Sonia Gaskell: Biografie - Palestina

Uit TheaterEncyclopedie
Ga naar: navigatie, zoeken

Logo eenlevenlangtheater2.jpg

Sonia Gaskell, 1965. Fotograaf onbekend

Eenlevenlangtheater Sonia Gaskell:


Palestina

Selig Rifkind, leider van de zionistische groep. Herkomst: Privécollectie.

De antisemitische maatregelen en de vijandigheden van de Russen beu, sloot Sonia Gaskell zich in 1919 aan bij een groep joden die naar Palestina wilde vluchten. De groep werd geleid door Selig Rifkind, die Sonia dan waarschijnlijk al een paar jaar kent.

Selig werd in 1900 in Bachmut geboren. Hij was lid van een zionistische jeugdgroep en hij ging naar de landbouwschool in Charkov. Omdat hij bij een revolutionaire-zionistische groep aangesloten was, werd hij veroordeeld tot een gevangenisstraf. Hij wist echter te ontsnappen en werkte met joodse jeugd uit Oost-Europa die als vluchtelingen naar Rusland waren gekomen. Het zou best kunnen dat hij Sonia langs deze weg heeft leren kennen. De jongeren raakten met elkaar bevriend en besloten gezamenlijk naar Palestina te gaan. Het was echter verboden om de grens over te steken. Het plan was daarom om illegaal via de Kaukasus in Palestina te geraken. De groep nam de trein naar Wladikavkás om vandaaruit te proberen de Kaukasus over te steken. In zijn autobiografie beschrijft Immanuel Velikovsky hoe hij in Wladivaskás aankomt en daar deze groep tegenkomt: "Zij noemen zich Hapoel badereh, of 'werkers op weg' . Zij slapen in grote slaapzalen, zij leven, koken en eten en spraken over het Land van Israel en zongen Hebreeuwse liederen."

Selig Rifkind. Herkomst: Privécollectie.

Het was een zware winter met veel sneeuw en de eerste vluchtpoging mislukt jammerlijk. Nadat in 1918 de Litouwse staat werd uitgeroepen, werd het op een gegeven moment toegestaan voor mensen uit Litouwen om terug te keren. Dit gegeven bleek de uitkomst te zijn voor de groep van Selig. In zijn gedenkboek staat beschreven hoe in de groep slechts één iemand afkomstig was uit Litouwen: Sonia Gaskell. Ze gingen naar de Litouwse ambassade in Moskou en Sonia heeft de ambassadeur (de dichter Jurgis Baltrušaitis) ervan kunnen overtuigen dat de hele groep afkomstig was uit Litouwen. Daarmee heeft zij voor iedereen exit-permits kunnen krijgen. Later zou ze het plan opvatten een verslag van de vlucht op schrift te stellen. Dat is maar zeer beperkt gebeurd, maar juist deze passage heeft zij wel genoteerd:

