering, uitjes en kerstgeschenken meer." Het gevolg is dat het lastiger is om een gevoel van gezamenlijkheid te creëren en mensen aan je te binden, maar daar zijn andere oplossingen voor te bedenken.

Vooral bij acteurs en technici verwacht Gilissen de grootste veranderingen: "Technici worden misschien wel voor een driemaandelijkse tournee ingevlogen, maar kunnen niet hun eigen uren bepalen. Ze worden aangestuurd door het hoofd techniek of productie en kunnen ook niet zomaar een vervanger sturen. Dat geldt nog sterker voor acteurs. Of denk aan musici in een orkest. De hiërarchie is daar heel helder. Bij Het Filiaal Theatermakers in Utrecht, waar ik een paar jaar geleden zat, zijn we dat gaan handhaven: acteurs moeten in loondienst. Het lukte niet altijd, maar we zijn vrij streng geweest."

Om dit goed werkbaar te maken, is inventiviteit van het veld nodig: "Misschien gaan ensembles onderling acteurs in dienst uitwisselen. Of maken we één stal of basisplek waar alle acteurs onder vallen, waar je ze op uitzendbasis kan inhuren. Of iets als het kunstenaarsstatuut in België. Maar het gaat denk ik eindeloos duren voor iedereen daar is. We moeten onszelf niet wijsmaken dat we dit binnen no-time geregeld hebben met zijn allen."

Gilissen benadrukt ten slotte dat ze de waarheid ook niet pacht heeft: "Ik weet het niet, wat de belastingdienst vindt. Wat ik zelf doe en iedereen aanraad, is jezelf goed inlezen. Weet hoe het zit en beschrijf goed welke keuzes je maakt en waarom. Bouw een dossier op. Zo ben je in elk geval voorbereid op een gesprek met de Belastingdienst. Ik hoop tenminste dat ze eerst met je in gesprek gaan voor ze je beboeten."