Tijdlijn Enschede's Vrije Toneel: 1906 – De zaak Heijermans

Uit TheaterEncyclopedie
Ga naar: navigatie, zoeken

In 1907 komt de grote toneelschrijver Herman Heijermans speciaal voor de Sosiealistiese Toneelvereniging naar Twente. Als getuige in hun strafzaak.

Aankondiging Tubantia

Op 10 november 1906 voert de Sosiealistiese Toneelvereniging  Allerzielen van Heijermans op in de zaal van de Groote Sociëteit (tegenwoordig de Kleine Willem) in Enschede. Hoofdpersoon van het stuk is pastoor Nansen, die onderdak verleent aan de hoogzwangere, maar ongetrouwde Rita. “Naast het geloof moet het gevoel voor zijn medemensch, ongeacht diens gezindtheid of overtuiging op de allereerste plaats staan. Niets kan Nansen ervan terughouden zijn menschlievende daad geheel ten einde te brengen. Hij blijft, hoewel van zijn functie ontheven, doch ongebroken in de door hem voorgestane principes, alleen achter.”[1]

Als de Sosiealistiese Tooneelvereeniging de generale repetitie houdt, komt mede-oprichter Henk van Hummel met een telegram. In dit telegram laat Adriaan van der Horst, directeur van de Nederlandsche Tooneelvereeniging uit Amsterdam, weten de voorstelling te verbieden. Zijn toneelgroep heeft namelijk als enige het opvoeringsrecht voor Allerzielen gekregen van schrijver Heijermans. De Sosiealistiese Tooneelvereeniging is niet onder de indruk en treedt toch op. Omdat de belangstelling groot is komt er zelfs een extra voorstelling in Enschede. Ook in Hengelo en Stad Almelo zijn de zalen ‘propvol’. Van der Horst laat het er echter niet bij zitten. Hij doet aangifte bij de politie.[2]

Het is niet de enige aanvaring met het gezag. De opvoering van Allerzielen die de vereniging voor 8 december 1906 had gepland in een lokaal in de toenmalige gemeente Ambt Almelo wordt verboden door burgemeester Petrus Doorn. Het stuk heeft namelijk al eerder geleid tot heftige protesten van de katholieke kerk. Bij de opvoering door de Nederlandsche Tooneelvereeniging in 1905 noemen twee pastoors uit Enschede het stuk in een ingezonden brief ‘allergrievendst’ en ‘allerpijnlijkst’ voor de katholieken.[3]

Voor de inbreuk op het auteursrecht moeten de zeven toneelspelers zich uiteindelijk allemaal in de rechtbank in Almelo verantwoorden bij de strafrechter. Van der Horst vertelt daar dat de opvoering van het stuk door de Sosiealistiese Tooneelvereeniging hem artistieke en financiële schade heeft berokkend. Financieel, omdat bij een volgende opvoering van Allerzielen door de Nederlandsche Tooneelvereeniging ‘de goedkopere rangen’ minder goed bezet zullen zijn. De artistieke schade ontstaat omdat door het slechte toneelspel ‘van dilettanten’ stukken ‘in diskrediet’ komen.[2]

Regisseur Van Ollefen vertelt bij de rechtbank dat de Sosiealistiese Tooneelvereeniging deze stukken juist ‘onder het volk’ wil brengen door een lage entreeprijs te vragen. De advocaat van de vereniging voegt daaraan toe dat mensen die normaal ‘een daalder’ betalen voor een toneelkaartje, niet bij voorstellingen komen die maar veertig cent kosten. In de rechtszaal wordt het niet besproken, maar het socialistische blad Recht door Zee heeft wel een antwoord op de stelling over de artistieke schade. De verslaggever ziet bij de opvoering dat er zo goed wordt gespeeld ‘als we het nog weinig van dilettanten zagen’.[4]

Herman Heijermans

De advocaat van de spelers betoogt dat de Nederlandsche Tooneelvereeniging de rechten niet daadwerkelijk had gekregen. De enige die daarover iets kan vertellen, is Herman Heijermans zelf. Op een volgende zitting wordt hij daarom als getuige gehoord. Dat is het moment dat de leden van EVT de beroemde auteur in levenden lijve kunnen ontmoeten, maar zij kiezen ervoor niet te komen. Heijermans kan hun ook weinig soelaas bieden. Hij bevestigt het opvoeringsrecht tot 1908 aan de Nederlandsche Tooneelvereeniging te hebben overgedragen.[2]

De rechtbank veroordeelt de spelers ieder tot een boete van acht gulden, te vergelijken met ongeveer honderd euro nu. Een beroep bij het gerechtshof en zelfs de Hoge Raad kan hen niet baten. Op oudejaarsdag 1907 wordt een opvoering van Nora van Henrik Ibsen georganiseerd om de proceskosten te dekken. Er komen 200 bezoekers: ‘jammer dat de opkomst niet groter was’.[5]

De zaak heeft het enthousiasme van de Sosiealistiese Tooneelvereeniging voor Allerzielen niet doen bekoelen. Voor de oorlog wordt het zo’n twintig keer opgevoerd, ook bij het 35-jarig bestaan in 1937. De voorstellingen worden steeds druk bezocht en goed besproken. In 1949 voert EVT het stuk voor het laatst op, als een eerbetoon ter gelegenheid van de 25e sterfdag van Herman Heijermans.

Zie de pagina van het Enschede's Vrije Toneel voor een overzicht van de andere blogs.

Bronnen

Deze blog is afkomstig van de website van Enschede's Vrije Toneel

  1. Enschede’s Vrije Toneel, Programma ter gelegenheid van de Heijermansherdenking, 8 oktober 1949
  2. 2,0 2,1 2,2 Verslag rechtbank Almelo, Historisch Centrum Overijssel
  3. Tubantia, 25 maart 1905
  4. Recht door Zee, 22 december 1906
  5. Recht door Zee, 4 januari 1908