"De deur ging open. In de vensterbank zat een silhouet. Het hoofd scheef, de handen vastgeklemd aan de rand van de tafel, leek de man verstard in de vlucht. Als opgejaagd door een onzichtbare zweep, doorvorste hij de kamer die zich met mensen vulde. Een verschrikkelijke zekerheid, die hij niet meer af kon wenden. Hij sprong op. Zijn handen gesticuleerden als verbitterde klankloze woorden. Zijn ogen drukten de doodsangst uit van een wezen dat ondanks zichzelf is opgezadeld met een verantwoordelijkheid waar hij voor terugdeinst, maar waar hij zich niet aan kan onttrekken, vanwege de dromen, de beden en de hoop waarmee al die vreemdelingen hem benaderden... Hij verplaatste zich met sprongen en maakte bruuske gebaren, opende het raam en schreeuwde woorden alsof hij ze vleugels wilde geven: "Kijk daar, dat is de Kaukasus. U kunt er heen. U kunt er zelfs appels plukken. Ze hebben ze aan de bomen laten hangen. Er zijn geen treinen meer om ze te vervoeren en Rusland heeft geen rijken meer om er van te genieten!" Met een sprong wendde hij zich weer tot de groep en gaf een duw tegen het raam: "De schildwachten van het rode leger gluren het hele gebied af. Tot aan de andere helling patrouilleren ze langs de wegen, controleren ze de paden, onderzoeken ze de rotsen". Hij keek naar boven, gaf een teken aan zijn zwijgende bezoekers om dichterbij te komen en fluisterde: "Hebt u opgemerkt dat de echte Kaukasiërs altijd lange boernoes dragen, lange zwarte capes die hun hele lichaam tot op de grond omhullen? Ze glijden daarin voort als schimmen. 's Nachts mengen zij zich onzichtbaar tussen de schaduwen van de bergen en de maan. In de winter wordt de boernoes wit als sneeuw en dient hij de Kaukasiër als compagnon temidden van de wolkenflarden die hem aan het oog van de wereld onttrekken". Zijn gefluister was nog maar nauwelijks hoorbaar: "Binnenkort zullen de koude nachten de soldaten naar hun vuren jagen en zal de langdurige duisternis de bergen in vrede hullen. Een vrede vol gevaren nog altijd. Maar men zou het kunnen proberen. Gekleed in grijs en zwart, teruggebracht tot minder dan schimmen, geleid door vertrouwde mannen, kunt u proberen er door te komen". Onrust versluierde zijn woorden tot een zacht gemurmel voor zichzelf: "Vertrouwde mannen, geboren in dit land, ik heb ze gekend...". Met een schok wendde hij zich weer tot de groep alsof die hem in zijn gemartelde voorstellingsvermogen zou moeten redden uit zijn onzekerheid en schreeuwde: "Maar zeg me eens, wie zijn de ouders, de gezinshoofden, de vrienden die al deze kinderen afsturen op zulke ongekende gevaren?" Oesiéli, zijn huid nog slapper en geler dan ooit, kwam naar voren, zijn lichaam bijna bezwijkend onder de verantwoordelijkheid van de oudste: "U spreekt van ouders, maar die ouders zijn uitgejouwd, vernederd, door de maatschappij in de ban gedaan. De vaders zijn opgejaagd, de vrienden beladen met wantrouwen. Voor de jongeren betekent het aanhangen van de één, het verraden van de ander. Op de vlucht voor deze keus vol haat, zijn deze kinderen, hier, deze kinderen, meesters over hun eigen lot. Ze zijn op reis gegaan op zoek naar liefde, vriendschap, gerechtigheid en broederschap in het vertrouwen...". Zijn ogen, geslagen door eeuwen angst en vernedering, leken vervuld van een eindeloze droefheid, geen wraakzucht, geen bitterheid: "... dit zijn gewone woorden, maar hoe moeilijk zijn ze in de werkelijkheid toe te passen? Hier is dat niet mogelijk. Niet voor ons. Wij behoren tot de grote familie van verslagenen, de aarde is bezaaid met onze doden. Een betere samenleving vinden, dat is het doel van iedere revolutie, ook de onze, die een vreedzame zal zijn. Het vertrouwen terugvinden, vrede bij iedere actie, het voltooien van vrijgekozen plichten; en ook, het terugvinden van de liefde, de liefde voor zijn naaste, voor zichzelf, voor de hele schepping. Daarom zijn we hier, dáárvoor"." (bron: Manuscript van Sonia Gaskell, Privécollectie)

Ze kregen de vereiste papieren en met de vervalste paspoorten zijn ze op weg gegaan. De reis werd in etappes gemaakt. In Smolensk en Jarzewo hebben ze bijvoorbeeld hout gezaagd en water gedragen om in hun levensonderhoud te voorzien. Eenmaal in Litouwen zijn zij waarschijnlijk naar Kovna gegaan. De plek waar volgens Amalia Adar, de stiefdochter van Rifkind, veel van de groepen die naar Palestina wilden bij elkaar kwamen om te wachten tot ze met de trein en de boot naar Palestina konden gaan. Al met al heeft de tocht naar Litouwen en het wachten een jaar geduurd. Op het treinstation op weg naar Palestina zijn al Sonia’s bezittingen gestolen, waaronder haar eindexamendiploma uit Bachmut.

De groep zionisten, o.l.v. Selig Rifkind (links, zittend op stoel), leider van de zionistisch groep Ha Poal BaDerech. Tweede van rechts, zittend met witte kraag: Sonia Gaskell. Fotograaf onbekend, z.j. De foto is waarschijnlijk gemaakt in Kovna, Litouwen, waarvandaan groepen zionisten naar Palestina vertrokken. Archief Ein Harod Meuchad, Israël

Selig Rifkind kwam in 1921 in Palestina. Het is zeer waarschijnlijk dat Sonia tegelijkertijd aankwam. Wat Selig precies deed en waar hij woonde is bekend, van Sonia is echter uit deze tijd niets terug te vinden. Zelf heeft ze altijd verteld dat zij in de kibboets Ein Harod heeft gewoond. Ook volgens Ida, haar zus, woonde ze in Palestina in de kibboets Ein Harod waar ze 'onmenselijk hard' gewerkt hebben. "Ze moesten moerassen droogleggen, wegen aanleggen, een begraafplaats bouwen en dat allemaal in absoluut vreselijke omstandigheden waarbij ook nog kwam dat het haast allemaal intellectuelen waren met een grote hoeveelheid linkerhanden...". De foto van de groep zionisten uit het archief van Ein Harod (zie hierboven) bewijst dat Sonia Gaskell inderdaad in deze kibboets gewoond en gewerkt heeft.

Kibboets Ein Harod, Israel. Fotograaf onbekend, ca.1921. Collectie Archief Ein Harod, Israel.

Selig ging echter pas in 1935 in Ein Harod wonen. Eerst woonde hij in Migdal en vervolgens in Kibboets Deganya. Blijkbaar ging men vaak eerst naar Migdal en werd men van daaruit naar andere plaatsen gestuurd waaronder Tel Yosef, een kibboets die net naast de kibboets Ein Harod ligt. Deze kibboets is in 1921 tegelijk met Ein Harod als werkkamp van de Gedud ha-avoda (Werk legioen) opgericht. Volgens de archivarissen van Tel Yosef en Ein Harod is hier niets over Sonia bekend. De beschrijving van zus Ida over de werkzaamheden die Sonia zou hebben verricht, komen overeen met wat de leden van Gedud ha-avoda geacht waren te doen: het droogleggen van de met malaria geteisterde moerassen was hun voornaamste bezigheid. Gedud ha-avoda was een zionisitsche-socialistische beweging die in 1920 is opgericht. De belangrijkste doelen waren, werk, vestiging en verdediging. In 1923 was er een splitsing binnen de groep. De linker afsplitsing wilde zich vooral richten op het socialisme, terwijl de rechterkant zich meer toelegde op het zionisme. Vanaf dat moment gingen de kibboetsen Ein Harod en Tel Yosef uit elkaar.

Abraham Goldensen, eerste echtgenoot van Sonia Gaskell. Fotograaf onbekend, ca. 1923. Collectie TIN.

Sonia heeft altijd gezegd dat zij in de kibboets Ein harod haar man Abraham Solomon Goldenson, filosoof en wiskundige, heeft leren kennen. Ze trouwden in 1923. Maar ook over Goldenson is ook geen spoor terug te vinden. Hij staat niet op de lijst van leden van Gedud ha-avoda, noch op de lijsten van leden van de kibboets Ein Harod of Tel Yosef. Volgens de stiefdochter van Selig Rifkind is het zeker dat Sonia haar draai niet echt kon vinden in Palestina. Ze kon het harde werken, 'met haar handen in het zand', zoals zij zelf later zei, niet aan en zij miste de kunst en cultuur van het stadsleven. Goldenson en zij verlieten, waarschijnlijk rond 1923, Palestina en gingen als tussendeks passagier per vrachtschip naar Marseille om vervolgens door te reizen naar Parijs. In 1936 zouden Sonia en Goldenson scheiden.

De band die Sonia met Selig Rifkind had, bleef altijd zeer hecht. Volgens Amalia sprak Rifkind altijd heel liefdevol over Sonia. Hij had een foto van haar, gemaakt door de Franse fotograaf Alban, met daarop een opschrift van Sonia in het Russisch: Voor Svendja, met mijn oneindige liefde, Sonia 8/12/31. Sinds 1955 reisde Sonia elke jaar naar Israël en daar bezocht ze altijd Selig Rifkind. In de jaren zestig bezochten Selig en zijn vrouw Chana Sonia in Amsterdam. Sinds 1954 was zij daar artistiek leider van het eerste gesubsidieerde nationale balletgezelschap, het Nederlands Ballet, dat in 1961 opging in Het Nationale Ballet. In haar reisverslag beschrijft Chana hoe Sonia’s huis een dag na een première bedolven is onder de bloemen.